De Zeven Gemeenten van de

Openbaring naar Johannes

 

Deel 1

 

Inleiding en Inoudsopgave


Inhoudsopgave

1. Algemene inleiding op de Openbaring

2. Specifieke inleiding

3. Specifieke inleiding op de Zeven Gemeenten

4. Boodschap voor de gemeente te Efeze

5. Boodschap voor de gemeente te Smyrna

6. Boodschap voor de gemeente te Pérgamus

7. Boodschap voor de gemeente te Thyatira

8. Boodschap voor de gemeente te Sardis

9. Boodschap voor de gemeente te Filadelfia

10. Boodschap voor de gemeente te Laodicéa


Achtergrond

De apostel Johannes nam het herderlijk werk in Efeze en de omliggende gemeenten op zich ongeveer in het jaar 70. De Romeinse keizer Nero had de gelovigen in Rome vervolgd, maar de ‘vuurgloed’ die Petrus had voorzegt in 1 Petrus 4:12 was nog niet begonnen. Toen echter Domitianus keizer werd in 81 werd de vervolging heftiger. Domitianus was een brute moordenaar zoals je de geschiedenis dat duidelijk maakt. Hij promootte de ‘keizer verering’ en begon met de aanhef: ‘Onze Heer en God Domitianus beveelt…’. Iedereen die voor hem verscheen moest hem aanspreken met: ‘Heer en God’. Hij was verbitterd in de behandeling van joden en christenen, en het was op zijn bevel dat Johannes naar Patmos verbannen werd, een rotsachtig eiland van zo’n vijftien kilometer lang en acht kilometer breed, in de Egeïsche zee. De Romeinen hadden er een strafkamp waar de gevangenen in de mijnen moesten werken. Het was op deze geïsoleerde plaats dat Johannes zijn visioenen kreeg en het boek Openbaring schreef. Hij schreef het ongeveer in het jaar 94. Het is niet moeilijk om het boek Openbaring in te delen, want dat is al voor ons gedaan in hoofdstuk 1:19 waar staat: ‘Schrijf dan wat u hebt gezien en wat is en wat hierna gebeuren zal’.

Het karakter van de Openbaring

Openbaring is een uniek boek met kenmerken waar we acht op dienen te geven.


De tekst van Openbaring is Profetisch

Het is enige echte profetische boek van het Nieuwe Testament (1:3; 10:11; 11:3; 19:10; 22:7, 10, 18-19)

Het heeft Christus als het middelpunt

‘Het getuigenis van Jezus is namelijk de geest van de profetie’ (Op.19:10). Het is de openbaring van Jezus Christus, niet een profetisch programma. In hoofdstuk 1 is Hij de Opgestane Priester-Koning; in de hoofdstukken 2-3 beoordeelt Hij de gemeenten; in hoofdstukken 4-5 ontvangt Hij eer en lof; in de hoofdstukken 6-19 oordeelt Hij de wereld en keert terug in heerlijkheid; en in de hoofdstukken 20-22 heerst Hij in heerlijkheid en kracht.

De Openbaring is een ‘open’ boek

Het woord ‘openbaring’ betekent letterlijk ‘onthulling’. Tot Daniël werd gezegd zijn boek te verzegelen (Dan.12:4), maar tot Johannes ‘verzegel het niet’ (22:10). In plaats van een verzameling raadselachtige profetieën, is het boek Openbaring een logische en chronologische geordende onthulling van Christus en zijn uiteindelijke overwinning over satan, zonde en de wereld.

De symboliek van Openbaring

‘Hij zond om te kennen gegeven’ (1:1) suggereert dat het boek tekenen en    symbolen gebruikt om de boodschap over te brengen. Sommige worden verklaard (1:20; 4:5), andere blijven onverklaard (2:7,12,27-28). Deze geestelijke symboliek zou duidelijk worden voor de gelovige lezers die het boek zouden ontvangen, maar voor de Romeinse vervolgers bleef het gesloten. De symbolen spreken van een realiteit. Het beeld van Christus bv. in 1:12 is niet letterlijk te nemen, maar elk van deze symbolen onthullen een geestelijke waarheid van Hem.

De basis is het OT

Het is niet mogelijk het boek te begrijpen zonder kennis te nemen het Oude Testament. Van de 404 verzen van Openbaring, verwijzen 278 naar het Oude Testament. Er is berekend dat er meer dan 500 referenties en toespelingen van het Oude Testament in het boek Openbaring te vinden zijn. Naar de Psalmen, Daniël, Zacharia, Genesis, Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Joël worden het meest verwezen.

Getallen in Openbaring

Er zijn zeven reeksen van ‘zeven’ in het boek: zeven gemeenten, zegels, trompetten, schalen, kandelaren enz. Het getal drieënhalf verschijnt ook aantal keren (11:2-3; 12:6; 13:5). We vinden ook de 144.000 (een veelvoud van twaalf) verzegelde Israëlieten uit alle stammen, twaalf sterren (12:1), twaalf poorten (21:12), en twaalf fundamenten (21:14).

Het boek is Universeel

Openbaring gaat over de hele wereld. Johannes ziet naties, volkeren menigten (zie: 10:11; 11:9; 17:15 enz.). Dit boek beschrijft Gods oordeel over de wereld en de schepping van een nieuwe.

Majestueus

Dit is het ‘boek van de troon’, want van het eerste hoofdstuk tot het einde, lezen we over de Koning en zijn heerschappij Het woord ‘troon’ wordt vierenveertig keer gebruikt; ‘koning’, ‘koninkrijk’ en ‘heerschappij’ ongeveer zevenendertig keer; ‘macht’ en ‘gezag’ zo’n veertig keer. We zien Christus als de soevereine Heerser, heersende vanuit zijn hemelse troon.

Het boek is Sympathiek

Doorheen het hele boek zien we het lijdende volk van God en het medelijden van de hemel voor het volk van God op aarde (1:9; Jes.63:9): Antipas is martelaar (2:13); de gemeente in Smyrna dreigt gevangenschap (2:10); de zielen onder Gods altaar roepen om Gods oordeel (6:9-10); het oordeels uur is gekomen (3:10); de grote hoer is dronken van het bloed van de heiligen (17:6; 18:24; 19:2). Toch zal God de wereld oordelen en zijn volk redden.

Het is de Climax van Gods handelen

Openbaring is het hoogtepunt, de climax van de Bijbel en toont de vervulling van Gods plan en doel met zijn schepping. Alle lijnen van de Schrift vinden daarin hun bestemming.

Interpretatie

Onder christenen verschilt men van mening over de details van het boek. Er zijn vier belangrijke interpretaties te noemen:

  1. Preteristische visie

Deze visie beweert dat alles wat in Openbaring staat vervuld is in de eerste eeuw. Johannes, zeggen de voorstanders, gaat over de oorlog van de kerk en Rome. Hij schrijft aan de heiligen om ze te vertroosten en te bemoedigen. Maar Johannes schrijft zeven keer dat het ‘profetie’ is. Zeker heeft het boek een speciale waarde voor hen die vervolging van de Romeinen te verduren hadden, maar die waarde eindigt niet met het einde van de apostolische eeuw maar strekt zich uit over alle eeuwen totdat Jezus komt.

  1. Historische visie

Hen die deze visie volgen geloven dat we in de symbolen van de Openbaring de vervulling van de kerk kunnen vinden. Ze geloven dat het boek een overzicht geeft van het verloop van de geschiedenis van de apostolische tijd tot aan het einde van de tijden. Ze zoeken in geschiedenisboeken naar paralellen met het boek Openbaring, maar de resultaten daarvan zijn soms desastreus. De ene uitlegger ziet in een symbool Luther en de Reformatie, maar een ander ziet in hetzelfde symbool de boekdrukkunst! Wat voor een waarde zou het boek Openbaring voor de gelovigen in Johannes dagen gehad hebben als alleen maar de geschiedenis van de wereld zou voorzeggen? En wat voor waarde heeft het boek dan voor ons?

  1. Idealistische visie

De verdedigers van deze visie verlaten de idee van profetie totaal en gebruiken Openbaring als een presentatie van het conflict tussen Christus en satan, goed en kwaad. Ze verwerpen de idee dat Johannes schrijft over actuele gebeurtenissen; ze zeggen dat het boek alleen gaat over algemene geestelijke principes. Maar nogmaals, Johannes schrijft profetie! We erkennen dat Openbaring meerdere algemene geestelijke principes in symbolische vorm bevat, maar we moeten we ook erkennen dat het boek ook gaat over echte gebeurtenissen die eenmaal zullen plaatsvinden in deze wereld.

  1. Futuristische visie

De navolgers van deze visie benadrukken dat Openbaring profetie is; de hoofdstukken 2-3 zijn een profetische beschrijving van de Gemeente op aarde, en de hoofdstukken 6 tot 22 beschrijven een reeks gebeurtenissen die op aarde en in de hemel zullen gebeuren nadat de gemeente van de aarde is weggenomen. De navolgers van deze visie realiseren en erkennen dat er ook geestelijke lessen in het boek Openbaring aanwezig zijn, maar ook dat het gaat over werkelijke gebeurtenissen die eens zullen gebeuren. Als Openbaring niet uitgelegd wordt als profetie, dat heeft God de gemeente geen boek in het Nieuwe Testament gegeven dat de toekomstige gebeurtenissen van de wereld weergeeft, de overwinning van de gemeente, het oordeel over de zonde, en de vervulling van de beloften en profetieën die in het Oude Testament worden gevonden. Dit is niet mogelijk! Nee, Openbaring is een profetisch boek! Zij die dit boek onderzoeken als een profetisch boek die komende gebeurtenissen voorzegt nadat de gemeente is opgenomen, zullen beloond worden voor hun werken.

Tenslotte

Openbaring geeft Gods programma weer voor de geschiedenis van de mensheid. Wat eeuwen geleden is begonnen bij de eerste schepping, zal in de schepping van een nieuwe hemel en aarde zijn vervulling vinden. Dit is het boek van de ‘zaligsprekingen’ (1:3; 14:13; 16:15; 20:6; 22:7,14). Het laat ons zijn dat de geschiedenis Zijn geschiedenis is en dat menselijke geschiedenis in de handen is van de overwinnende Christus. Wanneer we dit boek bestuderen, worden we bemoedigd, bereid om te dienen, en zullen we in staat zijn om ons leven te reinigen, zodat we gereed zouden zijn als Hij komt!

_________________________________________________________________

 

De zeven Gemeenten

 

Deel 2

 

De profetische uitleg van Openbaring 2 en 3

 

Voorwoord

In de traditionele uitleg, d.w.z. in de meeste Protestantse en RK-kerken, hebben de hoofdstukken 2 en 3 van het boek Openbaring geen profetische betekenis, slechts een contemporaine c.q. praktische uitleg. Dat komt o.a. doordat men denkt de Gemeente nog te kunnen vinden in Openbaring ná hoofdstuk 4, hoewel daarvoor geen enkele aanwijzing is. Ze betrekken heel het toekomstig gebeuren, zoals geschilderd in het boek Openbaring, op de Gemeente. De 144.000 verzegelden uit alle stammen vormen de Gemeente of een deel ervan. De grote schare, die uit de grote verdrukking komt, stelt eveneens de Gemeente voor. Met de vrouw uit Op12 is het precies zo gesteld. Ook de aanbidders in hoofdstuk 11:16 behoren tot de Gemeente. Dit alles wordt door hen toegepast op de Gemeente. Maar in het Bijbelboek Openbaring wordt de Gemeente, zoals hiervoor gezegd, echter niet meer gezien vanaf hoofdstuk 4 tot 19. Door hen die de vervangingsstheologie voorstaanis is er geen plaats voor een toekomstig Israël. De vervangingstheologie (ook bekend als supersessionisme) leert dat de gemeente Israël heeft vervangen in Gods plan. Aanhangers van vervangingstheologie geloven dat God geen specifieke toekomstplannen voor de natie Israël meer heeft. De kerk is in de plaats van Israël gekomen (Augustinus). Omdat er in Openabring na hoofdstuk 4 nog wel gesproken wordt over gelovigen moet het dus in hun denken wel de kerk zijn; wie anders?

Ook zijn er die geloven dat de Gemeente door de Grote Verdrukking moet gaan en aanvaarden ook niet dat Openbaring 2 en 3 een profetische beschrijving geeft van de geschiedenis van de Gemeente. Omdat de Grote Verdrukking niet eerder plaats zal vinden dan in de tweede helft van de laatste jaarweek, kan de Opname niet eerder plaatshebben. Dus kan een profetische geschiedschrijving in hun denken geen plaats hebben en verklaart men Openbaring 2 en 3 alleen praktisch. (Zie voor de Pre-Wrath Doctrine de gelijknamige Rubriek op deze website).

Aanhangers van het zgn. Preterisme heeft aan het hele Bijbelboek Openbaring helemaal geen profetische boodschap, omdat in die visie alles in het jaar 70 als vervuld wordt beschouwd. (Zie Preterisme in de rubriek: Eschatologie).

Ook zijn er die een profetische uitleg wel accepteren maar geloven dat Openbaring 2-3 in de profetische uitleg alleen maar toepasbaar kan zijn op de kerk binnen het Romeinse rijk. Daar is immers de RK-kerk ontstaan en de Reformatie. In dat Romeinse rijk vinden we ook het Babylon van de eindtijd met als centrum Rome (Op.17-18). Ook veel verdere eindtijdgebeurtenissen zullen voor een groot gedeelte plaats vinden in Israël waarmee het hersteld Romeins Rijk in de nabije toekomst verbonden zal zijn. De openbaring van de antichrist en het verbond dat met dit hersteld Romeins Rijk zal worden gesloten ondersteunen de gedachte dat de profetische uitleg van de zeven gemeenten op West-Europa betrekking kan hebben.

Dus dat Openbaring 2 en 3 een profetische geschiedschrijving is, is voor velen onacceptabel, toch zijn de meeste Bijbelleraars in de Evangelische wereld van mening dat de zeven gemeenten wel degelijk een profetische voorzegging is van de Gemeente (Christendom of Kerk), vanaf de uitstorting van de Heilige Geest tot aan de komst van de Heer Jezus om zijn Gemeente op te nemen. Daarvoor spreken de gegevens, die vermeld worden in de brieven aan die zeven Gemeenten, overduidelijk en zijn niet te negeren. In de bespreking van de brieven aan de Gemeenten zal dat meer verduidelijkt worden.


Indeling Openbaring

De sleutel tot de indeling van het boek Openbaring kunnen we vinden in 1:19. Dit vers geeft een driedeling van Openbaring: ‘Wat u hebt gezien’ is dan hoofdstuk 1 het visioen van de Zoon des mensen. ‘Wat is’ zijn de hoofdstukken 2-3 en geven een profetisch overzicht in de zeven Gemeenten. ‘Wat hierna gebeuren zal’ verwijst naar hoofdstuk 4:1 en alles wat daarna gaat gebeuren. Openbaring 4:1 - ‘Na deze dingen zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had, alsof een bazuin met mij sprak, zeide: Klim hierheen op en ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet. Dit vers verwijst naar twee zaken: (1) De voltooiïng van de geschiedenis van de Gemeente op aarde en haar  Opname, dat is het eerste ‘hierna’ en (2) de oordelen die staan te komen en beschreven worden vanaf hoofdstuk 6, dat is het tweede ‘hierna’. In deze studies volgen we het standpunt dat het hele boek Openbaring ‘profetisch’ is (1:3). Dat geldt voor Openbaring 4-19, maar ook voor Openbaring 1, waar Christus ons wordt voorgesteld in de profetische gestalte van Dan.7 en 10 en dus ook voor hoofdstuk 2- en 3.

De voornaamste aanwijzingen

Wat zijn de voornaamste redenen om aan te nemen dat Openbaring 2-3, naast de historische en praktische betekenis, ook een profetische betekenis heeft? Daarvoor kunnen onderstaande opmerkingen ons helpen:

1e. ‘Zalig is hij, die leest, en zijn zij, die horen de woorden van deze profetie, en die bewaren, hetgeen daarin geschreven is’ (Op.1:3; 22:7, 10, 18, 19). Door deze woorden wordt het gehele boek Openbaring, en dus ook de zeven brieven, als profetie gekenmerkt, en daarom het enige Bijbelboek het enige profetische boek in het Nieuwe Testament. Zoals de rest van de Openbaring een schets geeft van de gebeurtenissen, die uitlopen op de komst van Christus, zo schetsen de brieven aan de zeven Gemeenten de ontwikkelingen als getuigenis van God die daaraan voorafgaan. Het druist tegen elke vorm van hermeneutiek in, om de hoofdstukken 2 en 3 een andere kwalificatie te geven dan profetisch. Meestal staat daar een theologisch dogma of een verkeerde leer in de weg om daarin een verandering tot stand te brengen (zie hierboven). Om hun leer te handhaven worden deze hoofdstukken ‘weggemoffeld’ door te stellen dat ze niet profetisch van karakter zijn! Argumenten daarvoor heeft men niet! Ooit heb ik iemand horen zeggen: ‘Dat Openbaring 2 en 3 een profetische beschrijving van de geschiedenis van de kerk op aarde voorstelt daar kan ik niets mee! Dat is pas uitlegkunde!

2e. Het begrip ‘profetie’ heeft in Openbaring een duidelijk eschatologisch karakter, d.w.z. het heeft betrekking op de toekomstige dingen: ‘Om zijn slaven te tonen wat spoedig moet gebeuren’ (1:1; 22:6). In Openbaring 4:1 staat: ‘Hierna zag ik, en zie, een deur was geopend in de hemel, en de eerste stem die ik gehoord had als van een bazuin, de met mij sprak, zei: Kom hier op en Ik zal u tonen wat hierna moet gebeuren’. Wat kan het tweevoudig ‘hierna’ anders betekenen dan dat ‘ná de gebeurtenissen beschreven in de hoofdstukken 2-3, met andere woorden ná de kerkgeschiedenis die met de Opname afgesloten wordt, waarna de oordelen volgen. De Opname van de Gemeente, zoals vermeld in Joh.14:1-3, 1Thes.4:13-18, wordt niet vermeld in het boek Openbaring, maar als gebeurt verondersteld. Het boek Openbaring is een boek dat ons spreekt over het oordeel dat over deze wereld zal komen en omdat de Opname al voldoende werd vermeld in andere brieven van het Nieuwe Testament, was een herhaling daarvan niet nodig.

3e. Paulus heeft verschillende brieven aan zeven gemeenten geschreven, maar Johannes richt zijn gehele schrijven in één boek tot zeven gemeenten (1:4, 11). De brieven moesten niet elk afzonderlijk aan de betreffende gemeente worden gezonden. In 1:11 lezen we dat de zeven brieven in één boek moesten worden opgenomen en dat dit boek in zijn geheel aan de zeven gemeenten woest worden gezonden. Elk van de zeven gemeenten kreeg elk van de zeven brieven. Ook het meervoud ‘wat de Geest tot de Gemeenten zegt’ duidt op een eenheid. Het gehele boek Openbaring is daarom een ondeelbaar profetisch geheel. Dit onderstreept de opmerking onder Op 1:3 namelijk, dat de gehele Openbaring toekomst-onthullende profetie is.

4e. Het is opvallend dat juist deze gemeenten gekozen zijn en dat hun getal tot zeven is beperkt. Er waren in Asia méér gemeenten, maar deze zeven zijn genomen omdat ze zich in een toestand bevonden die de Heilige Geest nodig had, om ons een volkomen beeld van de geschiedenis van de christelijke Kerk op aarde te kunnen geven.

5e. Er is in de zeven brieven een morele volgorde. Men kan zien dat de Heer een vast plan voor ogen had. Het kwaad begint klein, alleen zichtbaar voor het oog van de Heer (Efeze), maar het neemt langzamerhand toe totdat de Gemeente uit de mond van de Heer wordt gespuwd (Laodicéa). Alles wat God aan de verantwoordelijkheid van de mens overlaat, begint goed maar eindigt slechts. Ik noem maar als voorbeeld de schepping, en het volk

Israël.

6e. Na het tweede en derde hoofdstuk wordt geen melding meer gemaakt van de Gemeente op aarde. In de hoofdstukken 4 en 5 wordt ons getoond wat er in de hemel zal gebeuren, en in de volgende hoofdstukken is er nog slechts sprake van de volken, Israël en de grote hoer Babylon.

7e. In de brieven wordt gesproken van de persoonlijke wederkomst van de Heer voor de gemeenten Thyatira (2:25), Sardis (3:3, vgl. 16:15) en Filadelfia (3:11). Hieruit blijkt wel zeer duidelijk dat de inhoud profetisch is. Voor de plaatselijke gemeenten Thyatira, Sardis en Filadelfia kan de Heer niet wederkomen, want deze gemeenten zijn reeds lang verdwenen. Deze gemeenten moeten dus de éne Kerk voorstellen, in zeven toestandelijke gedaanten, vanaf het begin tot aan de komst van Jezus Christus voor Zijn Gemeente.

8e. Veel gelovigen hebben geen moeite om in de zeven scheppingsdagen de hele heilsgeschiedenis te zien. Ook heeft met geen problemen om in Leviticus 23 een profetische beschrijving van de geschiedenis van Israël te zien. Zelfs in de zeven gelijkenissen (Mat.13) wil men nog wel een profetische schildering van de geschiedenis van de christenheid zien, dus waarom niet in Openbaring 2 en 3? Wat is daar zo vreemd aan?

__________________________________________________________________


De zeven Gemeenten 


Deel 3

 

Specifieke inleiding op de zeven Gemeenten

 

Zoals in de inleiding verdedigd nemen wij de zeven zendbrieven aan de zeven gemeenten, die zijn opgenomen in Openbaring 2 en 3, als basis voor de geschiedenis van Christus’ Gemeente op aarde. Deze brieven hebben een wonderlijke, dubbele betekenis. Allereerst zijn het brieven aan zeven bestaande gemeenten, alle gelegen in Asai, dat is de westkust van het huidige Turkije, en waarschijnlijk ontstaan vanuit het getuigenis dat in Efeze geklonken heeft en vandaar is uitgedragen (Hand.19:10). In de provincie Mysië lagen de haven Troas en de residentie Pergamum. Ook de handelsstad Smyrna lag aan de kust. In de provincie Lydië lagen de handelsstad Efeze en voorts in het binnenland: Thyatira, Sardes en Filadelfia. In de provincie Caria lag Milete aan de kust, en daarvoor het eiland Patmos. Oostelijk daarvan lag in het binnenland de provincie Pisidië met de steden Hiërapolis, Laodicea en Kolosse, en uiteraard Antiochië in Pisidië waarvan sprake is in Handelingen 13. Uit deze brieven blijkt wel hoe iedere gemeente duidelijk een eigen karakter had, haar eigen verzoekingen en overwinningen. Eigenlijk geven de brieven van elke lokale gemeente een specifieke sterkte-zwakte analyse. Maar daarnaast zijn deze brieven voor de gemeenten bedoeld, hetgeen blijkt uit het laatste vers van iedere brief. Wij kunnen ze dus, vanwege het feit dat deze zeven brieven in de canon zijn opgenomen, met vrucht en zegen lezen en daarin de stem van de Heer verstaan, in bemoediging en vermaning. Tenslotte zijn deze hoofdstukken ook typerend voor de zeven achtereenvolgende perioden uit de kerk/gemeentegeschiedenis. Daarin ligt een wonderbare profetische boodschap en zeker ook voor de tijd waarin wij nu leven. Hoewel het hele Nieuwe Testament, ja de hele Bijbel, nuttig is voor alle tijden en voor alle plaatsen, zijn het toch juist deze hoofdstukken in het bijzonder die profetisch spreken van de thans negentienhonderd jaar die verstreken zijn sinds het afsluiten van de canon. Juist daarom verdienen deze beide hoofdstukken in het bijzonder onze aandacht en zullen wij ze als basis nemen en als typering van elke periode in het bijzonder. Het blijkt zelfs erg doelmatig en verhelderend om ook de kerkgeschiedenis op deze basis in te delen. De jaartallen die deze onderscheiden perioden afbakenen zijn soms vrij nauwkeurig aan te geven, soms slechts bij benadering. In sommige gevallen bestaat er in de evangelische literatuur ook geen volledige eenstemmigheid over. Maar in het algemeen wordt toch wel deze indeling aangehouden. Ook moet niet worden vergeten dat een nieuw tijdperk wel een nieuwe periode van de gemeente inluidt, maar daarmee wordt natuurlijk niet het vorige tijdperk definitief afgesloten. Bijvoorbeeld na de Reformatie bleef de Rooms-Katholieke Kerk bestaan, maar zij had niet meer de alleenheerschappij, omdat nu naast haar de kerken van de Reformatie gingen functioneren

Methode van uitleg

De zeven Gemeenten hebben naast de contemporaine, ook een historische, profetische en praktische uitleg en zo willen we de Gemeenten ook belichten. Daarna besteden we ook aandacht aan de specifieke leerstellige problemen waarmee men in die tijd te maken hadden. Zo heb ik ze ook jaren geleden op meerdere plaatsen besproken met gebruik van Power Points.

1e. Contemporaine uitleg (van deze tijd - vgl.: museum van contemporaine (hedendaagse) kunst)

Het gaat hier om zeven toenmalig bestaande gemeente in Klein-Asia die in een bepaalde geestelijke toestand verkeerden. Dat Christus hen daarop prijzend of vermanend aanspreekt, heeft allereerst grote betekenis voor die gemeenten zélf gehad.

2e. Praktische uitleg

Wie zou hier de praktische uitleg over het hoofd kunnen zien? Bijvoorbeeld: ‘Maar Ik heb tegen u, dat u uw eerste liefde hebt verlaten’ (2:1) of ‘Wees trouw tot de dood’ (2:10). Vraag: bij welke van de zeven gemeenten zou u willen behoren?

3e. Profetische uitleg

In het kort houdt de profetisch-eschatologische uitleg van Op.2 en 3 in, dat de zeven brieven een profetische verwijzing vormen naar zeven opeenvolgende fasen in de kerkgeschiedenis, vanaf het midden van de eerste eeuw tot aan de opname van de gemeente.

Globaal overzicht van de Kerkgeschiedenis

De gegeven jaartallen mogen niet strikt genomen, sommigen uitgezonderd, maar geven een indicatie van het tijdperk.

Apostolische tijd (ca. 33 – 90)

Een tijd van zaaien en gemeentestichting zoals we dat kunnen vinden in het boek Handelingen. Het jaar 90 als einddatum van deze periode is genomen omdat toen het boek Openbaring door Johannes op Patmos geschreven is. Anderen nemen het jaar 70 vanwege de verwoesting van de tempel in Jeruzalem.

Efeze (90 – 170 n.Chr.)

Begin en einde van de eerste generatie van de Gemeente en van de eerste liefde. In het jaar 70 n.Chr. was de val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel. ‘Dit geslacht’ (Mat.24:34) is dan voorbijgegaan.

Smyrna (170 – 313 n.Chr.)

Begin van tien grote Christenvervolgingen door tien Romeinse keizers (‘tien dagen’). Deze eindigden definitief in 313 n.Chr. met de komst van Constantijn de Grote. De tien keizers zijn Nero (54), Domitianus (81), Trajanus (98), Hadrianus (117), Septimus Severus (193), Maximus (235), Decius (249), Valerianus (254), Aurelianus (270) en als laatste Diocletianus (303).

Pergamum (313 – 606 n.Chr.)

Keizer Constantijn aanvaardt het Christelijk geloof en het christendom wordt uitgeroepen tot staatsgodsdienst. In 325 eerste grote concilie in Nicea, waar de ‘Nicolaïeten het roer van de kerk overnemen.

Thyatira (606 – 1520 n.Chr.)

Bonifatius III wordt gekroond tot ‘universeel bisschop.’ Hiermee doet het pausdom officieel zijn intrede. Uitbreiding van de kerk met behulp van de krachtige hand van de staat. Bouw van grote kathedralen.

Sardis (1520 – 1750 n.Chr.)

De Reformatie zet algemeen door en maakt een eind aan de alleenheerschappij en de almacht van de Rooms Katholieke Kerk. Begin van vele kerkelijke denominaties: o.a. Luther, Calvijn en Zwingli.

Filadelfia (1750 – 1948 n.Chr.)

De ‘evangelische beweging’ zet door. Belangrijkste kenmerken hiervan zijn: Opwekking in grote delen van het christendom, nadruk op het profetische Woord en op de verwachting van Christus’ wederkomst. Opkomst van de zogenaamde geloofszendingen.

Laodicea (1948 - ? n.Chr.)

Vorming van de Wereldraad van kerken te Amsterdam in 1948 en in datzelfde jaar ook het uitroepen van de staat Israël. Ontstaan EGKS, later EEG en nu EU, dat volgens velen het begin is van een Hersteld Romeinse Rijk (Dan.2:36-45).

Enkele belangrijke jaartallen

70 - Val van Jeruzalem

170 - Begin van de ‘tien koningen’, de grote christenvervolgingen. Deze duurden tot keizer Diocletianus (310).

313 - Constantijn aanvaardt het Christelijk geloof en maakt het tot een staatsgodsdienst. Edict van Milaan.

330 - Byzantium wordt Constantinopel.

337 - Dood van Constantijn.

325 – Eerste grote concilie in Nicea, waar de Nicolaïeten het roer van de Kerk overnemen.

395 - Scheiding West- en Oost-Romeins rijk.

410 - Rome definitief ingenomen door Alarik (de Visigoten uit het noordoosten van Roemenië. Begin van de ‘donkere’ middeleeuwen.

476 - Val van het West-Romeinse rijk door de Vandalen.

570 - Geboorte van Mohammed stichter van de Islam.

606 - Bonifatius wordt gekroond tot ‘universeel bisschop’. Hiermee doet het pausdom zijn intrede. Uitbreiding van de kerk met behulp van de krachtige hand van de staat. Bouw van grote kathedralen.

800 – Kroning Karel de Grote.

1054 - Scheiding van de kerk in West en Oost. Oorzaak: verschil van mening over de uitdrukking filioque, politieke rivaliteit tussen het Griekssprekende (Constantinopel) en het Latijnsprekend (Rome). Toenemende aanspraak op gezag door de paus van Rome.

1096 - Begin van de kruistochten.

1204 - Inname Constantinopel door de kruisvaarders.

1453 - De val van Constantinopel door de Islam. Begin Renaissance in West-Europa.

1517 - Reformatie: Luther, Calvijn en Zwingli. 95 Stellingen Wittenberg als reactie op de aflaathandel van de RK-kerk (Tetzel)

1750 – De verlichting, een filosofische beweging (ca.1650-1800) volgens welke de waarheid gevonden wordt met behulp van de rede (t.o. met name het kerkelijk gezag).

1850 – Ontstaan evangelische beweging (o.a. Darby, George Müller)

1854 - Maria verering: In 431 de titel ‘Moeder van God’. In 1854 de ‘onbevlekte ontvangenis’. 1870 - Maria hemelvaart als dogma aanvaard.

1948 - Oprichting Wereldraad van Kerken. Ontstaan Israël. Begin van de EU.

Afwijkingen in de Bijbelse leer

(1) De gnostiek. Een pseudo-christelijke leer; alleen voor ingewijden.

(2) Het docetisme. Leer dat Jezus niet werkelijk vlees is geworden.

(3) De Marcionieten. Geloof in twee goden: OT en NT. Eigen canon: Alleen Evangelie van Lucas en Paulus’ 10 eerste brieven.

(4) De Manicheeën. Streven naar een syncretisme tussen alle religies.

_________________________________________________________________


De zeven Gemeenten


Deel 4


Efeze - de generatie die haar eerste liefde verloor


Openbaring 2:1-7


Tijdperk: 90 – 170 n.Chr.

 

Inleiding

Druk bezig voor de Heer, maar teruggaande liefde voor Hem. Programma zonder passie. Dit is de drukke kerk met de grote statistieken, maar één die afdrijft van oprechte toewijding aan Christus. Christus is meer geïnteresseerd in wat we doen mét Hem dan vóór Hem. Arbeid mag geen vervanging zijn voor liefde.

Historisch

Efeze was een belangrijke handelsplaats aan de westkust van Klein-Azië in het tegenwoordige Turkije. De apostel deed de plaats aan tijdens zijn tweede en derde zendingsreis. Aan de gemeente aldaar schreef hij een brief. In het boek Openbaring liet de Heer Jezus door Johannes woorden opschrijven bestemd voor de gemeente te Efeze. De stad Efeze was de hoofdstad van de Romeinse provincie Asia. Daar was de hoofdzetel van de regering gevestigd, en het was dan ook een grote en moderne wereldstad in de dagen van Paulus en van Johannes. Hoewel Efeze al van ouds bekend is, was het verwoest geweest en later, in 287 v.Chr. geheel opnieuw gebouwd door de Diadochen-koning Lisimagus. Deze was een van de generaals van het leger van Alexander de Grote en kreeg na diens dood een deel van zijn rijk toegewezen. Efeze lag centraal aan de rivier de Cayster, die werd gevormd vanuit vier dalen. Door die dalen liepen de verbindingen met de hoogvlakte van Asia, waaronder ook de doorgaande handelsroutes. Als gevolg daarvan was Efeze een belangrijke handels- en havenstad, met name ook door zijn natuurlijke baai (die naderhand is verzand). Vanuit Efeze schreef de apostel Paulus een brief aan de Corinthiërs, waarin hij aankondigde via Macedonië naar hen te zullen reizen. Maar hij wilde tot Pinksteren in Efeze blijven. ‘En ik zal naar u toe komen wanneer ik Macedonie heb doorreisd, want ik doorreis Macedonie; maar wellicht zal ik mij bij u langer ophouden of zelfs overwinteren, opdat u mij voorthelpt, waar ik ook heenreis. Want ik wil u nu niet zien in het voorbijgaan, want ik hoop enige tijd bij u te blijven, als de Heer het vergunt. Maar ik zal in Efeze blijven tot pinksteren (1Kor.19:5-8). Efeze was één van de zeven gemeenten genoemd in Openbaring. Efeze lag het dichtst bij het eiland Patmos, waar de apostel Johannes, balling aldaar, de openbaring van de Heer Jezus ontving.

Contemporain (hedendaags)

De Griekse naam in de brontekst van het Nieuwe Testament is Ephesos (klemtoon op de eerste lettergreep), en komt er 16x in voor. Behalve een handelscentrum was Efeze ook een belangrijk godsdienstig centrum in de Grieks-Romeinse wereld. De tempel van de godin Artemis trok vele pelgrims naar Efeze, en was zo van groot economisch belang. Daarnaast gold Efeze ook als ‘derde heilige stad’ (na Jeruzalem en Athene) vanwege het beeld en de tempel van de hemelkoningin Artemis, Latijn: Diana. Dit gold als een van de zeven wereldwonderen der oudheid. Deze koningin des hemels komt al door alle eeuwen voor, zij het onder verschillende namen. Jeremia noemt haar al, en onder Achab was koningin Izebel de hogepriesteres van haar als Astarte. De Egyptenaren kenden haar als Isis of moeder Gods, later kenden de Grieken haar als Aphrodite, Latijn: Venus. Zij is de uitbeelding van de oorlog en de jacht en van de vruchtbaarheid en de liefde, een wonderlijke combinatie. In haar worden zowel het hoogste als het laagste van de vrouw verenigd: het onbevlekte maagdelijke en de zedeloosheid van de vruchtbaarheidsriten. Later - in de perioden van Pergamum en van Thyatira - werd zij door de kerk Maria genoemd, en de Islam kent haar onder de naam Fatima; ‘alles wat goddelijk is in de vrouw’.

Profetisch

De apostolische tijd begon ná de hemelvaart van Christus en de uitstorting van de Heilige Geest en duurde tot aan het jaar ca. 95 n.Chr., het jaar waarin de apostel Johannes stierf.

Anderen houden liever het jaar 70 aan, het jaar waarin Jeruzalem ingenomen en de tempel verwoest werd door Titus. De Joden werden weggevoerd in ballingschap onder alle volken. De apostolische periode is een tijd van evangelisatie en gemeentestichting zoals dat verhaald is in het boek Handelingen, maar ook het begin van de vervolgingen onder keizer Nero in jaar 64 n.Chr. De apostel Petrus waarschuwde ervoor: ‘Geliefden, laat de vuurgloed in uw midden die tot uw beproeving dient, u niet bevreemden’ (1Petr.4:12). Met het heengaan van de apostel Johannes in 94 of 95 eindigde de zgn. apostolische tijd en begon het tijdperk van de gemeente Efeze.

Praktisch

De apostel Paulus was de stichter van de christelijke gemeente in deze stad. Zijn eerste korte bezoek aan deze stad was in het voorjaar van 54 na Chr. Hij deed de stad aan tijdens zijn tweede zendingsreis. Bij hem waren Priscilla en Aquila. ‘En zij kwamen in Efeze en hij liet hen daar achter; maar zelf ging hij naar de synagoge en onderhield zich met de Joden. En toen zij hem vroegen langere tijd te blijven, stemde hij daarin niet toe, maar hij nam afscheid en zei: Ik zal weer naar u terugkeren, als God het wil. En hij voer weg van Efeze’ (Hand.18:19-20). De apostel kon niet lang blijven want hij moest op een vastgestelde datum in Jeruzalem zijn om een gelofte in te lossen (Hand.18:19-20). Later, op zijn derde zendingsreis, bracht hij bijna drie jaar door in Efeze, jaren van toegewijde en intensieve evangelieverkondiging. (Hand.19:8-10). Daarna, op de terugweg tijdens deze reis, zei hij te Miléte bij zijn afscheid tot de ouderlingen uit Efeze, dat 60 km noordelijker lag, dat hij de gelovigen drie jaar lang met tranen terechtgewezen had. ‘Daarom waakt, en herinnert u dat ik drie jaar, nacht en dag, niet heb opgehouden ieder met tranen terecht te wijzen’ (Hand.20:31). Het is een gemeente waarover we veel in de Bijbel lezen, namelijk in Handelingen 19 en 20 en ook in de brief van Paulus aan de Efeziërs. De naam van de plaats houdt verband met verzaken, laten gaan, wat ook de kern is van haar zwakte, vs. 4. Het is dus een teruggevallen gemeente: uiterlijk bezit zij alles, maar het wezen (de eerste liefde) ontbreekt, en dit is een typisch kenmerk van de tweede generatie, die het niet zelf heeft meegemaakt, maar als vanzelfsprekend de voorrechten kreeg overgeleverd. Het negatieve wat van deze gemeente gezegd kan worden is dat zij de eerste liefde hebben verlaten: ‘Maar Ik heb tegen u, dat u uw eerste liefde hebt verlaten’ (2:4). Het positieve is: ‘Maar dit hebt u, dat u de werken van de Nicolaïeten haat, die ook Ik haat’ (2:6).

De werken der Nicolaïeten

In Hand. 20:29-30 waarschuwt Paulus de oudsten van de gemeente dat ‘grimmige wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet zullen sparen: en uit uw midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken’. In vers 6 worden deze ‘wolven’ en ‘mannen uit hun eigen midden’ de ‘Nicolaïeten’ genoemd. Dit was geen nieuwe sekte, maar een groepering binnen de gemeente die bezig was om een priesterlijke orde ingang te doen vinden. Daarmee werd dus een onderscheid gemaakt tussen geestelijken en leken, een voorloper dus van wat later het pausdom zou gaan vormen. Het woord zelf betekent volksoverheersers, want Niko betekent overwinnen en Laos betekent volk. Dit leidt dus tot de meest ernstige vorm van discriminatie binnen Christus’ gemeente, namelijk van geestelijken die heersen over de leken. Dit is direct en flagrant in tegenspraak met het gebod van Christus in Mat. 23:810, waar we lezen: ‘Gij zult u niet ‘rabbi’ (meester) laten noemen, want Een is uw Meester en gij zijt allen broeders. En gij zult op aarde niemand uw vader (pater, paus) noemen, want Eén is uw Vader, Hij die in de hemelen is. Laat u ook geen leidslieden (magisters) noemen, want Eén is uw Leidsman, Christus. In plaats van een eenvoudige gemeente en levensstijl (vgl. Ps.86:11 en Mat. 6:22) worden nu allerlei ‘dingen van de mensen de gemeente binnengebracht, die deels berusten op de oude religie van Babylon (de Chaldeeën), en deels op de oudtestamentische priesterdienst. Precies datgene waarvoor Jakobus waarschuwt (Jak.2:1-4), wordt nu gepropageerd door bisschoppen, kardinalen, magisters, paters en anderen. Hiermee wordt de Gemeente als geheel beroofd van haar koninklijk priesterdom (1Petr.2:9, Op.5:10), en gebracht op het lage niveau van de zogenaamde mysterie-religies zoals de Mithra-verering. De Efeziërs hadden een diepe afkeer van deze praktijken en wezen ze vierkant af. Daarvoor werden zij door de Heer geprezen omdat ook Hij deze ‘werken der Nicolaïeten haat’. De opkomst van een priesterlijke kaste doet haar intrede in de kerk. Zeker, er dienen er leiders in de kerk te zijn, maar dat mag niet leiden tot een hogere geestelijk klasse en lagere waarover die heersen.

__________________________________________________________________

 


De zeven Gemeenten


Deel 5


‘De Gemeente te Smyrna’


Openbaring 2:8-11


Tijd: 170 - 313 n.Chr.

 

Historisch

De stad

Smyrna (= mirre) was een belangrijke stad in Klein-Azië, aan de westkust van het huidige Turkije. Daar was een gemeente van onze Heer Jezus Christus, waaraan de apostel Johannes namens Hem een korte brief schreef, die opgenomen is in het laatste Bijbelboek (Op.2:8-11).

Geschiedenis

Smyrna ontstond in de 11e eeuw v.Chr. als Aeolische kolonie en werd in de 7e eeuw v.Chr. een Ionische stad. De Lydische koning Alyattes vernietigde de stad in 630 v.Chr. en in 575 v.Chr. werd Smyrna een Lydische stad. Bij de verovering door de Perzen in 545 v.Chr. werd Smyrna volledig vernietigd, omdat de stad had geweigerd de Perzen te steunen in hun oorlog tegen de Lydiërs. Alexander de Grote herbouwde Smyrna rond 330 v.Chr. na een oproep van het orakel van Clarus. In de 7e eeuw n. Chr. werd de stad overvallen door Arabieren. In 1079 veroverden de Byzantijnen de stad. In 1415 ging de stad deel uitmaken van het Ottomaanse Rijk. In het begin van de zeventiende eeuw was er in Smyrna een Hollandse handelskolonie gevestigd.  Deze betrekkingen met het Ottomaanse rijk stonden bekend als de Capitulatie van de Sultan. In 1922 veroverden Turkse legers onder Atatürk de stad.

Ligging en economische betekenis

De stad lag aan de Egeïsche Zee, ongeveer 65 km ten noorden van Efeze, op een machtige handelslocatie aan de Egeïsche Zee. Ze had een prachtige haven, met een nauwe monding die goed verdedigbaar en afsluitbaar was in oorlogstijd. Naar het oosten liep een belangrijke handelsroute. Na Efeze was ze het tweede belangrijkste exportcentrum.

Cultuur. Smyrna herbergde een beroemd stadion, een bibliotheek, en het grootste publieke theater in Azië. De beroemde ‘Gouden Straat’ liep rond de berg Pagus. Bij begin en eindpunt was een tempel voor een plaatselijke god en voor Zeus. De akropolis op de berg Pagus werd ‘de kroon van Smyrna’ genoemd. De stad met ca. 220.000 inwoners kende een hoogstaande cultuur met veel godsdienstigheid. Ze gaf geldstukken uit met het opschrift: ‘De Eerste van Azië in schoonheid en grootte’. Ze stond dan ook bekend als ‘het sieraad van Klein Azië’.

Band met Rome

Smyrna had een speciale band met Rome en met de keizercultus. Aan de zijde van Rome streed de stad tegen Carthago. Het was de eerste stad in de antieke wereld die een tempel bouwde voor de Dea Roma (de Romeinse beschermgodin bij uitstek). Ze werd boven tien andere steden verkozen om er een tempel te bouwen voor keizer Tiberius.

Joden

In Smyrna was een synagoge en een grote joodse gemeenschap. Joden lasterden de christenen. De Heer Jezus wist hiervan. ‘Ik weet uw verdrukking en uw armoede - maar u bent rijk -, en de laster van hen die zeggen dat zij Joden zijn en het niet zijn, maar een synagoge van de satan’ (Op.2:9).

De Gemeente

Het is niet bekend wanneer de gemeente in Smyrna ontstond. Waarschijnlijk in de tijd dat Paulus in Efeze verbleef, tijdens zijn derde zendingsreis. Vergelijk Handelingen 19:26: ‘En u ziet en hoort, dat deze Paulus een aanzienlijke menigte, niet alleen van Efeze, maar bijna van heel Asia, heeft overreed en afkerig gemaakt heeft door te zeggen dat goden die met handen worden gemaakt geen goden zijn’. Smyrna's trouw aan Rome en de grote joodse gemeenschap aldaar, die bijzonder vijandig stond tegenover de christenen, maakten het moeilijk om als christen in Smyrna te leven. In haar stierven bekende martelaren en vloeide veel martelaarsbloed, onder andere dat van Polycarpus, die verbrand werd omdat hij de keizer niet als Heer wilde erkennen. In de Bijbel wordt de stad alleen genoemd in Openbaring in een korte brief aan deze stad (Op 1:11; 2:8-10). Uit het begin van de tweede eeuw bestaat een brief van Ignatius aan de gemeente te Smyrna, waaruit blijkt dat deze georganiseerd was met een opziener (bisschop), oudsten en diakenen. Omstreeks het jaar 155 stierf de toenmalige opziener Polycarpus de marteldood.

Overblijfselen van de stad

De belangrijkste ruïnes van het oude Smyrna, de immense stadsmarkt (agora) en het ondergrondse sanitaire systeem, bevinden zich midden in de moderne Turkse stad Izmir. Omdat Izmir een bruisende stad is, met de op één na grootste bevolking in heel Turkije, is er slechts weinig van Smyrna opgegraven.

Kenmerken van de lokale gemeente

Evenals Efeze lag ook Smyrna aan de Egeïsche Zee, zo’n 70 km noordwaarts. De stad is thans bekend onder de naam Izmir, een belangrijke stad. Smyrna was een belangrijk handelscentrum, met name voor de vele kostbare balsemsoorten en specerijen uit het Midden-Oosten, waaronder ook nardus en mirre, en aan dit laatste heeft zij waarschijnlijk haar naam te danken. Evenals Efeze was de stad van oude oorsprong, verwoest en onder Alexander de Grote door Antigonus herbouwd. Smyrna is dus typisch de stad van de ‘zalven van de wereld’, kostbaar en welriekend, maar juist daarin is haar betekenis ‘pseudo’, net-alsof, en voor datgene wat echt is betekent het ‘bitterheid’ (de betekenis van de naam mirre) en verdrukking. Evenals in het Oude Testament wordt namelijk ook hier het echte door het valse gesmaad en vervolgd, vgl. Gal.4:29; 1 Petr.2:12. Smyrna is dus het beeld van verleiding, het doen-alsof (vs. 9) en van verdrukking (vs. 9-10). Aan deze gemeente is het martelaarschap beschoren, en zij die getrouw zijn tot de dood en niet versagen of hun Heer verloochenen, ontvangen de overwinnaarskroon (stephanos), de kroon des levens, de martelaarskroon.

Profetisch

Synagoge des Satans

Dit is de naam die gegeven wordt aan hen die ‘menselijk’ denken. Dit is op zichzelf nog niet zo erg, ware het niet dat in de confrontatie met ‘de dingen van God’ zij die bedacht zijn op ‘de dingen der mensen’ hiermee tot instrumenten van Satan worden (vgl. Mat.16:23). Daaruit blijkt dat naam-joden en naamchristenen een veel groter gevaar zijn voor de waarachtige gemeente Gods dan ‘gewone heidenen’. Dat blijkt wel uit het leven en sterven van Jezus, en ook uit de hele Handelingen der apostelen komt dit naar voren. Het oordeel van God zal dezen des te zwaarder treffen. Wereldsgezindheid bij religieuze mensen is dus het ergste wat er is, en hun ‘pseudo’ of namaak impliceert bitterheid voor Gods kinderen. Zelf zijn deze mensen te vroom om hun handen aan hen te slaan, maar zij geven anderen daartoe de opdracht (Hand. 23:2), om zelf hun handen schoon te houden en rustig hun sabbat (Joh.19:31), hun Te Deum (Bartholomeusnacht) of hun Eucharistie (afslachting van Moslims in Jeruzalem door de Kruisvaarders) te kunnen vieren. Deze ‘godsdienst’ wordt door Christus hier ‘satansdienst’ genoemd, een vroomheid die met het bloed der heiligen is bevlekt.

Tien dagen lang

Hiermee wordt de duur van de grote Christenvervolging aangeduid. In 156 n.Chr. werd Polycarpus, bisschop van Smyrna, levend op de helling of ‘pagos’ verbrand. Kort daarna werd de hele helling met bloed geverfd van 1500 Christenen, die daar tegelijk de marteldood stierven, en enkele dagen later nog eens 800. In figuurlijke zin heeft het woord ‘tien dagen’ betrekking op de tien koningen of keizers, dus de tien regeerperioden van de opeenvolgende Romeinse keizers tussen 170 en 313, waarin zeven – anderen zeggen tien - grote Christenvervolgingen plaatsvonden. Gerekend vanaf Caesar Nero, die in 64 n.Chr. de troon besteeg, waren het tot en met keizer Diocletianus precies tien grote Christenvervolgingen. Hieraan kwam een einde toen met keizer Constantijn een geheel nieuwe periode aanbrak. Met betrekkingen tot de ‘tien dagen’ kunnen we concluderend zeggen, dat:

  1. Het zou over de tien verschillende Romeinse keizers kunnen gaan die in hun regeringsperiode de christenen vervolgd hebben. Ik noem ze, met daarachter hun eerste regeringsjaar: Nero (54), Domitianus (81), Trajanus (98), Hadrianus (117), Septimius Severus (193), Maximinus (235), Decius (249), Valerianus (254), Aurelianus (270) en Diocletianus (284). Een bezwaar tegen deze gedachte is dat ten tijde dat Johannes de Openbaring schreef, inmiddels twee keizers geregeerd hadden.
  2. Het zou ook kunnen gaan om de tien jaren van de meest vreselijke christenvervolgingen tijdens het bewind van de antichristelijke keizer Diocletianus in het jaar 303-313 n.Chr. Dan stellen deze tien dagen een periode van tien jaar voor.
  3. Een andere interpretatie zou kunnen zijn, dat de tien dagen een beperkte tijdspanne voorstellen van heftige verdrukking. We moeten hierbij denken aan Polycarpus, de bisschop van Smyrna, die niet zo lang na het schrijven van deze brief de marteldood op de brandstapel onderging.

Contemporair - Religieuze stromingen

- Gnostiek bovennatuurlijke kennis, geen waarde aan het lichaam. Gnosticisme vroege, vaak pseudo-christelijke, esoterische denkrichting. Het woord gnostiek stamt van het Griekse woord voor kennis, gnosis. De Gnostiek (of gnosticisme) is een brede waaier van mystiek-religieuze stromingen die stammen van vóór Christus en een bloei kenden in de 2e en 3e eeuw. Vandaag de dag wordt de term gnostiek ook wel gebruikt voor en door sommige esoterische bewegingen. Volgens de gnostiek wordt de mens verlost door intuïtieve kennis van zijn eigen (onderstelde) goddelijkheid.

- Docetisme: Christus is in een schijnlichaam gekomen. Docetisme de leer dat de Zoon van God niet werkelijk vlees geworden is, maar slechts een tijdelijk schijnlichaam heeft aangenomen; ruimer: elke leer die de waarachtige mensheid van Jezus ondermijnt.

- Marcionieten: onderscheid tussen God van OT en NT. Marcionisme is een stroming van theologisch denken in de vroege kerk, en een dualistisch geloof dat voortkomt uit het gnosticisme dat het evangelie van Christus een evangelie van zuivere Liefde is, wat niet het geval is met de oude Wet van Mozes en het volk Israël. Als gevolg hiervan wordt het Oude Testament verworpen. De schepper God die in het Oude Testament aanwezig is, heeft niets te maken met de liefhebbende God van het Nieuwe Testament. Een geloof dat in de derde eeuw na Christus in Rome werd beleden en gepropageerd door Marcion van Sinope, het werd in 144 door de kerk ketters verklaard en Marcion werd geëxcommuniceerd.

- Manicheeën: Syncretitische religie. Manicheïsme dualistische* godsdienst, gesticht door Mani (3e. eeuw). Het Manicheïsme is een ketterij die nauw verwant is met het gnosticisme. De aanhangers heten manicheeërs. Deze dwaalleer ontleent haar naam aan Mani of Manes, een Pers, die in het jaar 277 door zijn koning ter dood werd veroordeeld. Volgens het Manicheïsme staan twee eeuwige wezens tegenover elkaar: de god van licht en de god van de duisternis. Eveneens twee rijken: het rijk van het licht, door God beheerst, waar alles vrede is, en het rijk der duisternis, het rijk van onrust, kwelling en strijd waar alles zucht onder het juk van de satan. De god der duisternis of de satan roofde uit het rijk van het licht de mensenzielen, die hij opsloot in de lichamen, welke uit het rijk der duisternis komen. Deze vereniging van ziel en lichaam is de bron van alle kwaad. 's Mensen levenstaak is: het stoffelijke in zich te bestrijden en te doden. Dit gebeurt of door versterving en onthouding, of door mateloze zedeloosheid. De zedeloosheid van de manicheeërs was zo groot, dat zelfs keizer Diocletinus zich gedwongen zag, tegen hun ongebondenheid op te treden.

- Montanisme: eerste vroege vorm van Pinksteren. Het montanisme is een vroegchristelijke religieuze beweging die een strenge zedenleer voorstonden. De montanisten zijn vernoemd naar de Frygiër Montanus (overleden ca. 195). Ze traden op in het midden der tweede eeuw.

Vlucht bij vervolging stond volgens hen gelijk met afval. Grote misdadigers (o.a. apostaten of afvalligen, moordenaars en echtbrekers) mochten, volgens hen, nooit meer in de gemeenschap van de gelovigen worden opgenomen. Want afval, echtbreuk en moord waren zware zonden. De vrees voor het naderend oordeel begunstigde het rigorisme (de gestrengheid).

- Novatianen: betreffende terugkeer na afval. Novatianen aanhangers van - Novatianus (3e. eeuw), die zich afscheidden van de Rooms-Katholieke Kerk, o.a. vanwege haar mildheid t.o.v. afvalligen. Novatianen (genoemd naar Novatianus, die in 251 optrad) leerden dat de Gemeente door zondaars besmet wordt en dus slechts uit Kathari, dat is reinen, kan bestaan. Volgens hen mocht een zondaar nooit meer in de gemeenschap der gelovigen worden opgenomen. Toen Cornelius, paus van 251 — 253, na de zware vervolging van keizer Decius de gevallenen in de schoot der Kerk opnam, stelde Novatianus zich als tegenpaus aan het hoofd van de rigoristen. Novatianus werd krachtig bestreden door de kerkleraar Cyprianus die leefde 200 — 258.

- Origenes: allegorische interpretatie. Origenes (ca. 185 – ca. 254 na Chr.) was een omstreden invloedrijke kerkleraar, bijbelonderzoeker, systematisch theoloog en schrijver in de 3e eeuw. Hij werkte als kerkelijk leraar in Alexandrië (Egypte) en in Caesarea. Hij was betrokken bij de ontwikkelingen in de christelijke kerken van zijn tijd, deed mee aan interne kerkelijke discussies, keerde zich tegen dwalingen en verdedigde het christelijke geloof tegen intellectuele aanvallen van buiten. Hij kreeg te maken met toenemende botsingen met de Romeinse overheid. Hij werd gevangengenomen en gefolterd. Kort na zijn vrijlating is hij gestorven.

- Nicolaïeten: onderscheid tussen ‘geestelijke’ en ‘leken’; men denkt aan de clerus die over de gewone christenen begint te heersen. De Nicolaïeten, ook gespeld Nikolaïeten, waren een sekte die een ontuchtig leven (hoererij) en het eten van offervlees voor de afgoden rechtvaardigden. Naam en oorsprong. De naam Nikolaieten komt van Nikolaus, dat berust op de combinatie van de Griekse woorden nikao (= overwinnen, veroveren) en laos (= volk). Nikolaieten zijn, letterlijk verstaan, ‘overwinnaars van (d.i. over) het volk’.

Praktisch

‘Vrees niets van wat u zult lijden. Zie, de duivel zal sommigen van u in de gevangenis werpen, opdat u op de proef gesteld wordt, en u zult een verdrukking hebben van tien dagen. Wees trouw tot de dood, en Ik zal u de kroon van het leven geven’ (Op.2:10).

__________________________________________________________________


De zeven Gemeenten

 

Deel 6

 

Pergamum - als de kerk die met de koning is getrouwd

Openbaring 2:12-17


Tijd: 313 - 606

 

Kenmerken van de lokale gemeente

Evenals Efeze en Smyrna lag Pergamum aan de Egeïsche Zee, 150 km ten noorden van Efeze. Pergamum was niet zo’n handelsstad als Efeze en Smyrna, maar was een oude koningsstad gebouwd door de koningen Eumenes I en II, onder welke laatste koning de stad het toppunt van haar bloei bereikte, 197-159 BC. Hoewel Efeze de hoofdstad van Asia was, was Pergamum de residentie, net als in Nederland Amsterdam en Den Haag. De stad was prachtig gebouwd, aan zee en tegen de berghelling. Op de top van die helling lag de grote koningsburcht, terwijl op het dak daarvan het grote altaar van Zeus was gebouwd. Pergamum was ook de zetel van het hooggerechtshof en bezat een enorme bibliotheek, die kon wedijveren met de bibliotheek van Alexandrië, de plaats waar zeventig joodse geleerden het Oude Testament in het Grieks hadden vertaald, de zogenaamde Septuagint, ofwel LXX. De boeken werden toen nog niet op papier gedrukt, maar op perkamenten rollen, van dierenhuiden gemaakt, waren allerlei handschriften geschreven en overgeschreven. De naam “perkament” is waarschijnlijk van de stadsnaam afkomstig. Aan deze bibliotheek was ook een universiteit verbonden, die voornamelijk bestond uit een medische faculteit. De naam Pergamum is samengesteld uit “purgos” dat toren of burcht betekent, en “gamos” dat huwelijk betekent. Het was de plaats waar het Westen (Griekenland) en het Oosten (Babylon) aan elkaar gekoppeld waren. De verbindende schakel daarbij was koning Attalus III, priester-koning van de Chaldeeën. De koppeling betrof ook overheid en religie, wat duidelijk uitkwam in de constructie van de regeringsburcht.

De troon des Satans

Deze term slaat op de geestelijke achtergrond van de wereldse overheid. Deze was belichaamd in de persoon van Attalus III, die uit Chaldea moest vluchten en door wie Satan zijn troon overbracht van Babylon naar Pergamum. Dit lei vide in het begin tot vervolging, zoals van Antipas, die in de brief wordt genoemd, maar later leidde dit tot de “koppeling” van kerk en staat. In Pergamum ontwikkelde zich een satanische pseudo-drieëenheid, namelijk: - Zeus, de oppergod der Grieken troonde bovenop de koningsburcht op de top van de heuvel, de “purgos” van de stad was dus met de hoogste god gekroond en de regering (en dus ook alle burgers) stonden onder zijn gezag. - De tweede tempel van de stad was gewijd aan de Romeinse keizer, die als “heer” werd verheerlijkt en aanbeden. De eerste keizer die werd gekroond was Julius Caesar, die na zijn kroning de naam aannam van Divinus Julius, de goddelijke Julius, want hij beschouwde zichzelf als de zoon der goden en liet zich daarom als “heer” vereren. - De derde afgod was Aesklepios Sooter, die werd vereerd onder het beeld van de slang, nog steeds het symbool van de artsen, de esculaap. Hij werd vereerd als de god van de geneeskunde en kon alle zieken genezen, en volgens zeggen zelfs doden opwekken. Deze Aesklepios werd van tijd tot tijd uit de tempel genomen, onder een baldakijn gezet en in processie door de straten gedragen. Iedereen die deze processie tegenkwam moest dan neerknielen en deze god hulde bewijzen, op straffe des doods. De priesters die deze afgod ronddroegen brachten zichzelf in extase, zij gingen “orakelen” of “profeteren”, spraken in tongen en brachten die geestvervoering dan over op de omstanders, van wie er velen genazen. “Sooter” kan ook vertaald worden als therapeut, genezer, en was dus eigenlijk een pseudo-heiland. In Pergamum zien we dat overheid, wetenschap en geschriften stellig niet “waardevrij” zijn, maar dat deze hier staan onder de oppermacht van de afgoden. Zij beloven en schenken veel voorspoed, maar beheersen de lichamen en zielen der mensen, wat ook Op. 18:13 zegt.

De leer van Bileam

Wat deze leer inhoudt wordt duidelijk uit het lezen van Num. 22-25. Toen het volk Israël op weg naar Kanaän het land Moab had bereikt, zond Balak, de koning van Moab, boden naar de tovenaar Bileam de zoon van Beor, die helemaal in het noordoosten bij de Eufraat woonde. Daarmee beoogde hij een krachtige vervloeking te werpen op het volk van de Allerhoogste, maar de Heer stond dat niet toe. Daarop stelde Bileam aan Balak voor dat hij de Israëlieten zou uitnodigen voor hun ontuchtige feesten van Baäl-Peor, waar zij zich aan elkaar koppelden, Num. 25:3. Op deze wijze werd Israël in een valstrik gelokt, waardoor de toorn des Heren tegen hen ontbrandde: wat niet gelukt was door toverij lukte nu wel door hoererij. De leer van Bileam en de naam Pergamum zijn dus nauw met elkaar verbonden en zijn typerend voor het beginsel van “koppeling”: de vriendschap der wereld is vijandschap tegen God, omdat de wereld staat onder het gezag van machtige afgoden: de pseudo-vader Zeus, de pseudo-zoon Caesar, en de pseudo-geest Aesklepios.

De leer der Nicolaïeten Deze leer was in Efeze afgewezen, maar kwam in Pergamum tot volle bloei. De gemeente moet zich hiervan bekeren en zo niet, dan gaat de Heer zelf tegen zijn gemeente oorlog voeren met het zwaard zijns monds.

Gemeente van Christus

Toen de apostel Johannes de Openbaring schreef, was er een christelijke gemeente. Wanneer en door wie deze gemeente gesticht werd, is niet bekend. Pergamus was de derde, en wel de meest noordelijke van de zeven gemeenten, waaraan Johannes de Openbaring zenden en een zendbrief moest richten (Op.1:11; 2:12-17).

Op.2:12 En schrijf aan de engel van de gemeente in Pergamus: Dit zegt Hij die het scherpe, tweesnijdende zwaard heeft: Op.2:13 Ik weet waar u woont, daar waar de troon van de satan is; en u houdt vast aan mijn naam en het geloof in Mij hebt u niet verloochend, zelfs niet in de dagen waarin Antipas mijn trouwe getuige was, die gedood werd bij u waar de satan woont. Op.2:14 Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u daar hebt die aan de leer van Bileam vasthouden, die Balak leerde de zonen van Israel een strik te spannen, om afgodenoffers te eten en te hoereren. Op.2:15 Zo hebt ook u er die op dezelfde wijze aan de leer van de Nicolaieten vasthouden. Op.2:16 Bekeer u dan; maar zo niet, Ik kom spoedig naar u toe en Ik zal oorlog tegen hen voeren met het zwaard van mijn mond. Op.2:17 Wie een oor heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, die zal Ik geven van het verborgen manna, en Ik zal hem een witte steen geven en op de steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan hij die hem ontvangt.

Overeenkomstig de scherpte, die de Heer Jezus hier moest uitoefenen, kiest Hij daarin de bijnaam van het tweesnijdend zwaard dat hij draagt. Ten eerste wordt van de gemeente geroemd, dat zij in deze hoofdzetel van het heidendom, waar de Satan met heel- en toverkrachten inzonderheid de gemoederen wist te ketenen, onder zware vervolgingen de getrouwheid had bewaard.

Antipas. 

Een gelovige genaamd Antipas, dien de Heer Jezus "mijn trouwe getuige" noemt (Opb. 2:13), werd in Pergamus, "waar de satan woont", gedood. Volgens de overlevering werd Antipas op het Zeusaltaar in een bronzen stier (het symbool van Zeus) geworpen, die enorm verhit werd, waardoor hij levend verbrandde[2]

Nicolaïeten. 

Te midden van de gemeente zelf was het heidendom binnengedrongen door de sekte van de Nicolaïeten, die zich aan de haar omgevende wereld gelijkvormig stelden en heidense wellusten en afgodische offermaaltijden met het Christendom wilden verenigen.

Witte steen. Tegelijk met de ernstige verwerping van deze verleiders belooft de Heer de overwinnaars betere genietingen van het hemels Manna, een in het oordeel vrijsprekende witte steen en een nieuwe hemelse naam. Met 'een witte steen geven' verwijst de Heer Jezus misschien naar het toenmalige gebruik in de rechtspraak om voor vrijspraak te stemmen met een witte steen en voor schuldigverklaring met een zwarte stem. De Heer geeft een witte steen, rechtvaardigt 'wie overwint' (vers 17)

__________________________________________________________________

De zeven Gemeenten


Deel 7


Thyatira: ‘in de schaduw van onze lieve vrouwe’

Openbaring 2:18-29


Inleiding

Dee periode die de gemeente te Thyatira omvat is zo’n 900 jaar, gerekend vanaf 606 tot 1520. Een periode die enorme veranderingen te vermelden heeft, zowel in- als buiten de kerk. Het is dan ook niet mogelijk om in het kort alles te vermelden, laat staan te beschrijven. Thyatira is profetisch gezien de periode van de spreekwoordelijke duistere middeleeuwen waarin de Rooms Katholieke kerk haar ‘hoogtepunt’ bereikte voor wat betreft de macht die ze zichzelf toe-eigende, maar geestelijk gezien haar dieptepunt. Door het ingrijpen van God, we denken dan aan de Reformatie, kwam een einde aan deze periode. We delen de zeven gemeenten dan ook op in 3 en 4 Gemeenten. De eerste drie gemeenten, Efeze, Smyrna en Pergamum in hun profetische uitleg, bestaan niet meer, de laatste vier, Thyatira (RK-kerk), Sardis (Protestantisme), Filadelfia (Evangelische beweging) en Laodicéa (het afvallig christendom) blijven naast elkaar bestaan tot de komst van Christus.

Bijzondere kenmerken

Izebel

Zij treedt op als profetes, dus als woordvoerster, zegsvrouwe van de hoogste vrouwelijke macht in de hemelse regionen, namelijk de koningin des hemels. Zij is symbool voor de goddeloosheid, maar laat zich als heilige, onbevlekte maagd (dat is de betekenis van haar naam) vereren. In het Oude Testament was zij de dochter van Ethbaäl, de priester-koning van Tyrus, de koning der Sidoniërs, zie ook Ezechiël 28. Haar afkomst wordt beschreven in 1Kon.16:29-33 (zij is de vrouw van koning Achab, die Israël tot geestelijk overspel brengt door haar toverkunsten (zie ook 2Kon.9:22). Haar smadelijk einde is beschreven in 2 Kon. 9:30-37, waar haar laatste poging om een koning te versieren mislukt en zij uit het raam te pletter valt om door de honden te worden verslonden. Deze vrouw komt ook voor aan het einde van Openbaring. In hoofdstuk 17 lezen wij van haar triomfen en van haar ondergang. Het is waarschijnlijk dat de Here Jezus in zijn brief aan de gemeente te Thyatira deze naam symbolisch heeft gebruikt, om deze profetes van Thya aan te duiden. Zeker is dat hier een verdere ontwikkeling wordt getekend, waarbij de kerkelijke hiërarchie wordt gekroond met de ‘onbevlekte koningin des hemels’, de ‘moeder der Kerk’ die het purper (symbool van kerkelijke en koninklijke macht) uitreikt aan wie zij wil. Er is dus een duidelijke progressie van Pergamum (verbond met de wereld en met de aardse koning) en Thyatira (verbond met de koningin des hemels) bij wier gratie de kerkvorsten regeren.

Enkele kenmerken van de vrouw Izebel zijn:

- Hoererij; echter niet zozeer in de vleselijke zin zoals Artemis met haar tempelprostitutie, maar in geestelijke zin zoals de vrouw die een zuurdeeg (symbool van het verderf) nam, het deed in drie maten meel (symbool van de zuiverheid in de dienst van God), totdat het geheel doorzuurd was (Mat.13:33).

- Toverij; zij slaagt erin om de eredienst aan God te veranderen van de redelijke eredienst in eenvoud des harten tot een stelsel waarin mannen gelokt worden met purper en waar geestelijke waarden (aanbidding in geest en waarheid) worden omgetoverd tot liturgische pracht en praal.

- Bloeddorst; zij is erop gericht om alle waarachtige godsdienaars uit te roeien, omdat zij, als aller lieve vrouwe de absolute alleenheerschappij opeist en geen andersdenkende ketters naast zich kan verdragen.

De werken

Dit is een thema dat menigmaal voorkomt in deze korte brief. Zoals de Christen-joden steeds de neiging hadden om terug te vallen op de Wet als grond voor rechtvaardiging en middel tot heiliging, zo wordt in Thyatira de nadruk gelegd op ‘uw werken’. Niet alleen wordt hier gedoeld op werken der barmhartigheid, zoals bijvoorbeeld Cornelius die deed (Hand.10:2, 22). Maar deze werken ontwikkelen zich (uw laatste werken zijn meer dan uw eerste) tot het onderhouden van tal van religieuze riten die in de plaats waren gekomen van de waarachtige eenvoud van het geloof, namelijk de werken van de Zoon des mensen, vs. 26, zie ook Joh. 6:28-29.

Historisch

Thyatíra (= geur van ellende), ook geschreven Tyatira, was een voorname stad in het noorden van het Klein-Aziatisch gewest Lydië. Lydia de purperverkoopster was afkomstig van Thyatira. Zij kwam door de prediking van Paulus tot geloof. Thyatira lag aan de rivier de Lycus, in het Lycusdal, aan de weg van Pergamus naar Sardis, 60 km zuidoostelijk van Pergamus. De stad was een kolonie van Grieken uit Macedonië. In 133 v.C. kwam zij samen met Pergamus onder Romeins gezag. Daar kwam Lydia de purperverkoopster vandaan (Hand.16) en daar ontstond een christengemeente (Op.2). De Griekse naam Thyateira betekent ‘geur van ellende’. De plaatsnaam wordt 4x in het Nieuwe Testament genoemd. Thyatira was oudtijds een belangrijke handels- en industriestad. De materieel welvarende inwoners leefden dan ook vooral van handel en industrie, o.a. het verven van purper, de verwerking van koper en de vervaardiging van aardewerk en textiel. Om haar losheid van zeden stond zij echter in een kwaad gerucht. De stad Thyatira ligt meer in het binnenland, in het dal van de Lycus, ongeveer tussen Pergamum en Sardes in. Zij kreeg haar naam door haar gilde van wevers en ververs van wollen en linnen stoffen, en door haar leder- en metaalbewerkers. Zij was beroemd vanwege het vervaardigen van purperverf. De naam ‘Thyatira’ is een samenstelling van Thya en tira, wat betekent de stad van Thya, de beschermvrouwe der stad. Zoals een afgod wordt gediend door zijn priesters, zo wordt de godin gediend door haar profetes, in dit geval de vrouw Izebel. In de stad ontstond een gemeente van de Heer Jezus Christus. In opdracht van de Heer schreef de apostel Johannes een korte brief aan deze gemeente (Op.2:18-29).

Contemporain(hedendaags)

Na de val van het West-Romeinse rijk (476) snelle opkomst van het pausdom, vooral sinds Gregorius de Grote (590-604), en van een christelijk Germaans rijk, vooral sinds Karel de Grote (768-814; vanaf 800 keizer). Heftige machtsstrijd tussen keizer en paus (investituurstrijd), waarin de paus in de dertiende eeuw zegeviert (Innocentius III, Bonifatius VIII). In de veertiende en vijftiende eeuw achteruitgang en tenslotte afschuwelijk moreel verval van het pausdom. Een getrouw overblijfsel vinden we in personen als Franciscus van Assisi, John Wycliffe en Johannes Hus, en bewegingen als de Waldenzen en Albigenzen, de Boheemse broeders en de Broeders des Gemenen Levens.

In 606 werd Bonifatius tot universeel bisschop gekroond. Vanaf toen deed de traditie haar intrede, dat boven de Schrift werd geacht. Ook de instelling ‘Offer van de mis’ en beelden (Helena moeder van Constantijn) en relikwieën deden hun intrede. De Heer Jezus werd voorgesteld als een klein kindje, engelen als zoete engeltjes en Maria als de moeder van God en tenslotte God als een soort hemelse Sinterklaas.

Profetisch

Thyatira is die periode dat profetisch voorgesteld wordt in de kerkgeschiedenis is de middeleeuwse kerk. De tijd waarin ‘Izebel’ heet voor heet zeggen had en de Roomse kerk tot volle ontplooiing kwam. Niet het evangelie werd verspreid, maar het Christendom en dat volgens de leer van Rooms Katholieke kerk! Verspreiding van het christendom d.m.v. onderwerping, geen evangelisatie! We zien dat bij de ‘bekering’ van Clovis in 450, die op zijn beurt de Goten, Helvetiërs en Bourgondiërs onderwierp en het tot onderdeel maakte van het Roomse Heilig Rijk. Hetzelfde gebeurde in het jaar 800, het jaar waarin Karel de Grote tot Rooms keizer werd gekroond. Onderwerping van Saksen door Widukind.

De theologische vraagstukken in die lange periode van zo’n 900 jaar waren het tot stand komen van het pausdom dat de absolute macht naar zich toe trok en over koningen heerste. Dat mondde uit in de Investituurstrijd. De Mariaverering bereikte haar hoogtepunt: zij leert en misleidt (Op.2:20).

De grootste theoloog was Tomas van Aquino, die tot de conclusie kwam ‘dat als aan Christus alle macht in hemel en op aarde gegeven was, dat hetzelfde ook voor de Paus gold, als Christus plaatsbekleder. Ook keurde Tomas het gebruik van aflaten goed, dat tot grote misbruiken leidde en een aanleiding en oorzaak waren van het ontstaan van de Reformatie, waarin Luther een grote rol spelde. In de periode dat Paus Bonifatius VII heerste ontstond het dogma van de onderwerping aan de paus. Een groot kwaad was de Inquisitie vanaf 1348 onder Karel IV door wie er een grote kettervervolging op gang werd gebracht.

Ook nog te noemen zijn de kruistochten die ondernomen werden en ‘omdat God het wil’ gingen veel christenen richting Jeruzalem en voerde er oorlog om de stad te bevrijden. Een zwarte bladzijde in de geschiedenis van het Christendom. De periode van Thyatira is er een van de ‘duistere middeleeuwen’, een dieptepunt van het Christendom. Een periode die een rechtgeaarde gelovige zo gauw mogelijk zou willen vergeten. Maar we kunnen de geschiedenis niet veranderen, de geschiedenis kan ons persoonlijk wel veranderen om ons te behoeden niet nog eens dezelfde zonden te begaan.

Praktisch

Wat is de boodschap voor ons vandaag? Om bruikbaar voor de Meester te zijn is afscheiding onvermijdelijk. Dit wordt ons duidelijk gemaakt door hetgeen Paulus aan zijn geestelijk kind Timotheüs schrijft: ‘In een groot huis nu zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden; en sommigen wel tot eer, maar andere tot oneer. Als dan iemand zich van deze vaten reinigt, zal hij een vat zijn tot eer, geheiligd, bruikbaar voor de Meester, tot alle goed werk toebereid’ (2Tim.2:20-21). Daarom de oproep je te onttrekken aan ongerechtigheid (2Tm.2:19). De Heer Jezus, hoewel Hij omging met zondaars en tollenaars, was innerlijk gescheiden van de zondaars (Heb.7:26). De oproep in het boek Openbaring mag ons niet onberoerd laten: ‘Gaat uit van haar, mijn volk, opdat u van haar plagen niet ontvangt’ (18:4). Afscheiden van de wereld en je toewijden aan God is het geheim van een rijk christelijk leven. In de behandeling van de geschiedenis die Thyatira voorstelt zin we dat er wel gelovigen waren die zich toewijden aan werken verbonden met hun christen zijn, maar die niet volledig tot ontplooiing kwamen omdat ze bleven onder en verbonden met de Rooms Katholieke kerk. Een voorbeeld uit het Oude Testament mag dat duidelijk maken: ‘En het overige volk, de priesters, de Levieten, de poortwachters, de zangers, de tempelhorigen en al wie zich van de volken der landen had afgescheiden om de wet Gods te onderhouden, hun vrouwen, hun zonen en hun dochters, al wie tot de jaren des onderscheids gekomen was’ (Neh.10:28). Het Joodse volk had zich afgescheiden van de andere volken. Dat lezen we ook in Neh.9:2 – ‘De nakomelingen van Israël scheidden zich af van alle vreemdelingen en zij stelden zich op en deden belijdenis van hun zonden en van de ongerechtigheden hunner vaderen’

__________________________________________________________________De zeven Gemeenten


Deel 8


De Gemeente te Sardis – De Reformatie

Op. 3:1-6


Periode 1520 - 1750


Inleiding

Zoals bekend zijn de laatste vier Gemeenten met elkaar verbonden, omdat uit het Rooms-Katholicisme de Protestantante staats en volkskerken voorkomen. Op hun beurt komen uit de kerken van de Reformatie de Evangelische beweging voor, en tenslotte Laodicea de kerk van de eindtijd. De periode Sardis is die van het staats- en volksprotestantisme sinds de zestiende eeuw, ontstaan door een werk van Gods Geest (de Reformatie), maar ondanks de geestelijk indruk die het maakt helaas verzand in een levenloos werk van mensen. Grote onderlinge twisten. Het protestantisme stelt zich onder bescherming van de wereldlijke overheden; allerwege ontstaan nationale volkskerken. Slechts weinig getrouwen hebben oog voor de noodzaak van een innerlijke reformatie (piëtisme, puritanisme, Nadere Reformatie). Juist vooral in het protestantisme ontstaan deïsme en ‘Verlichting’, inclusief ‘hogere bijbelkritiek’.

Historisch

Deze stad Sardis ligt wat in het binnenland, 80 km ten oosten van Smyrna. Het was eens de oude hoofdstad van Lydië en de residentie van de fabelachtig rijke koning Croesus, door wie de stad de eerste werd die gemunt geld in omloop bracht. Sardis was een handelsstad, gelegen op een kruispunt van wegen. De industrie omvatte onder meer het weven van stoffen en het maken van gouden sieraden, want uit een van haar rivieren werd goud gewonnen. In deze rijke stad woonden mensen die de mysterie-godsdiensten bevorderden, zoals die van Kybele, ook wel de Magna Mater (Grote Moeder) geheten. Deze religie ging gepaard met zelfverminking en wilde orgieën. De Kybele-dienst heeft veel gelijkenis met de Mithra-eredienst van het aangrenzende Frygië. De naam Sardis, Turks: Sefarad, Perzisch: Sparda, heeft de betekenis van ‘overblijfsel’, een handjevol ontkomenen, dat ergens uit ontvlucht is. Dit kan slaan op de oorspronkelijke bevolking van de stad, die gezien haar naam ontvlucht is aan een oosterse, tenietgegane beschaving. In de eerste eeuw van de christelijke jaartelling woonden er vele Joden. De joodse gemeenschap was er zeer machtig. Dat in Sardis vele Joden woonden, kan hebben bewerkt dat er reeds vroeg een christelijke gemeente gevestigd werd.

Temporain (Hedendaags)


‘U hebt enkele namen in Sardis die hun kleren niet bevlekt hebben’ (Op.3:4).


Hoewel de tijdspanne van deze periode veel korter is als die van Thyatira, zijn er toch enorm veel maatschappelijke en theologische ontwikkelingen op te merken. De periode die Sardis beschrijft is de Reformatie, die inlag tussen de Renaissance en de Verlichting. Aanleiding was het diepe verval van de Rooms-Katholieke kerk en met name de aflaathandel die leidde tot de Reformatie. Het Sola Fide, Sola Gratia en Sola Scriptura werden de kenmerken van de Reformatie

Enkele namen die de Reformatie voortbracht zijn hervormers als Luther (Duitsland), Zwingli (Zwitserland), Calvijn (Frankrijk) en John Knox (Schotland). Het is schadelijk gebleken dat de Kerk zich onder het gezag van de Stad een/of Staat stelde. Ouderlingen werden door het stadsbestuur benoemd. Handhaving en gezag lag in de handen van de staat/stad. Beken dis de veroordeling van Servet in 1533 die ter dood werd gebracht met instemming van Calvijn!We moesten wachten op Napoleon die de scheiding tussen kerk en staat tot stand bracht. Met de Verlichtingen de Franse revolutiekwam na eeuwen van inmenging onder Europese bevolkingen de roep naar een staatsrechtelijke scheiding van kerk en staat.

Meer namen

Toen men nu, na de uitvinding der boekdrukkunst door Gutenberg in 1455, eraan begon te denken, om een Griekse uitgave van het Nieuwe Testament te doen drukken, had men nog slechts weinige handschriften daarvan gevonden. De eerste afzonderlijke uitgave van het Nieuwe Testament in het Grieks verscheen in 1516 van de hand van Erasmus, die evenwel over slechts enkele en dan nog zeer onvolkomene handschriften te beschikken had; terwijl hij een deel van de Openbaring, dat hem ontbrak, moest aanvullen door een vertaling in het Grieks uit de Latijnse Vulgata. Franz von Taxis, sinds 1489 als postmeester van keizer Maximiliaan I en sinds 1504 van Filips de Schone, verzorgde met zijn postrijders de vorstelijke en private post in het gehele Heilige Roomse Rijk en Spanje. Een snelle verspreiding van de Bijbel werd daardoor mogelijk.

De Contrareformatie

De Rooms-Katholieke kerk kwam in het verweer tegen de Reformatie door de contrareformatie. Op het gehouden concilie van Trente in 1545 werden volgende besluiten genomen: (1) Vaststelling van de canon van de Bijbel, de lijst van gewijde boeken (= Heilige Schrift; Oude en Nieuwe Testament en Deuterocanonieke boeken). (2) De openbaring van de geloofsleer bestaat enkel uit de Heilige Schrift en de kerkelijke traditie. (3) De Vulgata, de Latijnse Bijbelvertaling, wordt voor de rooms-katholieken tot standaardtekst van
de Heilige Schrift verklaard. (4) De geloofswaarheden van de erfzonde, de zaligmaking, de 7 sacramenten, de aflaten, de heiligenverering en het vagevuur worden opnieuw verduidelijkt en bevestigd. (5) Het Latijn is de enige liturgische taal. (6) Geestelijken krijgen een verbod op cumulatie van kerkelijke ambten, hebben residentieplicht en
moeten het celibaat respecteren. (7) Priesters moeten een betere opleiding krijgen in elk bisdom verplicht op te richten seminaries. (8) Gelovigen worden onderricht via de catechismus en door prediking. (9) Het huwelijk moet gesloten worden in een kerk ten overstaan van een priester en getuigen na drievoudige aankondiging, en vervolgens worden vastgelegd in een huwelijksregister. (10) Een bisschop diende theologie te hebben gestudeerd.

Verder werd de orde van de Jezuïeten in het leven geroepen en opgericht te Parijs in 1534 Deze orde kwam onder de leiding van Ignatius van Loyola (1491-1566). De orde viel rechtstreeks onder de paus en van de leden eiste men absolute gehoorzaamheid. Het resultaat was dat de ‘ketters’ werden vervolgd en vaak op afschuwelijke om het leven gebracht. Een voorbeeld van de bestrijding van de ‘protestanten’ was Bartholomeüsnacht te Parijs in 1572. De aanleiding van de Bartholomeüsnacht was n.a.v. het huwelijk van Koning van Navarra (die de zaak van de Hugenoten was toegedaan) en Catharina de Medici (zuster van de koning van Frankrijk). Deze bloedbruiloft was een massale moordpartij op de Franse protestanten, die plaatsvond in de nacht van 23 op 24 augustus 1572. In de loop van de daaropvolgende maanden verspreidde een golf van geweld zich over heel Frankrijk,
waarbij uiteindelijk ongeveer 20.000 protestantse Hugenoten de dood zouden vinden. De gevolgen van Bartholomeusnacht was een burgeroorlog die eindigde in 1598 Edict van Nantes; herroeping van het edict in 1685.

Profetisch


‘Want Ik heb uw werken niet volkomen bevonden’ (Op.3:2)


In geestelijke zin slaat het op de christelijke gemeente, vooral in haar typologische betekenis vanuit de kerkgeschiedenis.

Een goede naam - Deze gemeente heeft een goede naam, maar die wordt maar ten dele gedekt door haar leven. De Heer noemt haar zelfs ‘dood’ en bevindt haar ‘werken’ onvoldoende voor God. Men leeft dus meer bij namen en woorden dan bij daden en werken, het geloof is meer een zaak van het hoofd dan van het hart. Het is een schijn zonder wezen, een vorm zonder inhoud, een leer zonder leven. Kortom, in Sardis treffen we een gemeente die wel tégen het kwade is, maar waarin het goede geen gestalte krijgt. In geestelijke zin heeft de naam Sardis hier een dubbele betekenis: enerzijds bestaat zij uit ‘de ontkomenen’ uit de ritualistische Thyatira periode, waarin de hemelkoningin met haar purper de scepter zwaait; anderzijds is zij het beeld van de ‘namen zonder amen’, dat is een naamchristendom zonder persoonlijk beleven, en daaruit roept de Heer opnieuw zijn ongenoegen uit en oproept tot bekering, die we in vs. 4 zien genoemd en in ‘Filadelfia’ vinden getypeerd.

Slapen en waken - Als geheel bevindt Sardis zich in een toestand van slapen, en hiermee wordt het tegengestelde uitgedrukt van het “waken” waartoe de Heer oproept in Markus 13:33-37. Daardoor ontgaat hun de hele ontwikkeling van de tijd, het is een statische gemeente die door de grootste gebeurtenis van Christus’ gemeente op aarde: zijn wederkomst, zal worden overvallen. Hoewel Sardis tal van werken kent, is zij net als de Farizeeën, die er prat op gingen dat zij nog tal van geboden toevoegden aan de geboden Gods. Maar het allerbelangrijkste van de Wet werd door hen verwaarloosd (Mat.23:23). Daardoor verwachtten zij ook niet de spoedige komst des Heren, evenmin als de joden de Messias herkenden toen Hij kwam (Joh.1:11). Voor hen die slapen zal de Heer komen als een dief in de nacht; voor hen die waken komt Hij juist niet als een dief in de nacht (1Tes.5:4), en dat is precies datgene waarin Filadelfia zich van Sardis onderscheidt.

Grote onderwerpen in de theologie bleven in die periode onvermeld en moesten wachten tot de achttiende eeuw, zoals de eschatologie en met name het onderwijs over het volk Israël.

De doperse beweging

In Zwitserland ontstond de doperse beweging. Verschil over verhouding Kerk-Staat, doop en levenshouding was daarvan de oorzaak. De Doperse of Evangelische beweging stonden afzijdig van de kerkelijke en politieke strijd en als gevolg daarvan stonden zij meer onbevangen tegenover de Schrift die zij niet reeds vooraf behoefden te interpreteren volgens politieke of kerkelijke sjablonen. De mennonieten of mennisten zijn de oudste nog bestaande doperse kerk. Ze zijn genoemd naar de Friese priester Menno Simons, rond 1540. Hij was een katholiek priester die overging tot het anabaptisme. Nadat hij in 1535 opnieuw gedoopt was, gaf hij in 1536 zijn priesterambt op. Daarna wijdt hij zich aan prediking en schriftelijk werk.

Begin van de zending.

Vanuit Halle gingen, onder invloed van Francke, in 1705 de eerste zendelingen naar India. Zinzendorf maakte vele reizen door Europa ter verspreiding van het Evangelie. Zo vinden wij in de eerste helft van de zestiende eeuw naast de Roomse kerk en de Reformatie een krachtige ‘derde stroom’ in de Christenheid dat het begin is geweest van de later ontstane Evangelische beweging.

Praktisch


‘Ik weet uw werken, dat u de naam hebt dat u leeft, en u bent dood’ (Op.3:1)


Wat is de boodschap voor ons vandaag? We vinden in Sardis een nominaal christendom weergegeven, dat vooral uitkomt in de beschrijving van Openbaring 3:1 - ‘Ik weet uw werken, dat u de naam hebt dat u leeft, en u bent dood’. ‘Daarom zegt Hij: Ontwaak, u die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten’ (Ef.5:14). ‘Word waakzaam en versterk het overige dat dreigde te sterven’ (Op.3:2).

__________________________________________________________________


De zeven Gemeenten

Deel 9

De Gemeente te Filadelfia

Op. 3:7-13

Tijd 1750 -1948

 

Voorwoord

Veel uitleggers zijn van mening dat de gemeente te Filadelfia het tijdperk van ná de Tweede Wereldoorlog weergeeft. Vooral de ontdekking van het profetisch Woord in de negentiende eeuw. De bedelingenleer waarbij de menselijke geschiedenis wordt ingedeeld in zeven perioden of ‘bedelingen’ heeft geleid tot een consequente uitleg van de Schrift zonder zaken als Israël, 1000-Vrederijk e.d. te vergeestelijken. John Nelson Darby (1800-1882) heeft hiermee een krachtig instrument gegeven aan de ‘Evangelische Theologie’. Maar ook het ontstaan van de Evangelische beweging heeft aan die mening bijgedragen. Immers waar hebben we ooit eerder zo’n geweldige verspreiding van het Evangelie op kunnen merken dan in onze tijd? De huidige technische middelen, met name de radio, televisie en het internet, heeft ons in staat gesteld het evangelie op betrekkelijk gemakkelijke wijze te verkondigen. Maar ook zien wij dat de invloed om mensen te bewegen om christen te worden afneemt en zeker in onze westerse wereld. De secularisatie van de maatschappij en het materialisme heeft daarop grote invloed gehad en nog. God is in de marge van de maatschappij gemanoeuvreerd, de grote staatskerken zijn grotendeels leeg. En wat moeten we zeggen van de Evangelische beweging, zien we daar ook niet een stilstand en misschien nog erger, een minimale kennis van Gods Woord. Daarnaast is de Evangelische beweging enorm verdeeld in gemeenten, kerken van allerlei denominaties. Zijn we op weg naar de Laodicéa-periode, of zitten we er al in?

Historisch

Filadelfia (= broederliefde) was een Klein-Aziatische stad in Lydië. De apostel Johannes schreef in opdracht van de Heer Jezus een brief aan de christelijke gemeente daar. De stad lag in het westen van het huidige Turkije, 118 km oostelijk van Smyrna, nabij de oostelijke voet van de berg Tmolus. Het woord komt twee keer voor in het Nieuwe Testament, in het boek Openbaring, uit de mond van de Heer Jezus. Filadelfia was gesticht in 189 v.C. door koning Eumenes II van Pergamon (regeerde 197–160 v.C.). Zijn broer en opvolger Attalus II had hem lief. Vanwege de liefde van zijn broer noemde Eumenes de stad ‘broederliefde’, Philadelpheia. Attalus II regeerde van 159 v.C. tot aan zijn dood in 138 v.C. Hij kreeg de bijnaam Philadelphos, ‘die zijn broeder liefheeft’. Na de dood van zijn opvolger Attalus III Philometor (Philometer: ‘die van zijn moeder houdt’) in 133 v.Chr., kwam het rijk van Pergamon en daarmee ook Filadelfia bij testamentaire beschikking onder het gezag van de Romeinen. Deze maakten van het rijk van Pergamus de provincie Asia. Veel later in 1390 n.chr. kwam de stad, als laatste stad van Klein-Azië, in de macht van de Turken, nadat zij acht jaren lang tegen de Turkse overmacht gestreden had. De stad heet thans Alaşehir.

Contemporain (Hedendaags)

Brief aan Filadelfia

De brief van de apostel Johannes aan de gelovigen in Filadelfia is één van de zeven brieven aan gemeenten in Klein-Azië. De Heer Jezus was aan Johannes, die als balling op Patmos verbleef, verschenen en dicteerde hem zeven brieven. In zes van de zeven brieven heeft de Heer iets aan te merken, behalve in de brief aan de gelovigen in Filadelfia; voor hen heeft Hij alleen waardering. De naam Filadelfia is wel heel typerend voor de christelijke gemeente van die stad, het is een Griekse naam die betekent: broederlijke liefde. Het is ook de enige stad waarin steeds een christelijke gemeente gebleven is. Hoewel arm, hebben de vervolgingen haar nooit zo getroffen omdat de Heer haar daarvoor bewaarde: deze stad en gemeente is zelfs een toevluchtsoord geweest voor de vele Christenen die vervolgd werden. Klein en arm, heeft deze christelijke gemeente de eeuwen getrotseerd, en het is heel merkwaardig dat de belofte van vs.12: ‘Ik zal op haar schrijven de naam mijns Gods’, aan haar zo letterlijk in vervulling is gegaan. Liggend in Turkije, draagt de stad uiteraard niet langer haar Griekse naam, maar heet nu Alasehir, wat Arabisch is voor ‘stad Gods’. Het kenmerk van deze gemeente is haar pelgrim-karakter. Dat houdt in dat zij leeft vanuit de verwachting van Jezus’ wederkomst, waarvan bijna elk vers uit deze zendbrief spreekt.

Een ander kenmerk van Filadelfia is de duidelijke uitspraak van de Heer in vers 10, dat Hij haar zal bewaren voor de ure der verzoeking die over de gehele wereld (oikoumene) komen zal, om te verzoeken hen die op de aarde wonen. De grote betekenis hiervan is de volgende:

1. Er komt een ure der verzoeking, de zgn. Grote Verdrukking (de laatste jaarweek van Daniël 9) voor de hele wereld (oikouinene). Voor Israël zal de ‘benauwdheid van Jakob’, waarvan we lezen in Jer.30:4-9 plaatsvinden, dit is eigenlijk ‘de Grote Verdrukking’ die zal plaatsvinden in het midden van de Laatste jaarweek (Zie: Daniël 9:24-27).

2. Van die ‘ure der verzoeking’ wordt de gemeente van Filadelfia uitgezonderd; dit is zelfs historisch gezien het geval, omdat de verdrukkingen en verzoekingen die de andere gemeenten hebben getuchtigd, haar niet hebben bereikt.

3. Allen die de naam van Christus belijden wonen op aarde. Het Grieks gebruikt hiervoor gewoon het woord ‘oikeo’, Lat.: habitare. Zowel de pelgrims als de gevestigden hebben hier hun woning. Maar het onderscheid blijkt nu uit de twee verschillende voorzetsels die hier worden gebruikt, namelijk ‘kata’ en ‘para’. Katoikeo wordt gebruikt voor hen die op aarde hun vaste woning hebben gemaakt, wortel geschoten hebben, hier het Koninkrijk Gods zoeken te verwerkelijken: zij behoren tot de ‘oikoumene’ van alle mensen van goede wil die het hier-en-nu verwachten en maken. Over hen allen komt de verleiding en de grote verdrukking. Paroikeo (Lat.: peregrinum esse) wordt gebruikt voor hen die op aarde een tijdelijke woning hebben, als pelgrims onderweg zijn naar het hemels vaderhuis, naar de stad die fundamenten heeft. Zij worden door de Heer bewaard voor deze periode: want zij hebben het oordeel en de toorn niet vóór zich maar achter zich, en maken zich gereed voor het feest (1Thes.5:9; Ps. 84:8).

Profetisch

De periode dat Filippi profetisch voorstelt in de kerkgeschiedenis is een uitermate boeiend, waar anders in de kerkgeschiedenis vinden zo’n grote verbreiding van het christelijk geloof dan juist hier. Voor deze uitbreiding van het christelijk geloof in de tijd van ná de Tweede Wereldoorlog is het voorbereidend werk al gedaan in de 18e. eeuw door een groot aantal predikers van het evangelie. Te noemen zijn: (1) Graaf von Zinzendorf (1700-1760) in West-Indië;

(2) John en Charles Wesley (1703-1793) in het Britse rijk met haar ‘dominions’; (3) Georg Whitefield (1714-1770) in de VS de periode van de ‘Great Awaking’; (4) Jonathan Edwards (1703-1758) ‘The big American dream’; (5) William Booth (1829-1912) de stichter van Leger des Heils.

Veel denominatiees zijn ontstaan zoals de (1) Baptisten in Duitsland – Johann Gerhard Oncken; (2) De ‘Stundisten’ in Rusland; (3) De Vergadering van Gelovigen – John Nelson Darby (4) De Kerk van de Nazarenen – bekend om de nadruk op levensheiliging; (5) De Bijbel Gemeente  - Dwight L. Moody in de VS; (6) De Baptisten in Duitsland – Johann Gerhard Oncken

Opwekkingen

De bekende opwekking in Wales – Evan Roberts (1904), in Scandinavië door Albert Lunde, in Duitsland door Bengel. In Nederland met het zgn. Reveil (1815-1865). In VS door de bekende opwekkingsprediker Billy Sunday (1862-1935). In India door William Carey (1761-1834) en in China – Hudson Taylor (1832-1905).

Te veel om op te noemen laat staan hun belevenissen te beschrijven. Stuk voor stuk broeders en zusters om respect voor de hebben en hun geloof na te volgen (Heb.13:7). Ik heb een poging gedaan en een aantal personen beschreven in de Rubriek Kerkgeschiedenis, en verwijs u daar graag naar.

Praktisch

Wat is de boodschap voor ons vandaag? We leven, vooral in het Westen, geestelijk in een moeilijke periode. Een enorme versplintering op het kerkelijk terrein. Een enorme verloedering van Bijbelse waarden en invloed van de wereld. Het is niet voor niets dat ná Filadelfia de gemeente van Laodicéa komt waar we een gemeente leren kennen waar De Heer Jezus buiten de deur staat en klopt om binnen gelaten worden. Het ‘Ik kom spoedig’ in vers 11 spreekt duidelijke taal! Meer dan ooit mogen wij, gelovigen, zijn komst verwachten. ‘De nacht is vergevorderd de dag is nabij’ (Rom.13:12). Wij doen er goed aan acht te geven op het profetisch woord die schijnt als een lamp in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in onze harten (2Petr.1:19). Daarom: ‘Laten uw lendenen omgord zijn en de lampen brandend. En u, wees gelijk aan mensen die op hun heer wachten, wanneer hij terugkomt van de bruiloft, om hem, als hij komt en klopt, meteen open te doen. Zalig zijn die slaven die de heer bij zijn komst wakend zal vinden’ (Luk.12:35v.).

_______________________________________________________________

De Gemeente te Laodicéa


Deel 10

Van Laodicéa tot Babylon

Op.3:14-22

Tijd 1948 - ??

 

Inleiding

Kenmerken van de lokale gemeente

Laodicéa is met Efeze de enige gemeente van de zeven die elders in het Nieuwe Testament wordt genoemd, namelijk in de brief aan de Kolossenzen (2:1 en 4:13-16). Samen met die gemeente ligt deze stad in Pisidië, een landstreek die niet aan de kust gelegen is. De stad lag in het Lycusdal, daar waar de grote handelsweg uit het Oosten zich splitst naar Pergamum en naar Efeze. De stad leverde hoofdzakelijk een beroemde zwarte wollen stof, vervaardigd uit de wol van inheemse schapen, geborduurde gewaden en een welriekende medicijn voor oogziekten, die ‘Frygisch poeder’ werd genoemd. Haar welvaart en arrogantie spreken uit het feit dat toen de stad in 60 v.Chr. door een aardbeving werd getroffen, de inwoners haar in eigen kracht hebben opgebouwd en de aangeboden Romeinse hulp zelfvoldaan hebben afgewezen! Verder bezat de stad koude en hete bronnen, die afwisselend gebruikt werden, als een soort sauna. Al deze kenmerken van de stad waren ook van toepassing op de christelijke gemeente, en tegen deze ‘couleur locale’ krijgen de woorden die de levende Heer tot haar spreekt, een grotere diepte. Stad en gemeente van Laodicéa staan in lijnrechte tegenstelling tot Filadelfia, zowel in materieel als in geestelijk opzicht. Het is een wereld van klatergoud, waarin allerlei kwalijke en afvallige ontwikkelingen van de vorige gemeenten culmineren.

Het ‘rijke gnostische leven’

In haar goede tijd heeft de apostel Paulus voor Laodicéa veel moeten doorstaan (Kol.2:1), evenals voor de naburige gemeente te Kolosse. Dit wijst op een speciale vorm van religiositeit die toen sterk in opkomst was, namelijk de gnostiek, waarover de brief aan de Kolossensen handelt. Net zoals aardse rijkdommen bijziend maken en leiden tot zelfbedrog, is het met deze pseudo-geestelijke rijkdommen. De gnostiek biedt namelijk de toegang tot een ‘hogere, geestelijke wereld’ op een directe wijze door meditatie en concentratie, zonder de noodzaak van dogma’s over lastige zaken zoals zonde, oordeel, verzoening en vergeving. De gnostiek brengt de mens in de valse schijnwereld van de goden en demonen, met hun therapieën, extases, exploreren van verborgen kosmische krachten, zich scheppen van nieuwe werelden en de toegang tot verborgen kennis. Dit is te vergelijken met de leer van de antroposofen, die het leerden van hun stichter Rudolf Steiner. Wie eenmaal door de gnostiek (tegenwoordig de Oosterse mystiek en meditatie) is aangestoken, denkt niet meer ‘fundamentalistisch’ of ‘antithetisch’ in termen van zwart of wit, goed of kwaad, echt of onecht. Want al die religieuze dogma’s en fundamenten leiden maar tot schisma’s en onverdraagzaam beter-weten. Hun doel is een synthetisch denken, waarin plaats is voor allerlei religieuze ervaringen en experimenten, zonder enige dogmatische (lees: bijbelse) maatstaf. Dat is de grond voor het verwijt van Jezus in vs.15. Het gevolg hiervan is geestelijke hoogmoed en ongezeglijkheid (zie Kol. 2:18 en Op.3:17).

‘Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop’. In de eerste drie gemeenten: Efeze, Smyrna en Pergamum, was de Heer in de gemeente aanwezig, en sprak Hij de gemeente als zodanig aan om zich te bekeren: ook bij Sardes is dit nog het geval. De gemeente van Thyatira is onbekeerlijk, en de gelovigen worden persoonlijk opgeroepen om zich te bekeren opdat zij geen deel zouden hebben aan het komende oordeel over deze gemeente, die zich ontwikkelt tot de gemeente van de grote afval. De gemeente van Filadelfia is de enige gemeente die als geheel leeft in de verwachting van Jezus’ wederkomst en blijft voldoen aan de kenmerken van een apostolische gemeente. Maar in de gemeente van Laodicea staat de Heer zelf buiten de gemeente: natuurlijk is Hij in haar eerste periode binnen de gemeente geweest, zoals de apostel Paulus getuigt. Maar door haar liefde voor de kosmos (aards en buitenaards) is Hij vertrokken zonder dat zij Hem zelfs maar hebben gemist.

Historisch

De stad lag in het oosten van de toenmalige landstreek Lydië (Lydia), thans in het westen van het huidige Turkije, 118 km oostelijk van Smyrna, nabij de oostelijke voet van de berg Tmolus. De naam Filadelfia komt van het Griekse φιλαδελφεια, Philadelpheia, en betekent ‘broederliefde’ of ‘broederlijke liefde’. Het woord komt twee keer voor in het Nieuwe Testament, in het boek Openbaring, uit de mond van de Heer Jezus. Filadelfia was gesticht in 189 v.Chr. door koning Eumenes II van Pergamon die regeerde van 197–160 v.Chr. Zijn broer en opvolger Attalus II had hem lief. Vanwege de liefde van zijn broer noemde Eumenes de stad ‘broederliefde’, Philadelpheia. Attalus II regeerde van 159 v.Chr. tot aan zijn dood in 138 v.Chr. Hij kreeg de bijnaam ‘Philadelphos’, "die zijn broeder liefheeft"; in het Latijn: Attalus II Philadelphus. Na de dood van zijn opvolger Attalus III in 133 v.Chr., kwam het rijk van Pergamon en daarmee ook Filadelfia bij testamentaire beschikking onder het gezag van de Romeinen. Deze maakten van het rijk van Pergamus de provincie Asia. De stad is in de oudheid herhaaldelijk geteisterd door aardbevingen en daarna weer opgebouwd. Dat gebeurde bijvoorbeeld ten tijde van de Romeinse keizer Tiberius (14-37 n.Chr.).

In 1390 kwam de stad, als laatste stad van Klein-Azië, in de macht van de Turken, nadat zij acht jaren lang tegen de Turkse overmacht gestreden had. De stad heet thans Alaşehir. De stad beschikte over twee theaters en lag dichtbij de bronnen van Pamukele, bekend om zijn kalkterrassen. Het was een kruispunt van handelswegen van oost naar west.

Contemporain

De ernstigste Schriftafwijking in de eindtijd (20e. en 21e. twintigste eeuw) komt – náást de al veel langer durende diepgaande verwording van de roomse kerk en het volkprotestantisme – juist in allerlei (zeer pretentieuze) revival- en afscheidingsbewegingen voor, zoals Adventisten, Mormonen, Jehova-Getuigen, Nieuw-apostolischen, Christian Science, maar ook bij Methodisten, Gereformeerden. Wat in Filadelfia warm was, is in Laodicéa lauw en walgelijk geworden. Na Laodicéa volgt er geen nieuwe periode meer. Het Babylon van de eindtijd maakt geen deel uit van het Christendom want die is dan al opgenomen in heerlijkheid.

Wat waren de theologische vraagstukken?

Valse leraars die vooral gevolgd zijn geworden in de protestantse kerken. We vermelden ze in het kort, de geïnteresseerde lezer kan ze voor meer informatie wel vinden op het internet. (1) Karl Barth: mens kan zich geen voorstelling van God maken; de Bijbel is geen communicatiemiddel tussen God en de mens, eerder een muur.  (2) Paul Tillich: Bijbel boek vol mythen. (3) Rudolf Bultmann: onmythologiseren. (4) Reinhold Niebuhr: ‘Angst’ doet de mensen zoeken naar God. Wij kunnen God niet kennen. (5) Dietrich Bonhoeffer: Roep op om de ‘aarde’ trouw te blijven. Verder is te denken het Naturalisme: niets is bovennatuurlijks meer. De Bijbelkritiek en de verkondiging van een Sociaal evangelie, dat geen Evangelie is!

Veel sekten vinden hun bestaan in de periode van Filadelfia maar blijven bestaan ook in Laodicéa, zoals de Mormonen en Jehova-getuigen.

Profetisch

De periode dat Laodicéa weergeeft in de kerkgeschiedenis is de laatste fase van de kerkgeschiedenis. Verval gaat over in afval. Het is moeilijk zo niet onmogelijk daar een jaartal op te kleven, zoals dat bv. bij Sardis wel mogelijk was, in elk geval de Opname van de Gemeente is nabij, zoals in Filadelfia al was aangekondigd. We zien de laatste decennia dat men op weg is naar de vorming van een wereldkerk. In 1948 is de Wereldraad van Kerken opgericht. Andere opmerkelijke gebeurtenissen in die tijd zijn de stichting van de staat Israël in 1948, het Verdrag van Brussel (voorloper NATO) in 1948 en het Schuman-plan (voorloper EU) in 1952. Treffend is de volgende uitspraak van Henri Spaak in 1957: ‘Wat de wereld nodig heeft is een sterke man. Of het een god is of een duivel, dat doet er niet toe. Als hij de problemen kan oplossen, zullen wij hem volgen.’ (Zie Wikipedia voor de meer uitleg over de persoon van Henri Spaak.). Die ‘sterke man’ zal er ook komen en we kennen die onder de naam de Antichrist en onder andere Openbaring 13 geeft ons daarover meer informatie.

Dat ná Laodicéa de Opname van de Gemeente volgt blijkt uit het woordje ‘Hierna’ wat in hoofdstuk 4:1 staat: ‘Hierna zag ik, en zie, een deur was geopend in de hemel, en een eerste stem die ik gehoord had als van een bazuin, die met mij sprak, zei: Kom hier op en Ik zal u tonen wat hierna gebeuren moet’ (Op.4:1). Dit is volledig in overeenstemming met de indeling van het boek Openbaring dat we vinden in hoofdstuk 1:19 ‘Schrijf dan wat u hebt gezien (hfdst.1), en wat is (hfdst.2-3) en wat hierna zal gebeuren (hfdst.4vv). De kerkgeschiedenis zoals profetisch beschreven is met Laodicéa voltooid. Na de Opname, die in Openbaring voorondersteld wordt, zullen de oordelen van God over de aarde plaatsvinden. De Gemeente is dan bij haar Heer volgens de belofte van Op.3:10-11.

Praktisch

Wat is de boodschap voor ons vandaag? Geloven in de eindtijd is niet gemakkelijk en zal naarmate de tijd voortschrijdt steeds moeilijker worden. Dat vergt dus dat we keuzes dienen te maken en prioriteiten stellen om staande te kunnen blijven. Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw zien we een groot verval in het Christendom, speciaal in West-Europa, en dat verval zal overgaan in de complete afval die ná Laodicéa zal plaatsvinden. Voor het onderwijs over de eindtijd verwijs ik naar de vele artikelen die u o.a. kunt vinden in de rubriek: Eschatologie op mijn website.

Ik wil eindigen met een oproep om trouw te blijven aan Gods Woord (Jud:1) en uit te zien naar de komst naar de komst van de Heer Jezus (Luk.12:35v) en uzelf ‘Onbesmet van de wereld te bewaren’ (Op.22:11). Dus ‘Onderzoek uzelf of u in het geloof bent, beproef uzelf’ (2 Kor.13:5)

De kerk van Laodicéa had haar enthousiasme, rijkdom, visie en ijver verloren, maar ik hoop dat deze dingen bij u wel gevonden zullen worden wanneer de Heer Jezus komt!

 

N.B.: Aan het eind van deze reeks gekomen kan het nuttig zijn de eerste drie delen van deze reeks nog eens na te lezen. Ik doel op: Deel 1 - Inleiding op de Openbaring naar Johannes; Deel 2 - De profetische uitleg van Openbaring 2 en 3; Deel 3 - Specifieke Inleiding Openbaring 2 en 3

________________________________________________________________