Uit het leven van
Elia en Elisa
Deel 1
1 Koningen 17-19
Inleiding
Voorbereidingen voor een strijd, of erger oorlog zijn essentieel wil je de overwinning behalen. Elia’s dienst begon in het verborgene, maar een ‘verborgen’ dienst is ook een dienst! Mozes had een voorbereidingstijd van veertig jaar, voordat hij het volk Israël naar het beloofde land mocht en kon leiden. Elia’s dienst duurde, in deze hoofdstukken, zeven jaar. Paulus spreekt over ‘strijd’ aan het einde van zijn leven (2Tim.4:7). Een goed soldaat zal in de strijd wonden kunnen oplopen, dat is praktisch onvermijdelijk. Elia haalde een grote overwinning maar viel daarna in een emotionele put ; hij was gekwetst. Ook wij hebben een strijd en zullen op de een of andere manier gewond kunnen raken, dat moet ons niet verbazen (1Petr.4:12). Hoe gaan we om met voorbereiding, strijd en teleurstelling? Hoe ging Elia daar mee om en welk rol speelde, en speelt God in dat proces? Daarover gaat dit artikel.
Situatie van het volk
Profeten traden op in tijden van verval. Een profeet was niet alleen maar een toekomstvoorspeller, maar ook een persoon om het volk op te roepen zich te bekeren en terug te keren naar de Here (Mal.4:5-6; Mat.3:1-2). Elia, en zijn opvolger Elisa, waren zulke profeten. Elia zijn naam betekend ‘mijn God is Jahweh’ en in tegenstelling tot het volk was hij de enige die met recht zo’n naam mocht dragen. In de dagen waarin zich deze gebeurtenissen zich afspeelden diende praktisch het hele volk de Baäl. Koningin Izebel, de echtgenote van koning Achab, had deze afgoderij met toestemming van Achab uit het land, Sidon meegebracht (1Kon.16:31-32). Ze doodde de ware profeten van God en gebruikte overheidsgelden om honderden andere, valse profeten aan te stellen om de dienst van Baäl te verrichten. De gevolgen van hun afgoderij konden daarom niet uitblijven en waren zoals voorzegd in het boek Deuteronomium in het hoofdstuk over de zegen en de vloek: ‘Maar indien gij niet luistert naar de stem van de Here, uw God, en niet al zijn geboden en inzettingen, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zullen de volgende vervloekingen alle over u komen en u treffen: ‘De Here zal u slaan met tering, koorts, brand, ontstekingen, droogte, brandkoren en honigdauw: zij zullen u vervolgen, totdat gij te gronde gaat’ (Deut.28:15, 22). De droogte in Elia’s dagen duurde drieeneenhalfjaar, wat door het Nieuwe Testament bevestigd wordt. ‘Maar Ik zeg u naar waarheid: Er waren veel weduwen in Israël in de dagen van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten was, zodat er grote hongersnood kwam over heel het land’ (Luk.4:25; 1Kon.18:1). Gebrek aan regen was vaak de straf op de zonden van het volk (Deut.11:13-17; 2Kron.7:12-15).
Verberg u, Elia! (1Kon.17)
De droogte was vermoedelijk al een half jaar bezig voordat Elia als profeet geroepen werd (18:1). Plotseling verschijnt Elia, vanuit het niets op het toneel, stapt Elia de geschiedenis van Israël binnen en kondigd koning Achab het oordeel aan: ‘Zo waar de Here, de God van Israël, leeft, in wiens dienst ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen zijn, tenzij dan op mijn woord’ (17:1). Gods Woord en Elia’s woord komen overeen. Een profeet moest op de hoogte zijn van Gods plannen om die te verkondigen. ‘Zou Ik voor Abraham verbergen wat Ik doe?’ Had de Here bij Zichzelf gedacht (Gen.18:17). Of zoals de profeet Amos het zegt: ‘Voorzeker, de Here Here doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten. Profeten waren immers de ‘mond’ van God? Het getuigenis van Elia tot Achab was deze: ‘Zo waar de Here, de God van Israël, leeft, in wiens dienst ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen zijn, tenzij dan op mijn woord’ (17:1). De God van Israël, in wiens dienst ik sta, dat doet ons denken aan de apostel Paulus die op weg naar Rome, soortgelijke worrden kon zeggen toe het schip waarin hij zat in zwaar weer geraakte: ‘Want vannacht stond bij mij een engel van de God van Wie ik ben, die Ik ook dien’ (Hand.27:23). Ook wij mogen ‘mond van God’ zijn wanneer wij mensen oproepen om zich te bekeren en zich te laten verzoenen met Hem (2Kor.5:20).
Zo onverwacht en onaangekonigd Elia op het ‘podium’ is gekomen, zo verdwijnt hij ook weer om drie jaar later weer voor Achab te verschijnen. Naar het woord van de Here moest Elia zich echter eerst verbergen bij de beek Kerit, totdat hij zou worden geroepen. In die voorbereidingstijd, die zo’n half jaar duurde, maakte Elia drie wonderlijke gebeurtenissen mee (18:1)
(1) Verberg u bij de beek Kerit
Voorbereiding is ook dienst! Aan elke dienst gaat voorbereiding vooraf, althans zo zou het mloeten zijn. Je gaat in je jonge jaren naar school om later dienstbaar in de maatschappij te kunnen zijn. Dat is niet alleen zo in de maatschappij maar ook in Gods koninkrijk. Heb je ambitie om God te willen dienen in deze wereld dan gaat daar voorbereiding aan vooraf. Toen de Heer Jezus de apostelen tot de dienst riep, lezen we daarvan het volgenden: ‘En Hij klom op de berg en riep bij Zich hen die Hijzelf wilde, en zij kwamen naar Hem toe. En hij stelde er twaalf aan, die Hij ook apostelen noemde, opdat zij bij Hem zouden zijn en opdat Hij hen zou uitzenden’ (Mar.3:13-14). Ook later, als voorbereiding op de grote opdracht (Mat.28:19) krijgen de discipelen een voorbereiding, die bestond uit veertig dagen oonderwijs over het koninkrijk van God (Hand.1:3-4). Om nog maar eens een voorbeeld te noemen, Mozes die veertig de schapen van zijn schoonvader moest hoeden, voordat hij het volk Israël kon uileiden en hoeden op reis naar het beloofde land. De Heer Jezus was omstreeks dertig toen Hij in het openbaar verscheen (Luk.3:23), nadat Hij veertig dagen verzocht was geweest (Luk.4:1-13. Vgl. Luk.2:40, 52).
Wees dan niet bezorgd
In die tijd werd hij gevoed door raven, onreine vogels’ die hem ‘des morgens brood en vlees, en des avonds brood en vlees, terwijl hij uit de beek dronk totdat die uitdroogde. Het was een tijd waarin Elia leerde afhankelijk te zijn van God, want dat zou hij nodig hebben in zijn verdere dienst van God. Mozes werd ook een periode van veertig afgezonderd waarin hij de kudde van zijn schookvasder Jetro moest hoeden (Ex.3:1). Een prachtige voorbereiding, omdat hij later een veel grotere ‘kudde’ uit Egypte naar Kanaän zou moeten leiden. De Heer Jezus was omstreeks dertig jaar toen Hij aan zijn openbaar optreden begon (Luk.3:23).
(2) Maak u gereed, ga naar Sarefat
Elia vertrok en nam zijn intrek bij een weduwe in Sarefat waar hij weer op een wonderlijke wijze gevoed werd, naar het woord van de Here: ‘Het meel in de pot zal niet opraken, en de olie in de kruik zal niet ontbreken tot op de dag, waarop de Here regen op de aardbodem geven zal’ (17:14). Ook hier zien we dat Elia namens de Here sprak, want deze voorzegging, die door de dienst van Elia was gedaan, kwam uit.
Mijn ongerechtigheden in herinnering brengen
Er moet van deze grote profeet toch iets wonderlijks van zijn uitgegaan, want toen de zoon van de weduwe ziek werd, kwam zij tot de uitspraak: ‘Hoe heb ik het met u, man Gods? Gij hebt bij mij intrek genomen om mijn ongerechtigheden in herinnering te brengen, en te maken dat mijn zoon sterft’ (17:18). Was er iets in het leven van deze weduwe gebeurd waaraan zij herinnerd werd en bracht ze misschien die eventuele zonde in verband met de ziekte van haar zoon? We weten het niet, we krijgen daarover geen uitsluitsel, maar het niet zelden dat zonde in verband met ziekte wordt gebracht, dan kan maar hoeft natuurlijk niet altijd zo te zijn (Ps.41:5; Joh.5:14; 9:1-3-4; Mk2:7; Ex4:11; Hand.28:4).
(3) Geef mij uw zoon
Tenslotte werd Elia het middel om de gestorven zoon van de weduwe weer tot leven te brengen, waardoor zij tot de erkenning kwam: ‘Thans weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het woord des Heren in uw mond waarheid is’ (1Kon.17:17-24). Elia strekte zich driemaal uit bovenop het kind en de ziel van het kind keerde in hem terug (vgl. Pred.12:7). Daarmee was de voorbereidingstijd voor Elia voorbij, drie jaar waren verstreken, koning Achab was niet veranderd, en Elia moest het definitieve oordeel aan hem verkondigen. Deze voorbereidingtijd moest Elia genoeg vertrouwen geven om de aanstaande confrontatie aan te gaan. We worden niet ingelicht over de bijzonderheden hoe deze wonderlijke gebeurtenissen die Elia tot dusver had meegemaakt, tot stand zijn gekomen. De Heer Jezus neemt ze voor waar gebeurd aan, dus waarom zouden wij dat ook niet doen? (Luk.4:25-26). Het ‘verberg u, Elia’ wordt nu ‘Vertoon u, Elia’!
_____________________________________________________________
Uit het leven van
Elia en Elisa
Deel 2
Vertoon u, Elia!
(1Kon.18)
Inleiding
Zes ontmoetingen heeft Elia in deze hoofdstukken en we willen ze stuk voor stuk overlopen in dit deel van de trilogie. Deel één ging over de voorbereiding van Elia voor zijn eigenlijke opdracht. We zijn de vorige keer geëindigd met zijn ontmoeting met de weduwe in Sarefat en daar willen we nog even bij stilstaan voordat we de volgende vijf ontmoetingen bespreken.
Elia ontmoet een weduwe
’Er waren veel weduwen in Israël in de dagen van Elia, toen de hemel drie jaar en zes
maanden gesloten was’ (Luk.4:25-26).
Er waren veel weduwen in de dagen van Elia, en ook in onze dagen. Nee, ik bedoel niet de gewone wonen weduwen, maar de geestelijke weduwen, vrouwen van wie de man niet gelovig is. Het is opmerkelijk hoeveel vrouwen de weg in het geloof alleen moeten gaan, kijkt u maar eens om u heen in uw kerk of gemeente. Bij de weduwe in Sarepta heeft Elia zijn intrek moeten nemen, en dat niet zonder gevolgen. De zoon van de weduwe die stierf heeft hij tot leven mogen opwekken, waardoor de weduwe tot de uitspraak gebracht werd: ‘Thans weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het Woord des Heren in uw mond waarheid is’ (17:24). Hoe het verder met deze weduwe is gegaan, daar geeft de Schrift geen uitsluitsel op, maar wat er in die korte periode dat Elia bij haar verblijf heeft gehouden, zal zonder twijfel een grote indruk op haar hebben gemaakt. De geestelijke weduwen in onze tijd zullen wel geen profeet in de letterlijke betekenis van het woord huisvesten, maar ze mogen verzekerd zijn van de aanwezigheid van De Profeet, de Heer Jezus! ‘Hij houdt wees en weduwe, staande!’ (Ps.146:9). Elia moest haar verlaten, de voorbereidingstijd van drie en halfjaar was voorbij en de tijd om ‘zich te vertonen aan Achab’ was gekomen (18:1).
Elia ontmoet de Obadja
‘Toen Izebel de profeten des Heren uitroeide, had Obadja honderd profeten genomen en
hen, vijftig bij vijftig, in een spelonk verborgen en met brood en water verzorgd’ (1Kon.18:3-4).
Terwijl Elia op weg was, en voordat hij Achab ontmoetten, kwam hij echter Obadja tegen. Obadja was iemand die de Here zeer vreesde, maar hij diende koning Achab als hofmaarschalk! (18:3, 12). Op zijn minst een vreemde combinatie te noemen. Wat een contrast tussen deze twee mensen: Elia diende de Here in het openbaar en zonder vrees; Obadja diende Achab en diende de Here in het geheim (18:3-4). Elia kende de wil van God, Obadja wist niets over de aanstaande gebeurtenissen. Elia diende het volk, Obadja was op zoek naar gras voor de paarden en de muildieren. Elia roemde niet op wat hij voor de Here had gedaan en nog zou doen; Obadja gaf nogal op over zijn verdiensten dat hij de Here had gediend door de profeten te verbergen Mogelijk dat die schizofrene houding Elia heeft aangezet tot zijn latere uitspraak: ‘Hoelang zult gij aan beide zijden mank gaan? Indien de Here God is, volgt Hem na; maar indien het de Baäl is, volgt hem na!’ (18:21). Aan de ene kant zien we dat Obadja de Here diende, wat blijkt uit de redding van honderd profeten die hij had verborgen en verzorgd, aan de andere verbleef hij aan het hof van afvallige koning Achab en had hij blijkbaar geen geestelijke kracht om daarmee te breken. In het Oude en Nieuwe Testament komen we verborgen discipelen tegen, zoals Ester die haar identiteit niet bekend maakte totdat het niet langer kon (Est.4:13-14). Ook Nicodemus en Jozef van Arimathea waren ‘verborgen discipelen’. ‘En daarna vroeg Jozef van Arimathea, die een discipel van Jezus was (maar in het geheim, uit vrees voor de Joden) aan Pilatus het lichaam van Jezus te mogen wegnemen; en Pilatus stond het toe. Hij dan ging en nam het lichaam van Jezus weg. En Nicodemus (die eerst 's nachts naar Jezus toe gekomen was) kwam ook en bracht een mengsel van mirre en aloë mee, ongeveer honderd pond’ (Joh.19:38-39). En dan mogen we ook niet vergeten dat er nog velen van de leiders in Hem geloofden: ‘…maar vanwege de Farizeeën beleden zij het niet, opdat zij niet uit de synagoge geworpen zouden worden’ (Joh.12:42). Ja, ‘de Heere kent wie van Hem zijn, en: Ieder die de Naam van Christus noemt, moet zich ver houden van de ongerechtigheid’ (2Tim.2:19), dus laten we ons maar afzijdig van een oordeel over zulke mensen! Maar we krijgen wel begrip voor Elia wanneer hij zegt ‘Ik ben alleen overgebleven! (18:22; 19:10). Want noch aan Obadja, noch aan de honderd profeten die hij verborgen had, vond Elia medestanders. Hij stond er alleen voor! Heeft de Heer Jezus dat ook niet ervaren toen Hij uitriep ‘Mijn God, mijn God, waarom heb gij Mij verlaten? (Mat.27:46). En de apostel Paulus evenzo (2Tim.4:16; 1:15). We willen ons onthouden van een oordeel over zulke ‘verborgen’ gelovigen, maar we mogen ons wel afvragen waar we zelf staan?!
Elia ontmoet koning Achab
‘Zodra Achab Elia zag, zeide Achab tot hem: Zijt gij daar, gij, die Israël in het ongeluk stort? Doch hij zeide: Ik heb Israël niet in het ongeluk gestort, maar gij en uws vaders
huis, doordat gij de geboden des Heren hebt verzaakt en de Baäls zijt nagelopen’ (1Kon.18:17-18).
Obadja probeert Elia van zijn voornemen af te houden om naar koning Achab te gaan; hij vreesde voor zijn leven. Want zei hij tegen Elia: ‘Wat heb ik misdaan, dat gij uw knecht wilt overleveren in de macht van Achab om mij te doden? Zo waar de Here, uw God, leeft, er is geen volk of koninkrijk, waar mijn heer niet naar u heeft laten zoeken. En zeide men: hij is er niet, dan liet hij dat koninkrijk of dat volk zweren, dat men u niet kon vinden. En nu zegt gij: ga heen, zeg tot uw heer: Elia is er. Nu moest het eens gebeuren, terwijl ik van u wegga, dat de Geest des Heren u wegnam, ik weet niet waarheen. Als ik dan aan Achab bericht zou brengen en hij vond u niet, dan zou hij mij doden, terwijl uw knecht nog wel van zijn jeugd af de Here vreest’ (1Kon.18:9-12). Maar niets kon Elia tegenhouden, hij bleef trouw aan de opdracht die had gekregen: ‘Daarop zeide Elia: Zo waar de Here der heerscharen leeft, in wiens dienst ik sta, heden zal ik mij aan hem vertonen’ (18:15). Elia was niet bang om Achab te ontmoeten en hem Gods boodschap mee te delen, ondanks het feit dat Achab hem naar het leven stond. Wel geeft Achab Elia de schuld van de droogte: ‘Zodra Achab Elia zag, zeide hij tot hem: Zijt gij daar, gij, die Israël in het ongeluk stort?’ (18:17). Zo’n opmerking is herkenbaar, hoe vaak hoor je niet dat mensen God de schuld geven als de zaken niet goed gaan in deze wereld! Maar Elia corrigeert Achab door te zeggen: ‘Ik heb Israël niet in het ongeluk gestort, maar gij en uws vaders huis, doordat gij de geboden des HEREN hebt verzaakt en de Baäls zijt nagelopen’ (18:18). Later geeft Elia de werkelijke reden aan van de droogte die over het volk kwam: ‘De Israëlieten hebben uw verbond verlaten, uw altaren omvergehaald en uw profeten met het zwaard gedood’ (19:10).
Elia ontmoet het volk
‘Toen naderde Elia tot het gehele volk en zeide: Hoelang zult gij aan beide zijden mank gaan? Indien de Here God is, volgt Hem na; maar indien het de Baal is, volgt hem na.
Doch het volk antwoordde hem niets’ (1Kon.18:21).
Nee, Elia vond geen steun bij Obadja en de honderd profeten, maar ook het volk liet hem in de steek. Op Elia’s oproep om een keuze te maken voor God, antwoorden ze hem niets. Elia kreeg van het volk geen antwoord op zijn oproep: ‘Toen naderde Elia tot het gehele volk en zeide: Hoelang zult gij aan beide zijden mank gaan? Indien de Here God is, volgt Hem na; maar indien het de Baal is, volgt hem na’ (18:21). Neutraliteit is iets wat niet hoort bij iemand die belijdt dat hij of zij deel uitmaakt van het volk van God. Duidelijkheid is vereist! Mozes riep ook op om keuzes te maken tijdens de invoering van het gouden kalf: ‘Daar Mozes zag, dat het volk teugelloos was, want Aaron had het de vrije teugel gelaten, tot spot voor hun tegenstanders, ging Mozes staan in de poort van de legerplaats en zeide: Wie is voor de Here? Die kome tot mij! en tot hem verzamelden zich al de Levieten’ (Ex.32:26). Bij de verbondsvernieuwing te Sichem riep Jozua het volk op om keuzes te maken en geeft zelf het voorbeeld. ‘Maar indien het kwaad is in uw ogen, de Here te dienen, kiest dan heden, wie gij dienen zult: of de goden die uw vaderen aan de overzijde der Rivier gediend hebben, of de goden der Amorieten, in wier land gij woont. Maar ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen!’ (Joz.24:15). Omdat het volk zwijgt dwingt Elia hen tot een antwoord: De God die met vuur zal antwoorden, die zal God zijn. En het gehele volk gaat daarmee akkoord en antwoordde: Dat is goed’ (18:24). Bij het herstel van het altaar was het volk wel aanwezig (18:30) en ook nadat het vuur des Heren het brandoffer had verteerd, want toen ze dat zagen riepen ze uit: ‘De Here, die is God! De Here, die is God!’ (18:39).
Elia ontmoet de priesters van Baäl
‘Toen schoot het vuur des Heren neer en verteerde het brandoffer, het hout, de stenen en de aarde, en lekte het water in de groeve op. Antwoord mij, Here, antwoord mij, opdat dit volk wete, dat Gij, Here, God zijt, en dat Gij hun hart weer terugneigt. Op de tijd nu, dat men het avondoffer brengt, trad de profeet Elia naar voren en zeide: Here, God van Abraham, Isaak en Israël, heden moge bekend worden, dat Gij God zijt in Israël, en dat ik uw knecht ben, en op uw bevel al deze dingen doe’ (1Kon.18:36-38)
Elia daagt de koning uit en roept het volk en de vierhonderdvijftig priesters van Baäl een nog eens, maar ook de vierhonderd profeten van Asjera (18:19) om samen te komen op de berg Karmel, maar die laatste laten het afweten. Het verloop van de competitie is bekend en kunt u in de volgende verzen lezen: De Baäl priesters doen de grootste inspanningen en moeite om hun god aan de praat te krijgen, maar zonder resultaat. Ook nu nog zien we in bepaalde culturen, denk aan India, hoe mensen zich laten verleiden in hun dienst aan de afgoden, tot allerlei dwaze dingen. De afloop is bekend en toen het volk zag dat het vuur des Heren het brandoffer verteerde, wierpen zij zich op hun aangezicht en zeiden: De Here, die is God! De Here, die is God! (18:39). Als resultaat hierop kwam er regen, wat Jakobus toeschrijft aan het gebed van Elia (Jak.5:17-18). Dat maakt ons duidelijk wat een krachtig gebed van een rechtvaardige, u en ik, tot stand kan brengen! Maar er was nog werk te doen, de Baäl priesters moesten gedood worden, zoals we kunnen lezen: ‘Die profeet of dromer zal ter dood gebracht worden, omdat hij afval gepredikt heeft van de Here, uw God, die u uit het land Egypte geleid en uit het diensthuis verlost heeft; om u af te trekken van de weg, die de Here, uw God, u geboden heeft te gaan. Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen.
(Deut.13:1-5). Het is niet voldoende te erkennen ‘dat de Here God is’, maar we moeten ook de ‘afgoden’ uit ons leven veroordelen en wegdoen om Gods zegen te kunnen ontvangen.
Elia en de openbaring van God in Horeb
___________________________________________________________
Uit het leven van Elia
Deel 3
Een beproefde profeet!
1 Koningen 19
Voorwoord
Om dit hoofdstuk, waarin we Elia zien in een totaal andere geestelijke houding dan in de voorgaande hoofdstukken te begrijpen, moeten we ons in herinnering brengen in wat voor een tijd hij leefde. Het is niet goed dit gedeelte van het leven van de profeet Elia te bespreken en geen aandacht te geven op de omstandigheden waarin hij leefde en de gebeurtenissen die tot dusver hadden plaatsgevonden. Zonder dat inzicht zouden we geneigd zijn om te gauw en ondoordacht te oordelen over zijn depressie. Laten we nog maar eens de situatie in Elia’s tijd onder ogen nemen. (1) Het volk Israël was verdeeld in een zuidelijk en noordelijk rijk, het twee stammenrijk Juda en het tien stammenrijk Israël. (2) Verder was daar koning Achab, die kwaad deed in de ogen des Heren, meer dan allen die vóór hem geweest waren en zijn handelen krenkten de Here meer dan alle koningen die vóór hem geweest waren (1Kon.16:30, 33). (3) Zo priester, zo volk, maar ook zo koning zo volk; volledig apathisch! Ja, er waren nog mensen zoals Obadja maar die diende de goddeloze koning Achab en ja, hij verzorgde honderd andere profeten en verborg ze in een spelonk waar niemand nog last of steun van had! Ook in onze dagen zien we veel ‘verstopte’ dienaren van God, en kun je je soms ook alleen voelen. Dat wat toen zo, in de tijd van de Jezus’ verblijf op aarde, maar ook vandaag. ‘Arbeiders zijn er weinig’ (Mat.9:37). (4) Het land was verarmd door de droogte die nu al drieënhalf jaar duurde. (5) De vrouw van koning Achab was de profetes Izebel, die omringd werd door vierhonderd profeten van Asjera die van haar tafel aten. En juist die vrouw boezemde Elia angst en ging ervoor op de vlucht, zoals we in deze studie zien. Dat is in het kort de wereld waarin Elia als profeet van God staande moest blijven, maar in dit hoofdstuk 19 vinden we hem ook in spelonk zoals ook de profeten van Obadja. Had hij de strijd ook opgegeven?
Elia op de vlucht
Wat Elia overkwam kan ook u overkomen: een depressie, een stemmingsstoornis die zich kenmerkt door een verlies van levenslust of zware neerslachtigheid. Dat laat ons zien dat Elia een mens was van gelijke natuur als wij (Jak.5:17). De twee keer dat Elia heeft uitgesproken: ‘Ik alleen ben overgebleven’ (19:10, 14), wil ik dan ook niet zien als een verwijt naar God toe, maar eerder als een noodkreet! Want feitelijk was er geen aanleiding voor Elia’s depressie na die grote overwinning op de berg Carmel op koning Achab en de profeten. Elia ging van de overwinning naar de nederlaag omdat hij op de omstandigheden lette en niet op God (vs.3). Hij geloofde de woorden van Izebel meer dan het woord van God. Hij was blijkbaar vergeten op welke manier God een lange periode voor hem had gezorgd bij de beek Kerit. Vrees nam de plaats in van geloof en hij rende weg om zijn leven te behouden. Misschien had hij zich onderweg bedacht, hoe dan ook, Elia zat werkelijk in een heel zware depressie! Ook vandaag de dag is depressie tot een volksziekte geworden, de zielzorgers hebben handen vol werk. Elia liep weg voor de problemen, voor Izebel die hem naar het leven stond, en raakte in een depressie. Veel mensen lopen ook voor de problemen weg in plaats van ze op te lossen, en geraken in een depressie. Ondanks de grote voorspoed waarin zich onze maatschappij kenmerkt, is de mens niet gelukkig. Nu, door de coronacrisis onze maatschappij zwaar op de proef wordt gesteld wordt duidelijk hoe onvoorspelbaar onze welvaart is, en dat legt een nog grotere druk op de mensen. Daarbij komt nog de angst om ook besmet te worden, en nog erger te sterven… en wat dan? Gelovigen hebben nog uitzicht op een leven na dit leven op grond van hun geloof in het plaatsvervangend offer van Christus, maar voor de ongelovige is geen hoop dan alleen het oordeel.
God versterkt Elia
Voor de dreigementen van Izebel, de vrouw van koning Achab, vlucht Elia, om zijn leven te redden. ‘Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de Heer vertrouwt is onaantastbaar’ (Spr.29:25). Hij maakte zich op ging op weg en kwam te Berseba, liet zijn knecht daar achter en trok de woestijn in, ging onder een bremstruik zitten en zei: ‘Het is genoeg! Neem nu Here, mijn leven!’ (19:4). Zou hij onderweg van gedachten zijn veranderd, want hij wilde toch zijn leven redden? (19:3). Hoe dan ook, zó, in die geestelijke toestand vindt de Engel des Heren hem en bemoedigt Elia door hem twee keer te voorzien van eten en drinken en zegt tegen hem: ‘Sta op, eet, want de reis zou voor u te ver zijn. Eten en drinken; een prachtig beeld van Gods Woord en Geest. Zo’n wonderlijke verzorging had Elia al eerder genoten, tijdens zijn verblijf bij de beek Kerit (17:1-6). Hij stond op en ging door de kracht van die spijs veertig en veertig nachten tot aan het gebergte Horeb. Ook wij hebben nodig versterkt te worden voor onze reis en daarvoor kunnen we gebruik maken van Gods Woord en de leiding van de Heilige Geest. Dat is ook wat wij nodig hebben in een tijd van ‘droogte’ in ons leven, om kracht op te doen, want anders zou de reis ook voor ons te ver zijn! Vinden we in de Emmaüsgangers een mooie illustratie in wat Gods Woord kan bewerken? De Emmaüsgangers waren verdrietig en teleurgesteld door de gebeurtenissen, maar toen kwam Jezus en opende hun Gods Woord en hun hart werd in vuur en vlam gezet; ze kregen weer moed en levenslust! (Luk.24:17, 32-33). En was de apostel Paulus ook niet in een situatie waarin hij bemoedigd diende te worden? Aan het einde van een lange en moeilijke reis als gevangene van Ceaserea met bestemming Rome werd hij opgewacht door de geloofsgenoten. ‘En vandaar kwamen de broeders, die van onze zaken hadden gehoord, ons tegemoet tot Forum Appii en Tres Tabernae, en toen Paulus hen zag, dankte hij God en vatte moed’ (Hand.28:15). En hebben ook wij niet af en toe een steuntje in de rug nodig?
God wijst Elia terecht
Wanneer Elia dan na een lange reis bij het gebergte Horeb aankomt en zich in een spelonk verbergt, wordt hem door de Here gevraagd wat hij daar komt doen. En dan komt de ware reden van zijn depressie aan het licht: hij alleen is overgebleven, alle anderen hebben verzaakt! Althans, zo denkt hij erover en daar is ook wel iets voor te zeggen, want had hij niet alleen gestaan tegenover die vierhonderdenvijftig Baäl profeten? Maar Elia stond niet alleen in zijn strijd tegen de Baälpriesters, want God was met hem! Maar hij klaagt Israël bij God aan en zegt: ‘Heere, Uw profeten hebben zij gedood en Uw altaren afgebroken, en ik ben alleen overgebleven. Ook staan zij mij naar het leven’. Maar was is Gods antwoord tot hem: ‘Ik heb voor Mijzelf nog zevenduizend mannen overgelaten, die de knie voor het beeld van Baäl niet gebogen hebben’ (Rom.11:2-4). Maar waar waren die zevenduizend mannen dan toen Elia daar op de Karmel stond? Ik geloof dat we allemaal wel eens dat gevoel gehad hebben, dat we alleen staan in ons geloof. Dat komt omdat we gaan zien op de omstandigheden waardoor je gaat wegzinken in een depressie! Petrus heeft dat letterlijk zo ervaren toen hij met Jezus op het water wandelde. Het ging goed totdat hij zag op de wind, de omstandigheden en niet op de Heer, en hij begon te zinken. Gelukkig was hij in staat om tot Jezus te roepen, die Hem greep en redde. Als g’ in nood gezeten, geen uitkomst ziet, wil dan nooit vergeten, God verlaat u niet! Het is heel bevrijdend je diepste nood en gevoelens, en niet alleen je verlangens, aan God bekend te maken, dat kan heel bevrijdend werken. Werp al uw bekommernissen op Hem, want Hij zorgt voor u! (1Petr.5:7).
God verschijnt aan Elia
God roept Elia om uit zijn spelonk te komen want Hij wil zich aan hem openbaren. Mensen die te kampen hebben met een depressie hebben vaak de neiging zich terug te trekken, om zich af te zonderen, in plaats er met anderen over te spreken om zo tot een mogelijke oplossing te komen. Daarom roept de Here Elia, eerst in een wind en aardbeving, vuur en tenslotte in een zachte koelte. Dat doet ons denken toen de Here God, nadat Adam en Eva in zonde waren gevallen, hen kwam opzoeken vragend: ‘Mens, waar zijt gij?’ (Gen.3:8-9) Ook hier begint de ontmoeting met Elia met een vraag van de Heer: ‘Wat doet gij hier, Elia?’ (19:9,13). Geen verwijt maar een vraag, want: ‘Een zacht antwoord keert de grimmigheid af, maar een krenkend woord wekt toorn op (Spr.15:1). Of zoals een andere spreuk van Salomo zegt: ‘Een woord in juiste vorm gesproken, is als gouden appelen op zilveren schalen’ (Spr.25:11). En voor de tweede keer geeft Elia hetzelfde antwoord: ‘Ik ben alleen overgebleven’. Aansluitend zegt de Here tegen hem, dat hij op zijn schreden moet terugkeren, hij moet terug naar de woestijn van Damascus, en krijgt de opdracht Jehu tot koning over Israël te zalven, Hazaël als de nieuwe koning van Syrië en Elisa als zijn opvolger. Elia moet terug aan het werk en dat is een goed medicijn voor mensen die van een depressie moeten herstellen. Hij krijgt de bemoediging mee dat er in Israël nog zevenduizend zijn overgebleven die zich niet voor Baäl gebogen hebben (1Kon.19:18).
God vervangt Elia
In de laatste verzen van dit hoofdstuk zien we de overdracht van zijn roeping als profeet des Heren op Elisa, door wie de Here verder tot het volk zal spreken. Elia moest op zijn schreden terugkeren en naar de woestijn van Damascus gaan (19:15). Daar, waar hij van de weg was afgeraakt, moest hij er weer op gaan. Elia ontvangt nieuwe kracht, nieuwe opdrachten en moest een nieuwe profeet in zijn plaats zalven. Elia ontmoet Elisa en werpt hem zijn mantel toe, waarop Elisa achter hem aangaat en toestemming vraagt om eerst nog afscheid van zijn ouders te mogen nemen. Hetzelfde vinden we in het Nieuwe Testament wanneer Jezus mensen roept om Hem te volgen. Het antwoord is: ‘Niemand die zijn hand aan de ploeg slaat en achteromkijkt, is geschikt voor het koninkrijk van God’ (Luk.9:62). Daarmee zit Elia’s taak erop. Hij had gewenst te sterven, hij had de Here gevraagd zijn leven te nemen, maar dat zou niet gebeuren, want hij voer in een storm ten hemel! (2Kon.2:11). Gods knecht werd thuisgehaald, Gods werk ging echter verder en Elisa nam zijn plaats in. We mogen nooit denken dat wij, welke dienst we ook voor God vervullen, onmisbaar zijn. Uit het niets kwam Elisa op het podium. God had al lang voor een plaatsvervanger gezorgd. Ook wij, gelovigen hebben de belofte dat we niet zullen sterven.
________________________________________________________________