Ze gaven niet op!
Een reeks Bijbelstudies waarin diverse personen uit het Oude- en Nieuwe Testament worden belicht en hoe nagegaan wordt wat het geheim was waarom zij hun wandel met God niet opgaven daar waar anderen dat wel deden.
De volgende bijbels personen bespreken we in deze reeks:
Nehemia, Sadrak, Mesach en Abednego, Mozes, Jozef en Kaleb
++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++
Algemene inleiding op de Bijbelstudiereeks: 'Ze gaven niet op!'
Waar het werkelijk om gaat in het leven van een gelovige, is niet zozeer de gebeurtenissen zelf die in ons leven voorkomen, maar ons antwoord op die gebeurtenissen. Niet het ‘waarom’, maar eerder het ‘waarvoor’. Het leven kan vaak onverklaarbaar zijn, gebeurtenissen doen vragen bij ons opkomen waarop we geen antwoord hebben of krijgen. Het: ’Vragend moet ik hier vaak gaan, Boven zal ik het eens verstaan’, is voor veel gelovigen niet voldoende en omdat ze alles willen verklaren en geen antwoord krijgen, haken ze soms af. Dat gebeurde in Bijbelse tijden maar ook nu. In Jezus’ tijd waren er ook discipelen die besloten zich terug te trekken en niet meer met Hem te wandelen (Joh.6:66). Hetzelfde zien we in de uitleg van de gelijkenis van de zaaier (Mark.4:13-20), de satan neemt het woord weg, ze komen ten val (vs.17) of het woord wordt verstikt (vs.19) en we zien in die gelijkenis dat er maar weinigen zijn die volharden en vrucht dragen. Ook in Paulus’ dagen deed het verschijnsel zich voor; Demas verliet Paulus omdat hij de tegenwoordige eeuw (of wereld) weer had lief gekregen (2Tim.4:9). Hymeneüs en Alexander hebben aangaande het geloof schipbreuk geleden (1Tim.1:19). En ook u zult zeker mensen kennen die, om een of andere oorzaak hun wandel met God hebben opgegeven. Veel negatieve voorbeelden zoals u kunt waarnemen, maar in deze studies willen we ons bezighouden met hen die wel hebben volhard in hun wandel met God en niet opgaven en we willen proberen te ontdekken wat hun ‘geheim’ was waardoor ze niet opgaven.
Wat hield Mozes gaande: de heerlijkheid van God! Wat hield Sadrak, Mesak en Abednego gaande: ze zagen uit naar de aanwezigheid van God! Wat hield Jozua gaande: de beloften van God! Wat hield Abraham gaande: de stad Gods! Wat hield Nehemia gaande: De grootheid van God! Wat hield Kaleb gaande: Hij zag op de beloning! Wat hield de Heer Jezus gaande: De vreugde die voor Hem lag! Elk van hen had een kenmerkend iets wat hen de kracht en de moed gaf om door te gaan. Wat hield Jozef gaande: ‘Zijn dromen!’ Als het moeilijk werd dan dacht Jozef aan zijn dromen en dan ‘verrees er voor zijn oog een heerlijk vergezicht’. Wat houdt mij, u gaande?
______________________________________________________________
Een les in Leiderschap
Nehemia
‘Er zijn in de hemel geen kroondragers die hier geen kruisdragers willen zijn!’ (Spurgeon)
Inleiding
Nehemia wordt niet vermeld in de lijst van ‘de grote wolk van getuigen’ in Hebreeën 11, maar het is vanzelfsprekend dat zijn leven, evenals dat van hen die wel in die lijst vermeld zijn, voor ons tot voorbeeld kan dienen. Opvallend is zijn grote betrokkenheid met het volk, wat blijkt uit: (1) zijn vaderlandsliefde (1:1-4; 2:3), (2) zijn gebedsleven (1:5-11; 4:4,5,9), (3) zijn geloof (2:20; 4:14), (4) zijn moed (4:20; 6:10-11), (5) zijn ijver (4:21-23; 6:3) (6) zijn leidinggevende capaciteiten (4:13-20), (7) zijn trouw aan het recht (13:11,17) en tenslotte (8) zijn ernst met zijn taak (5; 13:15-31). Hij was ‘maar’ een schenker maar heeft grootse daden verricht!
Tijdslijn (Zie profetie van Jeremia 25:12v.; 29:10v.)
608-605 Begin Babylonische invasie en wegvoering.
586 Val van Jeruzalem
539 Babylon valt, begin van Medisch-Perzisch rijk onder Cyrus.
538 Cyrus staat terugkeer toe. 50.000 joden vertrekken onder Zerubbabel.
458 Opwekking onder Ezra.
445 Nehemia geroepen, begin bouw van de muren.
Ben ik een kruisdrager?
‘Het huis van onze God willen wij niet aan zijn lot overlaten’
(Nehemia 10:39).
Het waren geen blijde berichten die Nehemia ontving over de situatie waarin Jeruzalem verkeerde, het brak zijn hart! (Neh.1:4). Als wij alle berichten moeten geloven die tot ons komen over situatie van de Gemeente van Christus in deze wereld dan zou het ook ons hart moeten breken. Niet alleen dat de Gemeente van Christus in een aantal landen wordt vervolgd (de satan als een brullende leeuw), maar ook dat de liberale theologie in veel kerken sedert veel jaren ingang heeft gekregen en haar slachtoffers heeft gemaakt (de satan als een engel van het licht) in onze West-Europese wereld. Dit kan leiden tot verschillende houdingen. Ten eerste is het mogelijk dat je nog maar weinig waardering kan opbrengen voor een kerk die zo in verval is geraakt. Dat gevaar bestond in de gemeente van Korinthe waar de apostel Paulus tegen de gelovigen zegt: ‘Of minacht u de gemeente van God?’ (1Kor.11:22). Ten tweede is het mogelijk dat zo’n situatie u moedeloos maakt en dat u zich aan de Gemeente onttrekt en op een afstand kijkt hoe het ‘schip’ ten onder dreigt te gaan. Maar er is ook een derde mogelijkheid, namelijk een navolger van Nehemia te worden en de handen uit de mouwen steken! Nehemia maakte zich zorgen over Jeruzalem en het zette hem aan tot daden.
Van Eli lezen we dat hij ‘zat op zijn stoel aan de kant van de weg in afwachting, want zijn hart was vol zorg over de ark Gods’ (1Sam.4:13). Wat je ook verder van hem kan zeggen, hij had zorg voor Gods huis, heeft u dat ook?
In de tweede brief aan de Korinthiërs beschrijft de apostel Paulus wat hij alles heeft moeten meemaken, ik citeer: ‘in moeiten veel vaker, in gevangenschap veel vaker, in slagen maar al te zeer, in doodsgevaren menigmaal. Van de Joden heb ik vijfmaal de veertig-min-één-slagen ontvangen, driemaal ben ik met de roede gegeseld, eens ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een etmaal heb ik doorgebracht in volle zee; telkens op reis, in gevaar door rivieren, in gevaar door rovers, in gevaar door volksgenoten, in gevaar door heidenen, in gevaar in de stad, in gevaar in de woestijn, in gevaar op zee, in gevaar onder valse broeders; in moeite en inspanning, tal van nachten zonder slaap, in honger en dorst, tal van dagen zonder eten, in koude en naaktheid; (en dan), afgezien van de dingen, die er verder nog zijn, mijn dagelijkse beslommering, de zorg voor al de gemeenten (2Kor.11:28).
2. Zie ik mogelijkheden of moeilijkheden?
‘Ik ben bezig een goed en grootwerk te doen en kan niet komen’
(Nehemia 6:3; 2:18)
Het verhaal gaat dat twee verkopers door een schoenenfirma werden uitgezonden naar Afrika voor een markonderzoek om te zien of daar toekomstige verkoop mogelijk zou zijn. Na enige tijde berichtte de ene verkoper zijn firma: ‘Geen mogelijkheden, iedereen loopt hier op blote voeten!’. De andere berichtte: ‘Grote mogelijkheden, iedereen loopt hier op blote voeten!’. Het is maar hoe je het bekijkt.
Nehemia kende de moeilijkheden, maar hij zag ook de mogelijkheden. Jaren vóór hem had Salomo geschreven: ‘Wie steeds op de wind let, zal niet zaaien, en wie steeds naar de wolken ziet, zal niet maaien’ (Pr.11:4). Nehemia had visie en zag dingen die anderen wellicht (nog) niet zagen (vgl. 2Kon.6:15-17). Wij moeten in onmogelijke situaties leren zien op God, bij Wie alle dingen mogelijk zijn (Mat.19:26).
Let erop hoe Nehemia spreekt over zijn opdracht: ‘een groot en goed werk’. In de ogen van de wereld stelde het misschien niets voor, maar voor Nehemia betekende iets te doen voor zijn God, volk en stad een groot werk. En dat niet alleen het was ook een goed werk. Nehemia was ‘volijverig in goede werken’ (Tit.2:14).
3. Vertrouw, geloof ik in God?
‘De God des hemels, Hij zal het ons doen gelukken, en wij, zijn knechten, zullen ons gereedmaken en bouwen.’ (Nehemia 2:20)
De vijf broden en vissen betekende niet veel in de ogen van de discipelen, maar in de handen van de Heer Jezus werd het mogelijk om vijfduizend en vierduizend mensen te voeden. (Mat.16:9). Menselijkerwijs gesproken stond Nehemia voor een onmogelijke taak, maar hij kende de God des hemels die in staat was gebleken het volk Israël uit Egypte te bevrijden, de doortocht door de Rode Zee mogelijk te maken en het volk na veertig jaar door de woestijn te hebben geleid het Beloofde land te doen beërven. ‘Zou voor de HERE iets te wonderlijk zijn?’ (Gen.18:14). David kon zeggen: ‘Met U immers loop ik op een legerbende in en met mijn God spring ik over een muur’ (Ps.18:30; 2Sam.22:30). Hebreeën 11 geeft getuigenis van wat God kan doen door iemand die zijn geloof op Hem stelt. ‘Immers, de tijd zou mij ontbreken, als ik ging verhalen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en Samuël en de profeten, die door het geloof koninkrijken onderworpen, gerechtigheid geoefend, de vervulling der belofte verkregen hebben, muilen van leeuwen dichtgesnoerd’ (Heb.11:32-33).
Was het ook geen onmogelijke opdracht die de Heer Jezus gaf aan de discipelen toen Hij hen opdracht gaf: ‘Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen’? (Mat.28:19). Dat nu de hele wereld bereikt is met het evangelie is niet alleen te danken aan de bekwaamheid en de ijver van de gelovigen maar doordat Jezus had gezegd ‘Ik ben met u’. Met de verkondiging van het Evangelie ‘heeft God er bovendien mede getuigenis aan gegeven door tekenen, wonderen en allerlei krachten, en gavenvan de Heilige Geest, overeenkomstig Zijn wil’ (Heb.2:4). De apostel kon getuigen ‘Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de wasdom ‘ (1Kor.3:6).
Nehemia ging aan het werk in het geloof van een Almachtige God en de muren waren na tweeën vijftig dagen hersteld en de vijanden en al volken ‘dat dit werk met de hulp van onze God gedaan was’ (Neh.6:16). Laten ook wij voor een onmogelijke opdracht staan nooit vergeten dat we zonder Hem niets kunnen doen (Joh.15:5).
En wat als er tegenstand komt?
‘Maar ik zeide: Zou een man als ik vluchten?’ (Nehemia 6:11)
Het spreekwoord luidt: ‘Waar God een kerk sticht, daar bouwt de duivel een kapel’, d.w.z. bij goede dingen komen ook altijd slechte dingen kijken. In de Bijbel zien we daarvan een voorbeeld in de gelijkenis van de dolik onder de tarwe; ‘de vijand kwam’ en ‘de duivel’ kwamen toen het goede zaad was gezaaid (Mat.13:25, 39). Aan tegenstanders is er nooit gebrek nu niet en ook niet in de dagen van Nehemia. Onder aanvoering van Sanballat werd Nehemia en het volk gehoond en bespot.
En daar hield het niet mee op, want naarmate het werk aan de muren van Jeruzalem vorderde werden ze agressiever en maakten Sanballat, Tobia, de Arabieren, de Amonieten en de Asdonieten een samenzwering, om ten strijde te trekken en er een verwarring te stichten (Neh.4:7-8). De ‘brullende leeuw’ was bezig. In hoofdstuk zien de ‘engel van het licht’ aan de gang. Toen het geweld niet genoeg hielp probeerde men het op een andere manier. De vijand probeerde tot een samenwerking te komen (Neh.6:4). Wanneer de apostel Paulus afscheid neemt van de oudsten van de Gemeente te Efeze wijst hij ze ook op toekomstige gevaren: ‘Zelf weet ik, dat na mijn heengaan grimmige wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet zullen sparen; en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken’ (Hand.20:29-30).
Wat moeten we, wat kunnen we doen in zulke situaties? Nehemia deed twee dingen, ten eerste bad hij tot God en maakte zijn bekend. Ten tweede nam hij voorzorgsmaatregelen en zette een wacht uit, dag en nacht! (Neh.4:9). Van koning Josafat lezen we de actie toen hij in verdrukking kwam: ‘Onze God, zult Gij over hen niet gericht houden? Wij immers zijn niet opgewassen tegen deze grote menigte die tegen ons is opgerukt, en wij weten niet, wat wij doen moeten, maar op U zijn onze ogen gevestigd’ (2Kron.20:12).
Ben ik bereid offers te brengen?
‘Wat op één dag bereid werd… kwam op mijn kosten.’ (Nehemia 5:14-19)
Goed voorbeeld doet goed volgen. ) In de huidige maatschappij is er een groot gebrek aan leiders die een voorbeeld zijn en daardoor respect verwerven. Natuurlijk is ons grote voorbeeld de Heer Jezus zelf; ‘Hij heeft u een voorbeeld nagelaten’ (1Petr.2:21). ‘Gij kent immers de genade van onze Here Jezus [Christus], dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden’ (2Kor.8:9). Ook de apostel voorbeeld roept ons op hem te volgen, ‘zoals ik ook van Christus’ (1Kor.11:1; 1 Timotheüs 1:16, 4:12). Namens alle discipelen zei Petrus tot de Heer Jezus: ‘Zie, wij hebben alles verlaten en zijn u gevolgd’ (Mat.19:27) In hoeverre tonen u en ik een voorbeeld van Jezus te zijn als het er op aan komt een voorbeeld te zijn in financiële zaken? Van de gelovigen te Macedonië kon Paulus getuigen: ‘zij deden, dat getuig ik, wat zij konden, ja meer dan dat, en zij vroegen, met alle aandrang, uit eigen beweging van ons de gunst, deel te mogen nemen aan het dienstbetoon voor de heiligen’ (2Kor.8:3-4).
Wat een verschil tussen de vroegere landvoogden en Nehemia zien we. ‘Ook hebben van de dag af, dat koning Artachsasta mij aanstelde tot landvoogd over het land Juda, van zijn twintigste tot zijn tweeëndertigste regeringsjaar, twaalf jaar lang, noch ik, noch mijn broeders het brood van een landvoogd gegeten. De vroegere landvoogden daarentegen, die vóór mij geweest waren, legden het volk zware lasten op en vorderden van hen brood en wijn, bovendien veertig sikkels zilver. Zelfs hun knechten gedroegen zich als heer en meester over het volk. Doch ik heb zo niet gedaan uit vrees voor God. Ook het werk aan deze muur nam ik zelf ter hand, zonder enig veld in eigendom te verwerven; en al mijn knechten waren daar bij het werk bijeen. De Joden nu en de leiders, honderd vijftig man, en zij die tot ons van de volken rondom ons gekomen waren, aten aan mijn tafel. Wat op één dag bereid werd: één rund, zes uitgelezen stuks kleinvee, en gevogelte, kwam op mijn kosten, en alle tien dagen allerlei wijn in overvloed. En met dat al heb ik het brood van een landvoogd niet gevorderd, omdat de dienst zwaar op dit volk drukt’ (Neh.5:14-18). Hij eindigt dit gedeelte met de woorden ‘Gedenk mij, mijn God, ten goede al wat ik aan dit volk gedaan heb.’ Wij mogen weten dat al wat uit liefde voor Jezus is gedaan zijn waarde heeft en zal worden beloont: ‘Want God is niet onrechtvaardig, dat Hij uw werk zou vergeten en de liefde, die gij voor zijn naam getoond hebt door de diensten, welke gij de heiligen bewezen hebt en nog bewijst’ (Hebr.6:10).
________________________________________________________________
‘Maar zelfs indien niet…’
Daniël 3
Sadrak, Mesak en Abednego zagen uit naar de aanwezigheid van God!
‘Veiligheid voor een christen is, niet de afwezigheid van gevaar, maar de tegenwoordigheid van God.’
Inleiding
Je hoort weleens zeggen: ‘de Bijbel is een oud boek en niet meer relevant voor onze tijd!’ Dat de Bijbel een oud ‘boek’ is, daar kan ik mee instemmen, maar dat het niet meer relevant is voor deze tijd zeker niet. Kijk maar eens naar het Midden-Oosten of andere plaatsen in de wereld en merk op hoe christenen vandaag de dag worden vervolgd, zoals dat zo veel eeuwen geleden de vrienden van Daniël overkwam. De Bijbel niet meer relevant, niet meer voor deze tijd? Kom nou!
Het leven van gelovigen gaat niet altijd van een leien dakje, zoals sommigen denken of wensen. De brief aan de Hebreeën leert ons dat soms gelovigen tot grootse dingen in staat waren, maar ook dat anderen door een tijd van grote moeiten gingen en soms het leven lieten (Hebr.11:32-38). Daardoor legden zij allen getuigenis van hun geloof af (Joh.21:29).
De duivel verzoekt ons om het slechtste in ons naar boven te halen en ons geloof te vernietigen, God stelt ons op de proef om het beste in ons naar boven te halen, ons te doen groeien zodat ons geloof zich kan ontwikkelen. Een geloof dat niet op de proef gesteld mag worden, is niet waard om geloof genoemd te worden. En dat is wat we heel nadrukkelijk in hoofdstuk 3 vinden: gelovigen die op de proef worden gesteld.
Het is goed te zien dat er in tijden van verval en vervolging gelovigen zijn die staande blijven. Zulke gelovigen zullen de kroon van het leven ontvangen (Jak.1:12). Tijden van verval en vervolging geven gelegenheid tot getuigen. De ervaringen van Sadrak, Mesak en Abednego helpen ons om ons eigen geloof onder de loep te nemen om te zien welk ‘soort’ geloof wij hebben. ‘Onderzoekt dan uzelf of u in het geloof bent; beproeft uzelf’ (2Kor.13:5). De Heer Jezus zei tegen de apostel Petrus dat hij door zijn dood God zou verheerlijken (Joh.21:19).
We komen in dit hoofdstuk meerdere personen tegen die verschillend reageerden op de situatie.
Geen echt geloof
De eerste groep van mensen die we tegenkomen tijdens de gebeurtenissen zijn mensen die geen echt geloof hebben of eigenlijk helemaal geen geloof! Dat zijn de meelopers. Toen de koning gebood het gouden beeld dat hij had laten oprichten te aanbidden, deden ze dat zonder zich rekenschap te geven wat ze eigenlijk deden. Alle eeuwen door zijn er machthebbers geweest die onvoorwaardelijke gehoorzaamheid eisten, bijvoorbeeld een Napoleon, Mao of Hitler. De mensen knielen, buigen en verklaren zich één met de machthebber, wellicht om hun vel te redden en er financieel beter van te worden. Zulke mensen noemen we opportunisten, mensen die uit elke situatie hun voordeel proberen te halen. Een voorbeeld van een heerser die absolute gehoorzaamheid eiste vinden we in het boek Handelingen, waar we Herodes op zijn rechterstoel zien zitten en het volk hem toeroept: ‘Een stem van God en niet van een mens’ (Hand. 12:22)
De festiviteiten die verbonden waren met het oprichten van het gouden beeld van Nebukadnezar moeten een geweldig spektakel zijn geweest! Je zou in hedendaags taalgebruik kunnen spreken van een ‘popconcert’. Allerlei instrumenten waren aanwezig: hoorn, fluit, citer, luit, harp, doedelzak en allerlei soort van muziekinstrumenten (Dan.3:5). Bij het horen daarvan moesten ze zich ter aarde werpen en het gouden beeld aanbidden dat was opgericht. Kan het zijn dat Nebukadnezar muziek gebruikte om op het gemoed van de mensen te werken om ze achter zich te krijgen? Muziek kan een helende werking hebben, dat is zeker, we hoeven maar te denken aan Davids citerspel voor Saul (1Sam.16:23; 18:10; 19:9), maar muziek kan mensen ook emotioneel zo raken dat ze meegesleept worden en dingen doen die ze anders niet zouden hebben gedaan. Ze gaan dan letterlijk ‘uit hun dak’. Ik wil niet moraliseren, maar we dienen bewust om te gaan met het gebruik van muziek in christelijke samenkomsten! Muziek dient ervoor om harten tot Christus te brengen, niet om hoofden op hol te doen slaan. Muziek mag ook niet de plaats van het Woord innemen, maar heeft als functie het Woord te ondersteunen.
Een zwak geloof
Er moeten daar meer joodse mensen zijn geweest tijdens deze gebeurtenis dan alleen de drie vrienden van Daniël; maar waar waren ze op dat ogenblik, we zien ze niet? Duizenden joden, inwoners van Juda, waren als balling weggevoerd naar Babel. De eerste deportatie was in 597 v.Chr. (Jer.52:30; 2Kon.24; 25), een tweede geschiedde in 586 v.Chr. en een derde in 581 v.Chr., alles ten uitvoer gebracht in opdracht van Nebukadnezar. Er waren zelfs overlopers bij (2Kon.25:11)! Een aantal jaren daarvoor, in 732 v.Chr., hadden de Assyriërs het tienstammenrijk Israël in ballingschap doen gaan. De Chaldeeën deden hetzelfde met de inwoners van Juda. In 2 Koningen 15:29 lezen we dat Tiglatpileser en na hem Sargon II de bewoners van het tienstammenrijk in ballingschap hadden weggevoerd. In zijn annalen noemt Sargon II een getal van 27.290 inwoners van Samaria die hij gevangen maakte.
Dus dat waren er nogal wat! Maar waar waren ze op het moment van deze gebeurtenis? Of zouden ze tegen Sadrak, Mesak en Abednego gezegd hebben: ‘we kunnen niet komen maar we zullen voor jullie bidden!’ of: ‘Je moet het ook niet te ver drijven, levend kun je meer voor God betekenen dan dood!’ In 1 Koningen 18 lezen we over een soortgelijke situatie, toen Elia alleen tegenover vierhonderdvijftig profeten van Baäl stond. Waar waren al die anderen? Pas in Romeinen 11:4 lezen we dat zevenduizend man hun knie niet voor Baäl gebogen hadden, maar daar had Elia op dat moment niet veel aan. Ook de apostel Paulus kon ervan meespreken want, zegt hij: ’Bij mijn eerste verdediging is niemand bij mij geweest, maar allen hebben mij verlaten’ (2Tim.4:16). En wat te denken van de Heer Jezus; Hij moest het zelfs uitroepen: ’Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten!’
Een voorwaardelijk geloof
‘Als God ons zal bevrijden…’ (vs.17). Er zijn veel mensen die een geloof hebben dat voorwaarden eist. Een geloof dat zegt dat als God mij dit of dat geeft, dan geloof ik, en anders niet. ‘Heer, als U dit of dat wilt doen, dan zal ik…’ Ik noem dat maar een conditioneel geloof, en we hoeven maar aan Gideon te denken die tegen de Engel des Heren zei: ‘Och mijn heer, indien de Here met ons is, waarom is dit alles ons dan overkomen?’, een geloof dat twijfelt aan de macht van God. (Richt.6:13).
Een echt bijbels geloof is geen geloof in wat God kan doen of schenken, maar in Wie God Zelf is. Veel mensen hebben een verkeerd idee van wat het betekent om een volgeling van de Heer Jezus te zijn. Dit kan natuurlijk voortkomen uit een verkeerde voorlichting die verkeerde verwachtingen schept. We hoeven maar te denken aan de zgn. ‘prosperity preaching’, die leert dat het ons als gelovige op elk terrein van het leven goed zal gaan, en dat armoede en/of ziekte een gebrek aan geloof is en daarom zonde!
Mensen met een voorwaardelijk geloof bezien God uit het oogpunt van een handelaar: ‘als U mij dit geeft, dan zal ik dat doen’, of juist andersom, door allerlei beloften te doen om van God iets gedaan te krijgen! Hoeveel gelovigen hebben niet op die manier met God onderhandeld door allerlei beloften te doen die men vaak al gauw weer vergeten was!
Een onvoorwaardelijk geloof
De Heer Jezus had tegen de discipelen gezegd: ‘Voor stadhouders en koningen zult gij gesteld worden om Mijnentwil, tot een getuigenis voor hen’ (Mark.13:9). In het Bijbelboek Handelingen vinden we daarvan rijkelijk verslag (Hand.4:23-31, 5:17vv., 6:8vv.).
Sadrak, Mesak en Abednego hadden een onvoorwaardelijk geloof. Want, zeiden ze tegen koning Nebukadnezar, ‘indien onze God, die zij vereren, in staat is om ons te bevrijden, dan zal Hij ons uit de brandende vuuroven, en uit uw macht, o koning, bevrijden; maar zelfs indien niet – het zij u bekend, o koning, dat wij uw goden niet vereren, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, niet aanbidden’ (vs.17). ‘Maar zelfs indien niet…’ Een onvoorwaardelijk geloof betekent God te gehoorzamen ongeacht gevoelens in ons, omstandigheden rondom ons, of de consequenties voor ons! De drie vrienden hadden met Daniël God vereerd (hoofdstuk 1), nu vereert God hen! Zou de apostel Paulus aan hen gedacht hebben toen hij schreef: ‘Zij waren onbesproken kinderen van God, te midden van een krom en verdraaid geslacht, waaronder ze schenen als lichten in de wereld, en ze het woord van het leven vertoonden’ (Fil.2:15)?
En zo gebeurde het dat zij gebonden in de brandende oven werden gegooid, die zevenmaal heter werd gestookt dan gewoonlijk! Maar toen de koning ging zien hoe het de drie vrienden verging, zag hij er geen drie maar vier mannen die wandelden midden in het vuur! De rest van verhaal is bekend: ze werden alle drie uit de oven gehaald, maar waar de vierde man was gebleven, daarvan horen we niets!
In Daniël 3:28 geeft koning Nebukadnezar getuigenis van het geloof van Sadrak, Mesak en Abednego. Hij zegt: ‘Geloofd zij de God van Sadrak, Mesak en Abednego! Hij heeft zijn engel gezonden (Ps.34:8) en zijn dienaren bevrijd, die zich op Hem hebben verlaten (Hebr.13:5-6), het bevel des konings hebben overtreden (Hand.5:29) en hun lichamen prijsgegeven, omdat zij geen enkele god willen vereren of aanbidden dan alleen hun God’ (3:28-28). Hun geloof was niet oppervlakkig, zwak of voorwaardelijk, maar echt! Ze stonden voor wat ze geloofden en gaven daarvan getuigenis door hun daden. Iemand heeft eens gezegd: ‘Beter als gelovige in een brandende oven, dan als ongelovige in de poel van vuur!’ De drie vrienden waren wel in het vuur, maar het vuur was niet in hen. Ik denk dat de apostel Petrus de gebeurtenissen die in Daniël 3 worden beschreven voor ogen had toen hij zijn eerste brief schreef, want daarin sprak hij over ‘de vuurgloed in uw midden die tot uw beproeving dient’ (1Petr.4:12).
In zijn afscheidsrede aan de gemeente van Efeze zegt de apostel Paulus: ‘ik reken mijn leven niet kostbaar voor mijzelf’; daarmee gaf hij aan dat hij de woorden van de Heer Jezus als norm voor zijn leven als gelovige aannam, die gezegd heeft: ‘Wie zijn leven vindt, zal het verliezen; en wie zijn leven verliest ter wille van Mij, zal het vinden’ (Mat.10:39). Daarom kon hij ook aan de gelovigen in Rome schrijven dat zij hun lichamen dienden te stellen tot een levende offerande, heilig, voor God welbehaaglijk” (Rom.12:1; lees ook: Fil.2:17). ‘Want dit is genade, indien iemand, omdat hij met God rekening houdt, leed verdraagt, dat hij ten onrechte lijdt’ (1 Petr. 2:19).
Resultaten van een onvoorwaardelijk geloof
‘Wie Mij eren, zal Ik eren’ zegt de Heer (1Sam.2:30). ‘Wie nu zichzelf zal verhogen, zal worden vernederd; en wie zichzelf zal vernederen, zal worden verhoogd’ (Mat.23:12). Al gauw na hun vrijlating werden de drie vrienden verhoogd en werden hun bijzondere gunsten verleend in het gewest Babel. In het apocrief aanhangsel dat volgt op Daniel 3, lezen we in het gebed van ene Azarja: ‘Toen hieven de drie mannen tezamen een loflied aan en verheerlijkten en prezen God vanuit de oven.’
________________________________________________________________
Jozef, zag uit naar de vervulling van zijn dromen!
‘Wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen’ (2Kor.5:7)
Inleiding
Wanneer zich er moeilijkheden voordoen in je leven, wanneer met je met vragen zit over het ‘hoe en wat’ van de omstandigheden, kortom, wanneer je God niet meer kunt volgen, neem dan eens het Bijbelboek Genesis en lees de geschiedenis van Jozef en misschien dat veel duidelijk wordt ook voor jou problemen.
Om de geschiedenis van Jozef in één artikel te persen is gewoon niet mogelijk vanwege de lengte die het in het boek Genesis inneemt, maar ook vanwege de vele praktische toepassingen en de aanknopingspunten die zijn leven doen gelijken op dat van de Heer Jezus. Jozef is een prachtig type van de Heer Jezus in zijn vernedering en in zijn verhoging. Maar praktisch zien we ook een Jozef wiens bedje gespreid was, zijn toekomst was min of meer al uitgetekend zoals die door dromen aan hem bekend waren gemaakt (Gen.37:5-10). Het schijnt dat voormalig president Nixon eens heeft gezegd: ‘er kan deze week geen crisis komen want mijn agenda is vol!’ Er kwam echter toch een crisis, namelijk het later bekend geworden Watergate schandaal, die tot zijn aftreden heeft geleid! Ook in Jozefs leven kwam een onverwachte crisis, hij werd door zijn broers verkocht en kwam in Egypte terecht en ging een moeilijke tijd tegemoet, waarmee God een bedoeling had, maar die wellicht voor Jozef nog verborgen was. Hoe anders zijn Gods wegen dan onze wegen, maar ook hoeveel beter! Gods weg is volmaakt zegt de psalmist (Ps.18:31), maar dat wil niet zeggen dat het een gemakkelijke weg is die gegaan moet worden, voor ons niet maar ook voor Jozef niet! Alles wat er in ons leven gebeurt kunnen we vaak niet verklaren; we wandelen in geloof, dat wil zeggen dat we God mogen vertrouwen dat alle dingen meewerken ten goede voor hen die geloven (Rom.8:28). Dat is niet altijd gemakkelijk en vergt van ons een overgave aan God in het geloof dat de weg die Hij bepaalt goed is. Vaak kunnen we Gods leiding in ons leven ontdekken, maar dan is dat vaak achteraf (Deut.8:2). Ik geloof dat het bij Jozef ook zo gegaan is en dat hij geleidelijk aan tot de ontdekking kwam dat alles wat hem overkwam het doel had om zijn familie te redden (Gen.45:7; 50:20). Ondanks alles wat er in zijn leven voorviel gaf Jozef niet op want God was met hem (Gen.39:2,21,23), en hij zag op vervulling van zijn droom.
Toen haat openbaar werd – God heeft met alles een doel
God heeft met alles een doel en dat blijkt heel duidelijk uit de geschiedenis van Jozef. God wilde niet alleen van Jozef een man maken, maar ook om vanuit de volken een volk doen ontstaan, Israël, waaruit de Verlosser der wereld zou voortkomen, de Heer Jezus. Hoe dat uiteindelijke doel bereikt werd zien we prachtig geïllustreerd in het leven van Jozef. Jozef mocht in zijn leven een type van de Heer Jezus zijn en dat begon al vroeg bij hem thuis! ‘Een profeet is niet ongeeerd behalve in zijn vaderstad en in zijn huis’ (Mat.13:57). Deze woorden zijn door de Heer Jezus uitgesproken in de synagoge in zijn vaderstad, Nazareth. Hetzelfde heeft Jozef ervaren in zijn huis. Jezus zegt dat de mensen Hem ‘zonder oorzaak hebben gehaat’ (Joh.15:25), maar de broers van Jozef konden toch nog een reden aanwijzen waarom zij hem hebben gehaat. Ten eerste is daar de mededeling in hoofdstuk 37 dat ‘Jozef kwaad gerucht aangaande hen aan hun vader overbracht’, en ten tweede kwamen daarbij Jozefs dromen die tot haat bij zijn broers leidden. We mogen de verantwoordelijkheid van de broers niet wegredeneren, maar toch gebeurden die dingen onder Gods toelating; hoe zou Jozef anders ooit in Egypte zijn gekomen om zoveel jaren later voor zijn familie te kunnen zorgen? Hoe wonderlijk zijn Gods wegen! Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht (Gen.50:20). Wij zijn niet in staat om in de toekomst te kijken, ook Jozef niet en toch was het eind goed, al goed. Vragend moeten wij hier vaak gaan, maar Boven zullen we het eens verstaan…
Ook in uw dienst voor de Heer kan het voorkomen dan anderen jaloers op je worden en proberen je te benadelen. Dat heeft de apostel Paulus ervaren toen hij Rome in de gevangenis zat. ‘Sommigen prediken Christus uit partijzucht, niet zuiver, met de bedoeling verdrukking aan mijn gevangenschap toe te voegen’ (Fil.1:17). Wij zijn altijd geneigd om ons te vergelijken met anderen en dat kan jaloersheid opwekken, bij ons maar ook bij een ander wanneer ze zien dat het ons beter gaat. Toen Petrus Johannes zag zei hij: Heer wat zal er met deze gebeuren? Jezus zei tot hem: Als ik wil dat hij blijft totdat Ik kom, wat gaat het jou aan? Volg jij Mij (Joh.21:21-22). Dus houdt er rekening mee dat deze dingen kunnen voorkomen, ook onder gelovigen, maar laat u er niet door ontmoedigen want God heeft ook een plan en doel met uw leven!
Toen verzoeking kwam - God heeft zijn manier van doen
In de vorige perikoop heb ik er al naar verwezen dat Gods wijze van doen ondoorgrondelijk en zijn wegen onnaspeurlijk zijn (Rom.11:33). Was het toeval of was het door God bedoeling dat Jozef bij Potifar terecht kwam? In elk geval won hij door zijn houding Potifars sympathie zodat hij Jozef aanstelde over zijn huis en alles wat hij bezat en de zegen des Heren rustte daarop. Maar die positie bracht, naast het feit dat hij in een bevoorrechte positie was gekomen, ook gevaren met zich mee! Ten eerste leerde Jozef wat het betekende om onder het gezag van een ander te staan. Dat was belangrijk voor zijn latere leven toen hij aangesteld werd over heel het land Egypte. Daarin was Jozef een type van de Heer Jezus Die ook die weg is gegaan: van het kruis tot de troon (Fil.2:6-11). Er was nog iets wat Jozef moest leren en dat was zelfbeheersing. De vrouw van Potifar probeerde Jozef te verleiden en dat niet één keer maar dag aan dag (Gen.39:10; vgl. Luk.4:13). Vanuit het standpunt van de duivel gezien is het logisch dat hij de mens daarop aanvalt, want voor veel mannen is seksualiteit de zwakste schakel. Denkt u maar eens aan de vele gevallen van ontucht met kinderen waarvan we de laatste jaren mee geconfronteerd worden, en dat binnen en buiten de kerk! Maar Jozef hield stand in deze verzoeking omdat hij dat grote kwaad niet wilde doen en zondigen tegen… God! (Gen.39:9). Elke zonde tegenover een ander is ook een zonde tegen God. We zien dat duidelijk geïllustreerd bij Ananias en Saffira wanneer Petrus tegen hen getuigd: ‘U hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God’ (Hand.5:4). Jozef is voor ons een geweldig voorbeeld hoe onze houding daarin dient te zijn: ‘hij vluchtte, en liep naar buiten (Gen.39:12). Het is waar in Gods Woord staat ook dat duivel van ons zal vluchten maar dat doet hij niet dan dat wij hem tegenstand bieden en ons aan God onderwerpen (Jak.4:7-10). Eén daad van onbedachtzaamheid, kan maken dat men jaren schreit! Wat was er van Jozefs droom terecht gekomen als hij op de uitnodiging van Potifars vrouw was ingegaan? Wat komt er van uw droom terecht als u in verzoeking valt? Dus houdt stand en denk aan uw droom!
Toen iedereen hem vergat - God heeft zijn tijd
De weg was lang die Jozef moest afleggen voordat de vervulling van zijn droom in vervulling kon gaan. Achteraf bezien is het een voorbereidingstijd geweest, maar dat is geen verloren tijd maar ook dienst aan God. We zien dat ook bij Elia die zich eerst moest verbergen bij de beek Kerit voordat hij, na verloop van tijd, naar Achab moest gaan (1Kon.17:3,7; 18:1). Mozes verbleef eerst veertig jaar in de woestijn als herder voordat hij het volk Israël uit Egypte mocht leiden. Het duurde vierhonderd jaar – de tijd tussen het oude- en het nieuwe testament – voordat de Heer Jezus in deze wereld kwam als de beloofde Messias (Gal.4:4). Het duurde ook vierhonderd jaar voordat Mozes voor het volk Israël als verlosser verscheen (Gen.15:13). Nee, God heeft geen haast!
Omdat Potifars vrouw Jozef beschuldigde van seksuele intimidatie geraakte hij in de gevangenis, onschuldig! Dat was en is de weg die in de loop van de eeuwen veel gelovigen hebben moeten gaan; vals beschuldigd worden! Maar ook dat had zijn doel zoals we weten, want in de gevangenis ontmoet hij de schenker en de bakker die hij moest dienen, en toen deze dromen kregen mocht Jozef die verklaren. Voor de schenker was die gunstig maar voor de bakker niet. De schenker werd door de farao verhoogd, de bakker werd opgehangen. Jozef had in de gevangenis beiden gevraagd: ‘Blijf aan mij denken, wanneer het u goed zal gaan; toon mij toch uw dankbaarheid door van mij gewag te maken bij Farao, en breng mij uit dit huis’. Maar helaas, de overste van de schenkers dacht niet aan Jozef, maar vergat hem (Gen.40:14,23), maar God niet want na twee jaren kreeg ook Farao een droom waardoor de schenker zich Jozef herinnerde (Gen.41:9). Tot zover had Jozef veel tegenslag gekend, verkocht door zijn broers, vals beschuldigd door Potifars vrouw en vergeten door de schenker, maar dan komt eindelijk verandering in! Jozef had tot zover standgehouden want hij was ervan overtuigd geweest dat zijn droom in vervulling zou gaan. Houdt stand ook al is alles tegen u, en wees ervan overtuigd dat God zijn belofte niet vertraagd (2Petr.3:9).
Toen voorspoed kwam - God blijft trouw
Maar hoe lang een voorbereiding ook duurt er is een goddelijk ‘totdat’. ‘Jozef werd als slaaf verkocht; men knelde zijn voeten in boeien, hij kwam in de ijzers tot de tijd, dat zijn woord uitkwam de uitspraak des Heren hem in het gelijk stelde. De koning zond heen en liet hem los, de heerser der volken maakte hem vrij; hij stelde hem tot heer over zijn huis tot heerser over al zijn bezit’ (Ps.105:17-21). God bleef trouw aan zijn belofte, Jozefs droom bleek geen bedrog! Jozef was dertig jaar toen hij voor farao verscheen, daar waren dertien jaren van voorbereiding aan vooraf gegaan (Gen.37:2; 41:46). Maar nu was Jozef in een positie gekomen waarin hij veel kon betekenen voor de Egyptenaren en vooral voor zijn familie. Zijn droom begon meer en meer gestalte te krijgen en ik denk ook het besef van Gods leiding en doel in en met zijn leven! De aangekondigde hongersnoden kwamen en Jozef had zijn voorbereidingen getroffen zodat de gehele wereld naar Egypte kwam om bij hem koren te kopen (Gen.41:57). Daardoor werden ook Jakob en zijn gezin getroffen en dat bracht hem ertoe om zijn zoons naar Egypte te sturen om brood te kopen. Tijdens die ontmoeting herinnerde Jozef zich de dromen die hij gedroomd had en in het bijzonder toen zijn broers zich voor hem neerbogen (Gen.42:6,9). Het verdere verloop kennen we, hoe de broers Jozef ontmoeten, hen terugzond met de boodschap de volgende keer Benjamin mee te nemen. En zo gebeurde het. In hoofdstuk vijfenveertig komt de ontknoping en wordt Gods manier van handelen, die tot dan verborgen was gebleven’ bekend. God had een man voor hen uitgezonden om hen in leven te behouden (Ps.105:17; Gen.45:5).
We zouden het kunnen begrijpen, nu Jozef in een machtspositie was gekomen, dat hij wraak zou nemen op zijn broers, maar dat deed hij niet. Hij paste integendeel genade toe door voor hen te zorgen en vergold geen kwaad met kwaad (Rom.12:19-21). Deze manier van handelen was hoogst uitzonderlijk en getuigt van een diepe geestelijke gezindheid van Jozef want meestal is het andersom en neemt men wraak. Jozef openbaarde hierin de gezindheid die ook in Christus Jezus was en die zelfs aan het kruis kon zeggen: ‘Vader, vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen!’ (Luk.23:34). Jozef kon met koning Hizkia zeggen: Zie, mijn bittere beproeving werd tot heil’ (Jes.38:17). Beproeving kunnen je bitter of beter maken en het laatst was met Jozef gebeurd. Hij was gegroeid in de genade (2Petr.3:18).
Besluit
De beschrijving van de geschiedenis van Jozef was nodig om het vervolg te kunnen begrijpen, namelijk de gebeurtenissen van het Bijbelboek Exodus. Zo weten we hoe aartsvader Jakob en zijn familie in Egypte terecht is gekomen en het tot een volk is uitgegroeid, en uiteindelijk na vierhonderd jaar (Gen.15:13) door Mozes uit Egypte is geleid en naar het beloofde land gebracht. We kunnen ons verwonderen over de wijze waarop God zoiets tot stand heeft gebracht.
‘O, diepte van rijkdom, zowel van de wijsheid als van de kennis van God! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen! Want wie heeft het denken van de Heer gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? Of wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem vergolden worden? Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen! Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen. (Rom.11:33-36).
___________________________________________________________________
Mozes, hij zag op de heerlijkheid van God!
‘Doe mij toch uw heerlijkheid zien’ (Exodus 33:10)
‘Zoals Mozes, dien de Here gekend heeft van aangezicht tot aangezicht, is er in Israël geen profeet meer opgestaan’ (Deut.34:10)
Gefingeerd interview met Mozes na de woestijnreis:
Interviewer: ‘Mozes, je kunt wel zeggen dat je een schitterende en succesvolle carrière achter de rug hebt!’ Mozes: ‘Vind je? Je moet niet vergeten dat ze vroeger in Egypte opsporingsberichten van mij hebben verspreid en dat een portret van mij op elke hoek van de straat te vinden was, want ik had een man vermoord; misschien kan ik zeggen, dat ik het met een goede bedoeling heb gedaan, maar toch. En verder heb ik vaak willen stoppen omdat het mij te zwaar werd, ik wilde zelfs sterven.’ ‘Ik begrijp dat Mozes, maar je had toch universiteit gehad en je bent toch onderwezen in alle wijsheid van de Egyptenaren?’ ‘Ja, zegt Mozes: ‘ik heb veel geleerd maar niet de dingen die ik nodig had. Ik weet hoe je een piramide moet bouwen en hoe je een lichaam moet balsemen, maar ze hebben mij niet geleerd hoe je een zee moest splijten, of hoe je anderhalf miljoen mensen moest voeden in de woestijn, of hoe je gevechten moest leiden. Nee, dat hebben ze mij niet geleerd. Ze hebben mij bekritiseerd, ze hebben niet gedaan wat ik hen zei te doen en kwamen in opstand. Ze hebben mij om mijn vrouw bekritiseerd en zo kan ik wel een poosje doorgaan! Neen, gemakkelijk was het niet!’ ‘Maar', zei de interviewer, ‘je had toch je broer en je zus die je konden helpen als het je te zwaar was?’ ‘Mijn familie’, zei Mozes, ‘laten we het daar maar niet over hebben!’ (Num.12:1-2). Maar laten we maar ophouden over al die zaken, ik zal je vertellen wat mijn geheim was en waarom ik toch ben doorgegaan: ‘Ik zag op de heerlijkheid van God!’
Inleiding
De openbare dienst van Mozes begon met de verschijning van de heerlijkheid van God en eindigt er ook mee, toen Mozes stierf. Er zijn meerdere gelegenheden waarop wij de heerlijkheid van God zouden moeten zien, zoals Mozes ze zag, dat is (1) wanneer de opdracht te zwaar lijkt te zijn, (2) als je niet weet waarheen, (3) wanneer anderen te veel beslag op je leggen, (4) wanneer de vijand de overhand dreigt te krijgen en (5) wanneer je gaat twijfelen over de beloning.
De heerlijkheid van God, maar wat is dat eigenlijk? Iemand heeft eens geschreven: ‘De heerlijkheid van God is de openbaring van Wie Hij is’. De heerlijkheid des Heren vervulde de tabernakel (Ex.40:34). Nadat de ark werd buitgemaakt door de Filistijnen lezen we: ‘Zij (de schoondochter van Eli) noemde de jongen, Ikabod en zeide: weg is de eer (heerlijkheid) uit Israël’ (1Sam.4:21). Toen Salomo de tempel had voltooid lezen we dat ‘de heerlijkheid des Heren het huis des Heren had vervuld’ (2Kron.7:2). Maar de heerlijkheid des Heren ging helaas ook uit de tempel weg (Ez.10:4, 18-19, 23) en verscheen veel later weer in Bethlehem toen de Heer Jezus werd geboren. ‘Het Woord is vlees geworden en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd’ (Joh.1:14). En die Heer der heerlijkheid die kruisigden wij! Maar de Heer der heerlijkheid stond op en ging tot de Vader. Als je een kind van God bent woont de heerlijkheid van God in jou; je lichaam is een tempel van de Heilige Geest; Christus in u (Kol.1:27)! God openbaart dus nu nog steeds zijn heerlijkheid en zal die ook in de toekomst openbaren! In de toekomst zal de aarde vervuld worden ‘met de kennis van des Heren heerlijkheid, gelijk de wateren die de bodem van de zee bedekken’ (Hab.2:14; Ez.43:4-5; 44:4).
Als de opdracht te groot schijnt te zijn – De heerlijkheid in de braamstruik.
Daar verscheen hem de Engel des Heren als een vuurvlam midden uit een braamstruik. Hij keek toe, en zie, de braamstruik stond in brand, maar werd niet verteerd’ (Exodus 3:2)
Wees eerlijk zoals Jeremia eerlijk was, en zeg waar het schoentje wringt. Hij zei: ‘Ach, Here Here, zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong’ (Jer.1:6). Een grote opdracht kan een stimulans zijn, een uitdaging. Uitdagingen kunnen bijdragen aan je geestelijke groei. Als er geen uitdaging meer is lopen we het gevaar gemakzuchtig te worden en vast te roesten in onze sleur! Mozes die een ‘universitaire’ opleiding had genoten, hoedde de schapen van zijn schoonvader veertig jaar. En tijdens die werkzaamheden verscheen de Engel des Heren hem midden in een braamstruik. Dat kan mogelijk een beeld zijn van het volk Israël. Maar lees ook eens Ex.24:16-17 waar de heerlijkheid vergeleken wordt met ‘vuur’, zoals ook in Hebreeën waar van God gezegd wordt dat God een verterend vuur is. De braamstruik is mogelijk een beeld van Mozes, een nietige struik, maar met Gods hulp tot grote dingen in staat (Heb.11:32-35). De discipelen zeiden tot de Heer Jezus: ‘Hier is een jongen die vijf gerstebroden en twee vissen heeft, maar wat is dat op zo velen?’ (Joh.6:9). Toch werden vijfduizend mannen (!) gevoed! Mozes zocht allerlei uitvluchten om de taak die hem werd opgedragen te ontlopen. ‘Wat moet ik zeggen wie mij gezonden heeft?’ en ‘als ze mij niet geloven wat dan?’ en ‘Heer is ben geen man van het woord’ (Hand.7:22!) en tenslotte: ‘Och Here, zend toch iemand anders!’ Als God je een opdracht geeft, zorgt Hij ervoor dat je daartoe bekwaam bent zowel in geestelijk, materieel en lichamelijk opzicht (2Kor.2:17; 3:6; 9:8; 12:7-10). God neemt het zwakke van de wereld om het sterke te beschamen (1Kor.1:26-28). Als de opdracht je te groot schijnt let op de heerlijkheid van God in het braambos!
Als je niet weet waarheen – De heerlijkheid in de wolk- en vuurkolom
‘De Here ging voor hen uit, des daags in een wolkkolom om hen te leiden op de weg, en des nachts in een vuurkolom om hun voor te lichten, zodat zij dag en nacht konden voortgaan’ (Ex.13:21)
Jeremia 10:23 zegt: ‘Ik weet, o Here, dat het niet aan de mens staat zijn weg te kiezen, noch aan een man om te gaan en zijn schreden te richten.’ Mozes stond aan het begin van een onbekende reis, van onbekende duur en van onbekende ontmoetingen en wat hij nodig had was een leider, een gids op zijn levenspad! In Exodus 13:17-22 zien we dat het initiatief om het volk te leiden van God uit gaat, terwijl we in hoofdstuk 34:13v. zien dat Mozes er zelf om vraagt. ‘Maak mij toch Uw wegen bekend’ en ‘Indien Gij Zelf niet medegaat, doe ons van hier niet optrekken.’ Veertig jaar later, gekomen aan het eind van de woestijnreis, roept hij het volk op om te ‘gedenken heel de weg, waarop de Here, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn heeft geleid’ (Deut.8:2).
Ook wij hebben leiding nodig in ons leven evenals Mozes, willen we niet verdwalen. Ook op onze levensreis komen we vaak ongewenste, ongewilde en onverwachte gebeurtenissen tegen waarin we gedwongen worden een keuze te moeten maken. Het beloofde land wordt door Mozes omschreven als een land van bergen en dalen (Deut.11:11) en daar lijkt het leven ook wel mee te vergelijken, ‘ups-and-downs’! Had Mozes de wolk- en vuurkolom tot zijn beschikking wij hebben de beschikking over Gods Woord, de heilige Geest en de Heer zelf als de Goede Herder die ons doorheen dit leven wil leiden! De aartsvader Jakob getuigde op zijn sterfbed: ‘God, voor wiens aangezicht mijn vaderen Abraham en Isaak gewandeld hebben; God, die mij als herder geleid heeft, mijn leven lang tot op deze dag; de Engel, die mij verlost heeft uit alle nood’ (Gen.48:15-16). Mozes kon aan het einde van de reis zeggen: ‘Gedenk dan heel de weg waarop de Here u geleid heeft’ en het was te wensen dat u en ik dat ook zo zouden kunnen zeggen!
Als alles je teveel wordt - Gods heerlijkheid bij de tent
‘Zodra Mozes in de tent kwam, daalde de wolkkolom neer en bleef staan aan de ingang van de tent, en Hij sprak met Mozes. En de Here sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals iemand spreekt met zijn vriend’ (Ex.33:9-11)
Heb jij geen hinder van mensen? Mozes’ grootste problemen werden veroorzaakt door mensen die hij juist probeerde te helpen. Als de druk van mensen je teveel wordt moet je de heerlijkheid van God zien. Mozes ontving de Wet op de berg en door zijn wegblijven werd het volk ongeduldig. Ze vroegen Aäron om een god voor hen te maken, wat hij dan ook deed. Hij gaf ze wat ze wilden, en dat is gevaarlijk! We dienen het Woord van God onvervalst door te geven en we prediken niet om mensen te behagen. In Exodus 33:7 zegt God tegen Mozes: ‘Ga naar beneden want jouw volk, dat jij uit Egypte hebt gehaald hebben het verdorven.’ Wie zondigden? Het volk van God! God wilde het volk vernietigen en met Mozes verder gaan (Ex.32:10). Mozes trad tussenbeide en de Here kreeg berouw. Elia ging de berg op om te klagen! Dat moet je nooit doen. Mozes trad tussenbeide en zag de heerlijkheid van God. Paulus werd door allen in de steek gelaten. Als we de heerlijkheid van God op de berg zien doen mensen er niet meer toe.
Ook ons kan het allemaal wel eens teveel worden en wat doen we dan? Gaan we klagen zoals Elia (1Kon.19:4) of gaan we met onze vragen naar God? Het is soms wel eens goed om voor een tijd afstand van alles te nemen en je een tijd af te zonderen om je met de Heer bezig te houden. Een advies dat Paulus geeft aan echtparen om zich aan gebed te wijden. ‘Onttrekt u niet aan elkaar, tenzij dan met onderling goedvinden, voor een tijd, opdat u zich aan het gebed wijdt en daarna weer samen bent’ (1Kor.7:5).
Als de vijand te sterk lijkt - Gods heerlijkheid in de legerplaats
‘En de wolk bedekte de tent der samenkomst, en de heerlijkheid des Heren vervulde de tabernakel, zodat Mozes de tent der samenkomst niet kon binnengaan, want de wolk rustte daarop, en de heerlijkheid des Heren vervulde de tabernakel’ (Ex.40:34-35)
God gaf aan het Joodse volk zegeningen die andere volken niet kregen, nl. dat hun de woorden van God werden toevertrouwd, het zoonschap, de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de dienst en de beloften (Rom.3:2; 9:4). Hun tempel was niet leeg zoals bij de heiden volkeren want de heerlijkheid van God vulde de tempel. Israël werd omringd door verontreinigde volkeren, zoals bv. de Kanaänieten. Als je leest wat er bij die volkeren gebeurde dan is een vergelijking gerechtvaardigd met wat nu gebeurt in onze wereld (Lev.18). Van deze volken diende het volk Israël gescheiden te blijven. Hoe moeilijk was dat toen en is het nu nog steeds. God stelde de tabernakel midden in het kamp en daar verscheen zijn heerlijkheid. Bij verleidingen dienden ze niet naar buiten te kijken maar naar binnen. Ze werden geheiligd door de heerlijkheid (1Kor.7:14). De heilige God is in ons midden (1Petr.1:16). Dus als de vijand te sterk dreigt te worden zie op naar de heerlijkheid van God.
Jakobus wijst ons erop dat ook wij vijanden hebben en hij noemt er drie: het vlees of hartstochten, de wereld en de duivel (Jak.4:1,4,7). En hoe wapenen wij ons tegen deze ‘vijanden’? Iemand heeft eens gezegd dat veiligheid voor een gelovige, niet de afwezigheid is van gevaar, maar de aanwezigheid van God.’ Dit kan geïllustreerd worden met het verhaal van de herder en zijn kudde die omringt worden door een roedel wolven. Wat moet de herder doen? De schapen worden onrustig door het gehuil van de wolven en beginnen door elkaar heen te lopen, niet wetend waarnaartoe. De herder krijgt een inval en ontsteekt een groot vuur. De schapen worden daardoor aangetrokken en kijken richting het vuur en vergeten daardoor de wolven waardoor de rust weerkeert in de kudde. De toepassing is duidelijk: als er gevaar dreigt zoek de heerlijkheid van God!
En als de beloning te gering lijkt te zijn - Gods heerlijkheid in Jezus
'De Here nu zeide tot Mozes: Zie, de tijd nadert, dat gij sterven zult; roep dan Jozua en ga met hem in de tent der samenkomst staan, opdat Ik hem bevelen geve. Toen gingen Mozes en Jozua in de tent der samenkomst staan. En de Hereverscheen in de tent in een wolkkolom, en de wolkkolom stond aan de ingang der tent' (Deut.31:14-15)
In Hebreeën 11:26 lezen we dat ‘Mozes de smaad van Christus groter rijkdom geacht dan de schatten van Egypte, want hij hield de blik gericht op de vergelding’ (beloning: Voorhoeve). Na alles opgegeven te hebben en het volk veertig jaar geleid te hebben mocht hij het beloofde land niet binnen, maar mocht hij het alleen van op een afstand zien. Daarna deed God hem inslapen en begroef hem. Wat een manier om te sterven, na alles wat hij had gedaan voor de mensen. Geen zichtbare beloning; nee, God Zelf was zijn loon! Jaren later zei de Heer Jezus tegen Petrus, Jacobus en Johannes ga mee de berg op, en ze zagen Mozes en Elia (Mat.17). En ze zagen de heerlijkheid van de Heer Jezus, en ze spraken over zijn uitgang (Exodus!), zegt Lukas 9:31. Mozes had zijn Exodus voltooid voor het volk Israël; de Heer Jezus voor de hele wereld. Wij zijn nog niet thuis, broeders en zusters! We kunnen elkaar vertellen wat we allemaal voor de Heer gedaan hebben, en dan kan het zijn dat we aanvechtingen krijgen en twijfelen aan de beloning, ga dan naar de berg van de verheerlijking en zie de heerlijkheid van God in het aangezicht van de Heer Jezus (2Kor.4:6). In 2Kor.3 wordt er dertien keer over de heerlijkheid gesproken. Het vergelijkt de heerlijkheid van het oude verbond tegenover het nieuwe verbond. Alleen Mozes zag de heerlijkheid van God maar het volk zag alleen de wolk waarin de heerlijkheid was. Mozes moest zijn gezicht bedekken (2Kor.3:18). Wij, allen, mogen nu met onbedekt aangezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen, van heerlijkheid tot heerlijkheid. Zie de heerlijkheid van God in het aangezicht van de Heer Jezus!
________________________________________________________________
Kaleb, hij zag uit naar de beloofde beloning!
(Jozua 14-15)
Inleiding
Nee, Kaleb staat niet vermeld in het Nieuwe Testament en dus ook niet in de lijst van ‘geloofshelden’ vermeld in Hebreeën 11. Maar was hij het daarom niet? In deze studie zullen we tot de ontdekking komen dat hij eigenlijk wel in dat hoofdstuk opgenomen zou moeten zijn, maar de schrijver van de brief aan de Hebreeën heeft het misschien aan tijd ontbroken om ook nog aandacht aan Kaleb te besteden (Heb.11:32). Daarom wil ik proberen met dit artikel aan dat ‘tekort’ iets te doen.
De eerste vermelding van Kaleb vinden we in Numeri 13 waar hij wordt verkozen om tot de groep verspieders te behoren die het land Kanaän mochten gaan verkennen. Zijn geschiedenis begint echter veel eerder namelijk al in het boek Exodus. Kaleb was 40 jaar oud te Kadesh-Barnea (Joz.14:7) hij is dan ook in Egypte geboren. In 1Kron.2:18 lezen we dat Kaleb een zoon was van Hezron, een nakomeling Perez (1Kron.2:5). Zijn ouders moeten gelovig zijn geweest en, hoewel niet expliciet vermeld, was hij was waarschijnlijk hun eerstgeborene zoon, die gedood zou zijn geworden als ze niet het bloed aan de deurposten hadden gestreken (Ex.12:12). Kaleb leefde in de periode waarin er een eind kwam aan vierhonderd jaar van slavernij in Egypte; de verlosser kon elk moment komen want het einde was vooraf aangeduid door God! ‘En Hij zeide tot Abram: Weet voorzeker, dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land, dat het hunne niet is, en dat zij hen dienen zullen, en dat die hen zullen verdrukken, vierhonderd jaar. Doch ook het volk, dat zij zullen dienen, zal Ik richten, en daarna zullen zij met grote have uittrekken. Maar gij zult in vrede tot uw vaderen gaan; gij zult in hoge ouderdom begraven worden. Het vierde geslacht echter zal hierheen wederkeren, want eerder is de maat van de ongerechtigheid der Amorieten niet vol’ (Gen.15:13-16). Twee tijdsbepalingen: vierhonderd jaar en het vierde geslacht waren gegeven. Die vier geslachten waren Levi, Kohath, Amran en het vierde geslacht Mozes (Ex.6:13-19). Hen die daarvan op de hoogte waren zullen wel reikhalzend: hebben uitgekeken naar het moment waarop ze terug zouden keren naar het Beloofde land! Bent u op de hoogte van de tekenen der tijden en kijkt u ook reikhalzend uit naar de komst van Heer Jezus, de grote Verlosser?
Kaleb was een man die leefde in de schaduw van Jozua. Als we in Jozua een type van de Heer Jezus mogen zien, dan is het opvallend hoe vaak we beide mannen – Jozua en Kaleb – in elkaars nabijheid zien (bv. Num.14:6,30 enz.). Dat was dan ook de reden van Kalebs ‘succes’. Wat de Heer Jezus later tegen zijn discipelen zei: ‘Wie in Mij blijft en Ik in hem die draagt veel vrucht’ (Joh.15:5) daarvan vinden we in Kaleb al een vroege voorvervulling.
Kaleb ging tegen de stroom in
‘Gij zult de meerderheid in het kwade niet volgen’ (Ex.23:2).
Kaleb was zeker geen meeloper. We zien hem samen met Jozua in Numeri 14 duidelijk stelling nemen tegen de meerderheid van de tien verspieders in. ‘Veertig jaar was ik oud, toen Mozes, de knecht des Heren, mij van Kades-Barnea uitzond, om het land te verspieden; en ik bracht hem nauwgezet verslag uit. Toen de andere verspieders terugkeerden en verslag aan Mozes uitbrachten van hun bevindingen en het hart van het volk deden versmelten, bleef ik volkomen trouw aan de Here, mijn God’ (Joz.14:7-8). Hier krijgen we al een beeld van Kaleb als een man van grote betekenis toen hij het volk tegenover Mozes tot bedaren bracht, en zei: Laten wij vrijmoedig optrekken, wij zullen het land in bezit nemen, want wij zullen het zeker overmeesteren (Num.13:30). Want de meerderheid van de verspieders hadden een kwaad gerucht laten uitgaan bij de Israëlieten over het land dat zij verkend hadden, door te zeggen: ‘Wij kunnen tegen dat volk niet optrekken, want het is sterker dan wij. Het land waar wij doorgetrokken zijn om het te verkennen, is een land dat zijn inwoners verslindt, en heel het volk dat wij in het midden daarvan gezien hebben, bestaat uit mannen van grote lengte. Wij hebben er ook reuzen gezien, nakomelingen van Enak, afkomstig van de reuzen. Wij waren in onze eigen ogen als sprinkhanen, en zo waren wij ook in hun ogen’ (Num.13:31-33).
Kaleb wist wat hij wilde en op Wie hij mocht vertrouwen, maar ook dat hij God meer gehoorzaam moest zijn dan mensen’ (Hand.5:29). Later moest oning Saul moest bekennen: ‘Ik heb gezondigd, want ik heb het bevel des heren, uw opdracht overtreden: maar ik vreesde het volk en heb naar hen geluisterd’ (1Sam.15:24). ‘Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de Here vertrouwt, is onaantastbaar’ (Spr.29:25). ‘Goddelozen leggen mij een strik, maar van uw bevelen dwaal ik niet af’ zei de psalmist in Psalm 119:110. Zou Kaleb die consequente houding van Jozua hebben geleerd, toen die van de Here de volgende bemoediging meekreeg bij het overnemen van Mozes’ taak om het volk te leiden? ‘Wees sterk en moedig, want gij zult dit volk het land doen beërven, dat Ik hun vaderen gezworen heb hun te zullen geven. Alleen, wees zeer sterk en moedig en handel nauwgezet overeenkomstig de gehele wet die mijn knecht Mozes u geboden heeft; wijk daarvan niet af naar rechts noch naar links, opdat gij voorspoedig zijt, overal waar gij gaat. Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is, want dan zult gij op uw wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn’ (Joz.1:6-8). Kalebs geloof werd op de proef gesteld en hij overwon! Ook wij kunnen in soortgelijke situaties komen en wat is mijn beslissing? Echt geloof in God is Zijn Woord gehoorzamen ongeacht de omstandigheden rondom ons, de gevoelens binnen in ons of de consequenties voor ons. Kaleb werd een overwinnaar (1Joh.2:13-14; 5:4) omdat hij een man was die zich volkomen aan God had toegewijd en volledig gehoorzaam was aan Zijn Woord.
Kaleb was trouw
‘Wees trouw tot de dood,en Ik zal u de kroon van het leven geven’ (Op.2:10).
Een eigenschap die we bij Kaleb vinden en die ook ons niet slechts zou staan is zijn trouw. ‘Want trouw vindt met niet bij allen’ (2Thes.3:2). Kalebs naam betekent ‘hond’ en het kenmerk van een hond is dat hij trouw is. De filosoof Pythagoras schijnt ooit gezegd te hebben: ‘Je kunt op de trouw van een hond rekenen tot zijn laatste snik en op die van een vriend tot de eerste teleurstelling’. Zes keer lezen we in het Oude Testament dat Kaleb ‘de Here volkomen trouw bleef’ (Num.14:24; 32:12; Deut.1:36; Joz.14:8-9,14). Het bewijs van echt geloof is gehoorzaamheid aan Gods Woord. God getuigt van Kalebs toewijding wanneer Hij zegt: ‘Doch omdat bij mijn knecht Kaleb een andere geest geweest is en hij Mij volkomen gevolgd heeft, zal Ik hem naar het land brengen, waar hij heen geweest is, en zijn nakomelingschap zal het bezitten’ (Num.14:24). Trouw wordt beloond, want wie Mij eren, zal Ik eren (1Sam.2:30).
Koning Jechizkia verweet de Levieten hun ontrouw en gevolgen die dat met zich mee hadden gebracht. ‘Want onze vaders zijn ontrouw geweest, zij hebben gedaan wat kwaad was in de ogen van de Here, onze God, en hebben Hem verlaten, hun aangezicht afgewend van de woning des Heren en haar de rug toegekeerd. Zelfs hebben zij de deuren van de voorhal gesloten, de lampen gedoofd en geen reukwerk ontstoken noch brandoffers gebracht in het heiligdom aan de God van Israël, zodat de toorn des Heren op Juda en Jeruzalem rustte en Hij hen maakte tot een voorwerp van schrik en tot een aanfluiting, zoals gij met eigen ogen kunt aanschouwen. Zie, hierom zijn onze vaders door het zwaard gevallen, en zijn onze zonen, onze dochters en onze vrouwen in gevangenschap’ (2Kron.29:6-7). Trouw staat gelijk aan ongeloof en dat was de oorzaak dat alleen Jozua en Kaleb het beloofde land mochten binnentrekken, dat in tegenstelling tot hen die niet konden ingaan vanwege hun ongeloof (Heb.3:18-19).
Kaleb droeg met volharding vrucht
‘Dat in goede aarde, dat zijn zij, die met een goed en vroom hart het woord gehoord hebbende, dat vasthouden en vrucht dragen in volharding’ (Luk.8:15).
Wat een voorbeeld om na te volgen! Kaleb droeg vrucht tot in de ouderdom (vgl. Deut.34:7; Luk.2:25,37). De ouderdom hadden hem niet uitgeblust, de teleurstellingen van het leven hadden hem niet verbitterd, en voor reuzen was hij niet bang. Palm 92 werd bij hem werkelijkheid: ‘De rechtvaardige zal groeien als een palmboom, opschieten als een ceder van de Libanon; geplant in het huis des Heren groeien zij in de voorhoven van onze God; zij zullen in de ouderdom nog vrucht dragen, fris en groen zullen zij zijn’ (vs.13-15). Er zijn meer personen vermeld in de Bijbel die nog een grote vitaliteit vertoonden terwijl ze toch al op hoge leeftijd waren. ‘Mozes was honderd twintig jaar oud, toen hij stierf; zijn oog was niet verduisterd en zijn kracht was niet geweken’ (Deut.34:7). En wat te denken van Hanna? ‘Zij was op hoge leeftijd gekomen, nadat zij met haar man na haar huwelijksdag zeven jaren had geleefd, en nu was zij weduwe, ongeveer vierentachtig jaar oud, en zij diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht en dag’ (Luk.2:36-37). Mogen we daaruit concluderen dat ouderdom in jaren, niets hoeft af te doen van de kwaliteit van het geestelijk leven? Ik geloof van wel. Op een tijdstip in het leven waarin anderen uitzien naar veiligheid en rust, zei Kaleb: ‘Geef mij dit bergland’ (Joz.14:12; Ps.92:13-15). Wat was zijn geheim? Hij was volkomen trouw gebleven aan de Here, de God van Israël (vs.14). Kaleb was een man met een geestelijke visie en vitaliteit en deze twee kenmerken leidden hem naar de overwinning. God had hem een erfenis beloofd en Kaleb geloofde dat wat God hem had toegezegd ook zou gebeuren (Rom.4:20-21). Kaleb was in staat om de toenmalige inwoners te verdrijven (Joz.15:13-14) en drie Enakieten, ‘reuzen’ die de tien ongelovige verspieders hadden gevreesd (Num.13:28, 33). Ongeloof kijkt naar reuzen, het geloof ziet op God. Ongeloof berust vaak op eigen inzichten, geloof vertrouwt geheel op Gods Woord.
Kaleb ontving de beloofde beloning
‘Immers kinderen behoren niet voor hun ouders te sparen, maar ouders voor hun kinderen’ (1Kor.12:14).
Kaleb liet een erfenis na aan zijn dochter en schoonzoon Otniël, die de eerste richter zou worden. (Richt.3:9). Wat laten wij onze kinderen na? Om die erfenis te kunnen verwerven heeft Kaleb lang moeten wachten, want ‘veertig jaar was ik oud, toen Mozes, de knecht des Heren, mij van Kades-Barnea uitzond, om het land te verspieden; en ik bracht hem nauwgezet verslag uit. Daarom heeft Mozes te dien dage gezworen: voorzeker zal het land, dat uw voet betreden heeft, voor altijd het erfdeel van u en uw zonen zijn. Het is nu vijfenveertig jaar, sedert de HERE dit woord tot Mozes gesproken heeft, gedurende welke tijd Israël in de woestijn rondgetrokken heeft’ (Joz.14:7,9-10). Maar nú was het toch zover! De apostel Paulus zag zichzelf als vader en de gelovigen in Korinthe als zijn kinderen als hij schrijft: ‘Zie, nu is het de derde maal, dat ik gereed sta tot u te komen, en ik zal u niet lastigvallen; want het is mij niet om het uwe, maar om uzelf te doen. Immers, kinderen behoren niet voor hun ouders te sparen, maar ouders voor hun kinderen. Ik voor mij zal zeer gaarne offers brengen, ja, mijzelf opofferen voor uw zielen’ (2Kor.12:14-15). Welke erfenis laten wij onze kinderen na? Veel geld of goederen, huizen? Paulus wilde zichzelf wel opofferen voor zijn ‘kinderen’, hij wilde alles doen wat in zijn macht was opdat ze Christus zouden leren kennen. In 2 Koningen 20:19 lezen wij van een andere vader, een vader die alleen aan zichzelf dacht, ik bedoel koning Hizkia. Van hem lezen we: ‘Hizkia zei tot Jesaja: Het woord des Heren, dat gij gesproken hebt, is goed. Ook dacht hij: Het zal immers gedurende mijn leven bestendig vrede zijn’. Hij dacht alleen aan zichzelf en niet aan hen die na hem kwamen. Kaleb kon zijn dochter een rijke erfenis nalaten omdat hij volledig trouw aan de Heer was gebleven. Hoe is het met mijn en uw trouw? Kan God ook ons zo zegenen als Hij Kaleb zegende? ‘Want God is niet onrechtvaardig om uw werk te vergeten en de liefde die u betoond hebt voor zijn naam’ (Heb.6:10).
Tot slot
‘Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus’ (1Kor.15:58).
Wat een verschil maakt het wanneer een gelovige trouw blijft aan onze Heer en gelovig zijn weg gaat in het vertrouwen op Gods Woord en beloften. Kalebs toewijding en geloof redden zijn leven en verwierven hem een erfenis. Hij overwon de vijand en maakte het mogelijk zijn familie te verrijken voor jaren. Overwinnaars worden we als we evenals Kaleb de Heer volledig volgen, zijn beloften kennen en erin geloven, ons hart en geest richten op de erfenis en leren te leven in afhankelijkheid van Hem. God verwacht van gelovigen vandaag dat ze overwinnaars zullen zijn, meer dan overwinnaars (Rom.8:37).
_________________________________________________________________