De Zeven Gemeenten van de

Openbaring naar Johannes

 

Deel 1

 

Inleiding en Inoudsopgave


Inhoudsopgave

1. Algemene inleiding op de Openbaring

2. Specifieke inleiding

3. Specifieke inleiding op de Zeven Gemeenten

4. Boodschap voor de gemeente te Efeze

5. Boodschap voor de gemeente te Smyrna

6. Boodschap voor de gemeente te Pérgamus

7. Boodschap voor de gemeente te Thyatira

8. Boodschap voor de gemeente te Sardis

9. Boodschap voor de gemeente te Filadelfia

10. Boodschap voor de gemeente te Laodicéa


Achtergrond

De apostel Johannes nam het herderlijk werk in Efeze en de omliggende gemeenten op zich ongeveer in het jaar 70. De Romeinse keizer Nero had de gelovigen in Rome vervolgd, maar de ‘vuurgloed’ die Petrus had voorzegt in 1 Petrus 4:12 was nog niet begonnen. Toen echter Domitianus keizer werd in 81 werd de vervolging heftiger. Domitianus was een brute moordenaar zoals je de geschiedenis dat duidelijk maakt. Hij promootte de ‘keizer verering’ en begon met de aanhef: ‘Onze Heer en God Domitianus beveelt…’. Iedereen die voor hem verscheen moest hem aanspreken met: ‘Heer en God’. Hij was verbitterd in de behandeling van joden en christenen, en het was op zijn bevel dat Johannes naar Patmos verbannen werd, een rotsachtig eiland van zo’n vijftien kilometer lang en acht kilometer breed, in de Egeïsche zee. De Romeinen hadden er een strafkamp waar de gevangenen in de mijnen moesten werken. Het was op deze geïsoleerde plaats dat Johannes zijn visioenen kreeg en het boek Openbaring schreef. Hij schreef het ongeveer in het jaar 94. Het is niet moeilijk om het boek Openbaring in te delen, want dat is al voor ons gedaan in hoofdstuk 1:19 waar staat: ‘Schrijf dan wat u hebt gezien en wat is en wat hierna gebeuren zal’.

Het karakter van de Openbaring

Openbaring is een uniek boek met kenmerken waar we acht op dienen te geven.


De tekst van Openbaring is Profetisch

Het is enige echte profetische boek van het Nieuwe Testament (1:3; 10:11; 11:3; 19:10; 22:7, 10, 18-19)

Het heeft Christus als het middelpunt

‘Het getuigenis van Jezus is namelijk de geest van de profetie’ (Op.19:10). Het is de openbaring van Jezus Christus, niet een profetisch programma. In hoofdstuk 1 is Hij de Opgestane Priester-Koning; in de hoofdstukken 2-3 beoordeelt Hij de gemeenten; in hoofdstukken 4-5 ontvangt Hij eer en lof; in de hoofdstukken 6-19 oordeelt Hij de wereld en keert terug in heerlijkheid; en in de hoofdstukken 20-22 heerst Hij in heerlijkheid en kracht.

De Openbaring is een ‘open’ boek

Het woord ‘openbaring’ betekent letterlijk ‘onthulling’. Tot Daniël werd gezegd zijn boek te verzegelen (Dan.12:4), maar tot Johannes ‘verzegel het niet’ (22:10). In plaats van een verzameling raadselachtige profetieën, is het boek Openbaring een logische en chronologische geordende onthulling van Christus en zijn uiteindelijke overwinning over satan, zonde en de wereld.

De symboliek van Openbaring

‘Hij zond om te kennen gegeven’ (1:1) suggereert dat het boek tekenen en    symbolen gebruikt om de boodschap over te brengen. Sommige worden verklaard (1:20; 4:5), andere blijven onverklaard (2:7,12,27-28). Deze geestelijke symboliek zou duidelijk worden voor de gelovige lezers die het boek zouden ontvangen, maar voor de Romeinse vervolgers bleef het gesloten. De symbolen spreken van een realiteit. Het beeld van Christus bv. in 1:12 is niet letterlijk te nemen, maar elk van deze symbolen onthullen een geestelijke waarheid van Hem.

De basis is het OT

Het is niet mogelijk het boek te begrijpen zonder kennis te nemen het Oude Testament. Van de 404 verzen van Openbaring, verwijzen 278 naar het Oude Testament. Er is berekend dat er meer dan 500 referenties en toespelingen van het Oude Testament in het boek Openbaring te vinden zijn. Naar de Psalmen, Daniël, Zacharia, Genesis, Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Joël worden het meest verwezen.

Getallen in Openbaring

Er zijn zeven reeksen van ‘zeven’ in het boek: zeven gemeenten, zegels, trompetten, schalen, kandelaren enz. Het getal drieënhalf verschijnt ook aantal keren (11:2-3; 12:6; 13:5). We vinden ook de 144.000 (een veelvoud van twaalf) verzegelde Israëlieten uit alle stammen, twaalf sterren (12:1), twaalf poorten (21:12), en twaalf fundamenten (21:14).

Het boek is Universeel

Openbaring gaat over de hele wereld. Johannes ziet naties, volkeren menigten (zie: 10:11; 11:9; 17:15 enz.). Dit boek beschrijft Gods oordeel over de wereld en de schepping van een nieuwe.

Majestueus

Dit is het ‘boek van de troon’, want van het eerste hoofdstuk tot het einde, lezen we over de Koning en zijn heerschappij Het woord ‘troon’ wordt vierenveertig keer gebruikt; ‘koning’, ‘koninkrijk’ en ‘heerschappij’ ongeveer zevenendertig keer; ‘macht’ en ‘gezag’ zo’n veertig keer. We zien Christus als de soevereine Heerser, heersende vanuit zijn hemelse troon.

Het boek is Sympathiek

Doorheen het hele boek zien we het lijdende volk van God en het medelijden van de hemel voor het volk van God op aarde (1:9; Jes.63:9): Antipas is martelaar (2:13); de gemeente in Smyrna dreigt gevangenschap (2:10); de zielen onder Gods altaar roepen om Gods oordeel (6:9-10); het oordeels uur is gekomen (3:10); de grote hoer is dronken van het bloed van de heiligen (17:6; 18:24; 19:2). Toch zal God de wereld oordelen en zijn volk redden.

Het is de Climax van Gods handelen

Openbaring is het hoogtepunt, de climax van de Bijbel en toont de vervulling van Gods plan en doel met zijn schepping. Alle lijnen van de Schrift vinden daarin hun bestemming.

Interpretatie

Onder christenen verschilt men van mening over de details van het boek. Er zijn vier belangrijke interpretaties te noemen:

  1. Preteristische visie

Deze visie beweert dat alles wat in Openbaring staat vervuld is in de eerste eeuw. Johannes, zeggen de voorstanders, gaat over de oorlog van de kerk en Rome. Hij schrijft aan de heiligen om ze te vertroosten en te bemoedigen. Maar Johannes schrijft zeven keer dat het ‘profetie’ is. Zeker heeft het boek een speciale waarde voor hen die vervolging van de Romeinen te verduren hadden, maar die waarde eindigt niet met het einde van de apostolische eeuw maar strekt zich uit over alle eeuwen totdat Jezus komt.

  1. Historische visie

Hen die deze visie volgen geloven dat we in de symbolen van de Openbaring de vervulling van de kerk kunnen vinden. Ze geloven dat het boek een overzicht geeft van het verloop van de geschiedenis van de apostolische tijd tot aan het einde van de tijden. Ze zoeken in geschiedenisboeken naar paralellen met het boek Openbaring, maar de resultaten daarvan zijn soms desastreus. De ene uitlegger ziet in een symbool Luther en de Reformatie, maar een ander ziet in hetzelfde symbool de boekdrukkunst! Wat voor een waarde zou het boek Openbaring voor de gelovigen in Johannes dagen gehad hebben als alleen maar de geschiedenis van de wereld zou voorzeggen? En wat voor waarde heeft het boek dan voor ons?

  1. Idealistische visie

De verdedigers van deze visie verlaten de idee van profetie totaal en gebruiken Openbaring als een presentatie van het conflict tussen Christus en satan, goed en kwaad. Ze verwerpen de idee dat Johannes schrijft over actuele gebeurtenissen; ze zeggen dat het boek alleen gaat over algemene geestelijke principes. Maar nogmaals, Johannes schrijft profetie! We erkennen dat Openbaring meerdere algemene geestelijke principes in symbolische vorm bevat, maar we moeten we ook erkennen dat het boek ook gaat over echte gebeurtenissen die eenmaal zullen plaatsvinden in deze wereld.

  1. Futuristische visie

De navolgers van deze visie benadrukken dat Openbaring profetie is; de hoofdstukken 2-3 zijn een profetische beschrijving van de Gemeente op aarde, en de hoofdstukken 6 tot 22 beschrijven een reeks gebeurtenissen die op aarde en in de hemel zullen gebeuren nadat de gemeente van de aarde is weggenomen. De navolgers van deze visie realiseren en erkennen dat er ook geestelijke lessen in het boek Openbaring aanwezig zijn, maar ook dat het gaat over werkelijke gebeurtenissen die eens zullen gebeuren. Als Openbaring niet uitgelegd wordt als profetie, dat heeft God de gemeente geen boek in het Nieuwe Testament gegeven dat de toekomstige gebeurtenissen van de wereld weergeeft, de overwinning van de gemeente, het oordeel over de zonde, en de vervulling van de beloften en profetieën die in het Oude Testament worden gevonden. Dit is niet mogelijk! Nee, Openbaring is een profetisch boek! Zij die dit boek onderzoeken als een profetisch boek die komende gebeurtenissen voorzegt nadat de gemeente is opgenomen, zullen beloond worden voor hun werken.

Tenslotte

Openbaring geeft Gods programma weer voor de geschiedenis van de mensheid. Wat eeuwen geleden is begonnen bij de eerste schepping, zal in de schepping van een nieuwe hemel en aarde zijn vervulling vinden. Dit is het boek van de ‘zaligsprekingen’ (1:3; 14:13; 16:15; 20:6; 22:7,14). Het laat ons zijn dat de geschiedenis Zijn geschiedenis is en dat menselijke geschiedenis in de handen is van de overwinnende Christus. Wanneer we dit boek bestuderen, worden we bemoedigd, bereid om te dienen, en zullen we in staat zijn om ons leven te reinigen, zodat we gereed zouden zijn als Hij komt!

_________________________________________________________________

 

De zeven Gemeenten

 

Deel 2

 

De profetische uitleg van Openbaring 2 en 3

 

Voorwoord

In de traditionele uitleg, d.w.z. in de meeste Protestantse en RK-kerken, hebben de hoofdstukken 2 en 3 van het boek Openbaring geen profetische betekenis, slechts een contemporaine c.q. praktische uitleg. Dat komt o.a. doordat men denkt de Gemeente nog te kunnen vinden in Openbaring ná hoofdstuk 4, hoewel daarvoor geen enkele aanwijzing is. Ze betrekken heel het toekomstig gebeuren, zoals geschilderd in het boek Openbaring, op de Gemeente. De 144.000 verzegelden uit alle stammen vormen de Gemeente of een deel ervan. De grote schare, die uit de grote verdrukking komt, stelt eveneens de Gemeente voor. Met de vrouw uit Op12 is het precies zo gesteld. Ook de aanbidders in hoofdstuk 11:16 behoren tot de Gemeente. Dit alles wordt door hen toegepast op de Gemeente. Maar in het Bijbelboek Openbaring wordt de Gemeente, zoals hiervoor gezegd, echter niet meer gezien vanaf hoofdstuk 4 tot 19. Door hen die de vervangingsstheologie voorstaanis is er geen plaats voor een toekomstig Israël. De vervangingstheologie (ook bekend als supersessionisme) leert dat de gemeente Israël heeft vervangen in Gods plan. Aanhangers van vervangingstheologie geloven dat God geen specifieke toekomstplannen voor de natie Israël meer heeft. De kerk is in de plaats van Israël gekomen (Augustinus). Omdat er in Openabring na hoofdstuk 4 nog wel gesproken wordt over gelovigen moet het dus in hun denken wel de kerk zijn; wie anders?

Ook zijn er die geloven dat de Gemeente door de Grote Verdrukking moet gaan en aanvaarden ook niet dat Openbaring 2 en 3 een profetische beschrijving geeft van de geschiedenis van de Gemeente. Omdat de Grote Verdrukking niet eerder plaats zal vinden dan in de tweede helft van de laatste jaarweek, kan de Opname niet eerder plaatshebben. Dus kan een profetische geschiedschrijving in hun denken geen plaats hebben en verklaart men Openbaring 2 en 3 alleen praktisch. (Zie voor de Pre-Wrath Doctrine de gelijknamige Rubriek op deze website).

Aanhangers van het zgn. Preterisme heeft aan het hele Bijbelboek Openbaring helemaal geen profetische boodschap, omdat in die visie alles in het jaar 70 als vervuld wordt beschouwd. (Zie Preterisme in de rubriek: Eschatologie).

Ook zijn er die een profetische uitleg wel accepteren maar geloven dat Openbaring 2-3 in de profetische uitleg alleen maar toepasbaar kan zijn op de kerk binnen het Romeinse rijk. Daar is immers de RK-kerk ontstaan en de Reformatie. In dat Romeinse rijk vinden we ook het Babylon van de eindtijd met als centrum Rome (Op.17-18). Ook veel verdere eindtijdgebeurtenissen zullen voor een groot gedeelte plaats vinden in Israël waarmee het hersteld Romeins Rijk in de nabije toekomst verbonden zal zijn. De openbaring van de antichrist en het verbond dat met dit hersteld Romeins Rijk zal worden gesloten ondersteunen de gedachte dat de profetische uitleg van de zeven gemeenten op West-Europa betrekking kan hebben.

Dus dat Openbaring 2 en 3 een profetische geschiedschrijving is, is voor velen onacceptabel, toch zijn de meeste Bijbelleraars in de Evangelische wereld van mening dat de zeven gemeenten wel degelijk een profetische voorzegging is van de Gemeente (Christendom of Kerk), vanaf de uitstorting van de Heilige Geest tot aan de komst van de Heer Jezus om zijn Gemeente op te nemen. Daarvoor spreken de gegevens, die vermeld worden in de brieven aan die zeven Gemeenten, overduidelijk en zijn niet te negeren. In de bespreking van de brieven aan de Gemeenten zal dat meer verduidelijkt worden.


Indeling Openbaring

De sleutel tot de indeling van het boek Openbaring kunnen we vinden in 1:19. Dit vers geeft een driedeling van Openbaring: ‘Wat u hebt gezien’ is dan hoofdstuk 1 het visioen van de Zoon des mensen. ‘Wat is’ zijn de hoofdstukken 2-3 en geven een profetisch overzicht in de zeven Gemeenten. ‘Wat hierna gebeuren zal’ verwijst naar hoofdstuk 4:1 en alles wat daarna gaat gebeuren. Openbaring 4:1 - ‘Na deze dingen zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had, alsof een bazuin met mij sprak, zeide: Klim hierheen op en ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet. Dit vers verwijst naar twee zaken: (1) De voltooiïng van de geschiedenis van de Gemeente op aarde en haar  Opname, dat is het eerste ‘hierna’ en (2) de oordelen die staan te komen en beschreven worden vanaf hoofdstuk 6, dat is het tweede ‘hierna’. In deze studies volgen we het standpunt dat het hele boek Openbaring ‘profetisch’ is (1:3). Dat geldt voor Openbaring 4-19, maar ook voor Openbaring 1, waar Christus ons wordt voorgesteld in de profetische gestalte van Dan.7 en 10 en dus ook voor hoofdstuk 2- en 3.

De voornaamste aanwijzingen

Wat zijn de voornaamste redenen om aan te nemen dat Openbaring 2-3, naast de historische en praktische betekenis, ook een profetische betekenis heeft? Daarvoor kunnen onderstaande opmerkingen ons helpen:

1e. ‘Zalig is hij, die leest, en zijn zij, die horen de woorden van deze profetie, en die bewaren, hetgeen daarin geschreven is’ (Op.1:3; 22:7, 10, 18, 19). Door deze woorden wordt het gehele boek Openbaring, en dus ook de zeven brieven, als profetie gekenmerkt, en daarom het enige Bijbelboek het enige profetische boek in het Nieuwe Testament. Zoals de rest van de Openbaring een schets geeft van de gebeurtenissen, die uitlopen op de komst van Christus, zo schetsen de brieven aan de zeven Gemeenten de ontwikkelingen als getuigenis van God die daaraan voorafgaan. Het druist tegen elke vorm van hermeneutiek in, om de hoofdstukken 2 en 3 een andere kwalificatie te geven dan profetisch. Meestal staat daar een theologisch dogma of een verkeerde leer in de weg om daarin een verandering tot stand te brengen (zie hierboven). Om hun leer te handhaven worden deze hoofdstukken ‘weggemoffeld’ door te stellen dat ze niet profetisch van karakter zijn! Argumenten daarvoor heeft men niet! Ooit heb ik iemand horen zeggen: ‘Dat Openbaring 2 en 3 een profetische beschrijving van de geschiedenis van de kerk op aarde voorstelt daar kan ik niets mee! Dat is pas uitlegkunde!

2e. Het begrip ‘profetie’ heeft in Openbaring een duidelijk eschatologisch karakter, d.w.z. het heeft betrekking op de toekomstige dingen: ‘Om zijn slaven te tonen wat spoedig moet gebeuren’ (1:1; 22:6). In Openbaring 4:1 staat: ‘Hierna zag ik, en zie, een deur was geopend in de hemel, en de eerste stem die ik gehoord had als van een bazuin, de met mij sprak, zei: Kom hier op en Ik zal u tonen wat hierna moet gebeuren’. Wat kan het tweevoudig ‘hierna’ anders betekenen dan dat ‘ná de gebeurtenissen beschreven in de hoofdstukken 2-3, met andere woorden ná de kerkgeschiedenis die met de Opname afgesloten wordt, waarna de oordelen volgen. De Opname van de Gemeente, zoals vermeld in Joh.14:1-3, 1Thes.4:13-18, wordt niet vermeld in het boek Openbaring, maar als gebeurt verondersteld. Het boek Openbaring is een boek dat ons spreekt over het oordeel dat over deze wereld zal komen en omdat de Opname al voldoende werd vermeld in andere brieven van het Nieuwe Testament, was een herhaling daarvan niet nodig.

3e. Paulus heeft verschillende brieven aan zeven gemeenten geschreven, maar Johannes richt zijn gehele schrijven in één boek tot zeven gemeenten (1:4, 11). De brieven moesten niet elk afzonderlijk aan de betreffende gemeente worden gezonden. In 1:11 lezen we dat de zeven brieven in één boek moesten worden opgenomen en dat dit boek in zijn geheel aan de zeven gemeenten woest worden gezonden. Elk van de zeven gemeenten kreeg elk van de zeven brieven. Ook het meervoud ‘wat de Geest tot de Gemeenten zegt’ duidt op een eenheid. Het gehele boek Openbaring is daarom een ondeelbaar profetisch geheel. Dit onderstreept de opmerking onder Op 1:3 namelijk, dat de gehele Openbaring toekomst-onthullende profetie is.

4e. Het is opvallend dat juist deze gemeenten gekozen zijn en dat hun getal tot zeven is beperkt. Er waren in Asia méér gemeenten, maar deze zeven zijn genomen omdat ze zich in een toestand bevonden die de Heilige Geest nodig had, om ons een volkomen beeld van de geschiedenis van de christelijke Kerk op aarde te kunnen geven.

5e. Er is in de zeven brieven een morele volgorde. Men kan zien dat de Heer een vast plan voor ogen had. Het kwaad begint klein, alleen zichtbaar voor het oog van de Heer (Efeze), maar het neemt langzamerhand toe totdat de Gemeente uit de mond van de Heer wordt gespuwd (Laodicéa). Alles wat God aan de verantwoordelijkheid van de mens overlaat, begint goed maar eindigt slechts. Ik noem maar als voorbeeld de schepping, en het volk

Israël.

6e. Na het tweede en derde hoofdstuk wordt geen melding meer gemaakt van de Gemeente op aarde. In de hoofdstukken 4 en 5 wordt ons getoond wat er in de hemel zal gebeuren, en in de volgende hoofdstukken is er nog slechts sprake van de volken, Israël en de grote hoer Babylon.

7e. In de brieven wordt gesproken van de persoonlijke wederkomst van de Heer voor de gemeenten Thyatira (2:25), Sardis (3:3, vgl. 16:15) en Filadelfia (3:11). Hieruit blijkt wel zeer duidelijk dat de inhoud profetisch is. Voor de plaatselijke gemeenten Thyatira, Sardis en Filadelfia kan de Heer niet wederkomen, want deze gemeenten zijn reeds lang verdwenen. Deze gemeenten moeten dus de éne Kerk voorstellen, in zeven toestandelijke gedaanten, vanaf het begin tot aan de komst van Jezus Christus voor Zijn Gemeente.

8e. Veel gelovigen hebben geen moeite om in de zeven scheppingsdagen de hele heilsgeschiedenis te zien. Ook heeft met geen problemen om in Leviticus 23 een profetische beschrijving van de geschiedenis van Israël te zien. Zelfs in de zeven gelijkenissen (Mat.13) wil men nog wel een profetische schildering van de geschiedenis van de christenheid zien, dus waarom niet in Openbaring 2 en 3? Wat is daar zo vreemd aan?

__________________________________________________________________


De zeven Gemeenten 


Deel 3

 

Specifieke inleiding op de zeven Gemeenten

 

Zoals in de inleiding verdedigd nemen wij de zeven zendbrieven aan de zeven gemeenten, die zijn opgenomen in Openbaring 2 en 3, als basis voor de geschiedenis van Christus’ Gemeente op aarde. Deze brieven hebben een wonderlijke, dubbele betekenis. Allereerst zijn het brieven aan zeven bestaande gemeenten, alle gelegen in Asai, dat is de westkust van het huidige Turkije, en waarschijnlijk ontstaan vanuit het getuigenis dat in Efeze geklonken heeft en vandaar is uitgedragen (Hand.19:10). In de provincie Mysië lagen de haven Troas en de residentie Pergamum. Ook de handelsstad Smyrna lag aan de kust. In de provincie Lydië lagen de handelsstad Efeze en voorts in het binnenland: Thyatira, Sardes en Filadelfia. In de provincie Caria lag Milete aan de kust, en daarvoor het eiland Patmos. Oostelijk daarvan lag in het binnenland de provincie Pisidië met de steden Hiërapolis, Laodicea en Kolosse, en uiteraard Antiochië in Pisidië waarvan sprake is in Handelingen 13. Uit deze brieven blijkt wel hoe iedere gemeente duidelijk een eigen karakter had, haar eigen verzoekingen en overwinningen. Eigenlijk geven de brieven van elke lokale gemeente een specifieke sterkte-zwakte analyse. Maar daarnaast zijn deze brieven voor de gemeenten bedoeld, hetgeen blijkt uit het laatste vers van iedere brief. Wij kunnen ze dus, vanwege het feit dat deze zeven brieven in de canon zijn opgenomen, met vrucht en zegen lezen en daarin de stem van de Heer verstaan, in bemoediging en vermaning. Tenslotte zijn deze hoofdstukken ook typerend voor de zeven achtereenvolgende perioden uit de kerk/gemeentegeschiedenis. Daarin ligt een wonderbare profetische boodschap en zeker ook voor de tijd waarin wij nu leven. Hoewel het hele Nieuwe Testament, ja de hele Bijbel, nuttig is voor alle tijden en voor alle plaatsen, zijn het toch juist deze hoofdstukken in het bijzonder die profetisch spreken van de thans negentienhonderd jaar die verstreken zijn sinds het afsluiten van de canon. Juist daarom verdienen deze beide hoofdstukken in het bijzonder onze aandacht en zullen wij ze als basis nemen en als typering van elke periode in het bijzonder. Het blijkt zelfs erg doelmatig en verhelderend om ook de kerkgeschiedenis op deze basis in te delen. De jaartallen die deze onderscheiden perioden afbakenen zijn soms vrij nauwkeurig aan te geven, soms slechts bij benadering. In sommige gevallen bestaat er in de evangelische literatuur ook geen volledige eenstemmigheid over. Maar in het algemeen wordt toch wel deze indeling aangehouden. Ook moet niet worden vergeten dat een nieuw tijdperk wel een nieuwe periode van de gemeente inluidt, maar daarmee wordt natuurlijk niet het vorige tijdperk definitief afgesloten. Bijvoorbeeld na de Reformatie bleef de Rooms-Katholieke Kerk bestaan, maar zij had niet meer de alleenheerschappij, omdat nu naast haar de kerken van de Reformatie gingen functioneren

Methode van uitleg

De zeven Gemeenten hebben naast de contemporaine, ook een historische, profetische en praktische uitleg en zo willen we de Gemeenten ook belichten. Daarna besteden we ook aandacht aan de specifieke leerstellige problemen waarmee men in die tijd te maken hadden. Zo heb ik ze ook jaren geleden op meerdere plaatsen besproken met gebruik van Power Points.

1e. Contemporaine uitleg (van deze tijd - vgl.: museum van contemporaine (hedendaagse) kunst)

Het gaat hier om zeven toenmalig bestaande gemeente in Klein-Asia die in een bepaalde geestelijke toestand verkeerden. Dat Christus hen daarop prijzend of vermanend aanspreekt, heeft allereerst grote betekenis voor die gemeenten zélf gehad.

2e. Praktische uitleg

Wie zou hier de praktische uitleg over het hoofd kunnen zien? Bijvoorbeeld: ‘Maar Ik heb tegen u, dat u uw eerste liefde hebt verlaten’ (2:1) of ‘Wees trouw tot de dood’ (2:10). Vraag: bij welke van de zeven gemeenten zou u willen behoren?

3e. Profetische uitleg

In het kort houdt de profetisch-eschatologische uitleg van Op.2 en 3 in, dat de zeven brieven een profetische verwijzing vormen naar zeven opeenvolgende fasen in de kerkgeschiedenis, vanaf het midden van de eerste eeuw tot aan de opname van de gemeente.

Globaal overzicht van de Kerkgeschiedenis

De gegeven jaartallen mogen niet strikt genomen, sommigen uitgezonderd, maar geven een indicatie van het tijdperk.

Apostolische tijd (ca. 33 – 90)

Een tijd van zaaien en gemeentestichting zoals we dat kunnen vinden in het boek Handelingen. Het jaar 90 als einddatum van deze periode is genomen omdat toen het boek Openbaring door Johannes op Patmos geschreven is. Anderen nemen het jaar 70 vanwege de verwoesting van de tempel in Jeruzalem.

Efeze (90 – 170 n.Chr.)

Begin en einde van de eerste generatie van de Gemeente en van de eerste liefde. In het jaar 70 n.Chr. was de val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel. ‘Dit geslacht’ (Mat.24:34) is dan voorbijgegaan.

Smyrna (170 – 313 n.Chr.)

Begin van tien grote Christenvervolgingen door tien Romeinse keizers (‘tien dagen’). Deze eindigden definitief in 313 n.Chr. met de komst van Constantijn de Grote. De tien keizers zijn Nero (54), Domitianus (81), Trajanus (98), Hadrianus (117), Septimus Severus (193), Maximus (235), Decius (249), Valerianus (254), Aurelianus (270) en als laatste Diocletianus (303).

Pergamum (313 – 606 n.Chr.)

Keizer Constantijn aanvaardt het Christelijk geloof en het christendom wordt uitgeroepen tot staatsgodsdienst. In 325 eerste grote concilie in Nicea, waar de ‘Nicolaïeten het roer van de kerk overnemen.

Thyatira (606 – 1520 n.Chr.)

Bonifatius III wordt gekroond tot ‘universeel bisschop.’ Hiermee doet het pausdom officieel zijn intrede. Uitbreiding van de kerk met behulp van de krachtige hand van de staat. Bouw van grote kathedralen.

Sardis (1520 – 1750 n.Chr.)

De Reformatie zet algemeen door en maakt een eind aan de alleenheerschappij en de almacht van de Rooms Katholieke Kerk. Begin van vele kerkelijke denominaties: o.a. Luther, Calvijn en Zwingli.

Filadelfia (1750 – 1948 n.Chr.)

De ‘evangelische beweging’ zet door. Belangrijkste kenmerken hiervan zijn: Opwekking in grote delen van het christendom, nadruk op het profetische Woord en op de verwachting van Christus’ wederkomst. Opkomst van de zogenaamde geloofszendingen.

Laodicea (1948 - ? n.Chr.)

Vorming van de Wereldraad van kerken te Amsterdam in 1948 en in datzelfde jaar ook het uitroepen van de staat Israël. Ontstaan EGKS, later EEG en nu EU, dat volgens velen het begin is van een Hersteld Romeinse Rijk (Dan.2:36-45).

Enkele belangrijke jaartallen

70 - Val van Jeruzalem

170 - Begin van de ‘tien koningen’, de grote christenvervolgingen. Deze duurden tot keizer Diocletianus (310).

313 - Constantijn aanvaardt het Christelijk geloof en maakt het tot een staatsgodsdienst. Edict van Milaan.

330 - Byzantium wordt Constantinopel.

337 - Dood van Constantijn.

325 – Eerste grote concilie in Nicea, waar de Nicolaïeten het roer van de Kerk overnemen.

395 - Scheiding West- en Oost-Romeins rijk.

410 - Rome definitief ingenomen door Alarik (de Visigoten uit het noordoosten van Roemenië. Begin van de ‘donkere’ middeleeuwen.

476 - Val van het West-Romeinse rijk door de Vandalen.

570 - Geboorte van Mohammed stichter van de Islam.

606 - Bonifatius wordt gekroond tot ‘universeel bisschop’. Hiermee doet het pausdom zijn intrede. Uitbreiding van de kerk met behulp van de krachtige hand van de staat. Bouw van grote kathedralen.

800 – Kroning Karel de Grote.

1054 - Scheiding van de kerk in West en Oost. Oorzaak: verschil van mening over de uitdrukking filioque, politieke rivaliteit tussen het Griekssprekende (Constantinopel) en het Latijnsprekend (Rome). Toenemende aanspraak op gezag door de paus van Rome.

1096 - Begin van de kruistochten.

1204 - Inname Constantinopel door de kruisvaarders.

1453 - De val van Constantinopel door de Islam. Begin Renaissance in West-Europa.

1517 - Reformatie: Luther, Calvijn en Zwingli. 95 Stellingen Wittenberg als reactie op de aflaathandel van de RK-kerk (Tetzel)

1750 – De verlichting, een filosofische beweging (ca.1650-1800) volgens welke de waarheid gevonden wordt met behulp van de rede (t.o. met name het kerkelijk gezag).

1850 – Ontstaan evangelische beweging (o.a. Darby, George Müller)

1854 - Maria verering: In 431 de titel ‘Moeder van God’. In 1854 de ‘onbevlekte ontvangenis’. 1870 - Maria hemelvaart als dogma aanvaard.

1948 - Oprichting Wereldraad van Kerken. Ontstaan Israël. Begin van de EU.

Afwijkingen in de Bijbelse leer

(1) De gnostiek. Een pseudo-christelijke leer; alleen voor ingewijden.

(2) Het docetisme. Leer dat Jezus niet werkelijk vlees is geworden.

(3) De Marcionieten. Geloof in twee goden: OT en NT. Eigen canon: Alleen Evangelie van Lucas en Paulus’ 10 eerste brieven.

(4) De Manicheeën. Streven naar een syncretisme tussen alle religies.

_________________________________________________________________


De zeven Gemeenten


Deel 4


Efeze - de generatie die haar eerste liefde verloor


Openbaring 2:1-7


Tijdperk: 90 – 170 n.Chr.

 

Inleiding

Druk bezig voor de Heer, maar teruggaande liefde voor Hem. Programma zonder passie. Dit is de drukke kerk met de grote statistieken, maar één die afdrijft van oprechte toewijding aan Christus. Christus is meer geïnteresseerd in wat we doen mét Hem dan vóór Hem. Arbeid mag geen vervanging zijn voor liefde.

Historisch

Efeze was een belangrijke handelsplaats aan de westkust van Klein-Azië in het tegenwoordige Turkije. De apostel deed de plaats aan tijdens zijn tweede en derde zendingsreis. Aan de gemeente aldaar schreef hij een brief. In het boek Openbaring liet de Heer Jezus door Johannes woorden opschrijven bestemd voor de gemeente te Efeze. De stad Efeze was de hoofdstad van de Romeinse provincie Asia. Daar was de hoofdzetel van de regering gevestigd, en het was dan ook een grote en moderne wereldstad in de dagen van Paulus en van Johannes. Hoewel Efeze al van ouds bekend is, was het verwoest geweest en later, in 287 v.Chr. geheel opnieuw gebouwd door de Diadochen-koning Lisimagus. Deze was een van de generaals van het leger van Alexander de Grote en kreeg na diens dood een deel van zijn rijk toegewezen. Efeze lag centraal aan de rivier de Cayster, die werd gevormd vanuit vier dalen. Door die dalen liepen de verbindingen met de hoogvlakte van Asia, waaronder ook de doorgaande handelsroutes. Als gevolg daarvan was Efeze een belangrijke handels- en havenstad, met name ook door zijn natuurlijke baai (die naderhand is verzand). Vanuit Efeze schreef de apostel Paulus een brief aan de Corinthiërs, waarin hij aankondigde via Macedonië naar hen te zullen reizen. Maar hij wilde tot Pinksteren in Efeze blijven. ‘En ik zal naar u toe komen wanneer ik Macedonie heb doorreisd, want ik doorreis Macedonie; maar wellicht zal ik mij bij u langer ophouden of zelfs overwinteren, opdat u mij voorthelpt, waar ik ook heenreis. Want ik wil u nu niet zien in het voorbijgaan, want ik hoop enige tijd bij u te blijven, als de Heer het vergunt. Maar ik zal in Efeze blijven tot pinksteren (1Kor.19:5-8). Efeze was één van de zeven gemeenten genoemd in Openbaring. Efeze lag het dichtst bij het eiland Patmos, waar de apostel Johannes, balling aldaar, de openbaring van de Heer Jezus ontving.

Contemporain (hedendaags)

De Griekse naam in de brontekst van het Nieuwe Testament is Ephesos (klemtoon op de eerste lettergreep), en komt er 16x in voor. Behalve een handelscentrum was Efeze ook een belangrijk godsdienstig centrum in de Grieks-Romeinse wereld. De tempel van de godin Artemis trok vele pelgrims naar Efeze, en was zo van groot economisch belang. Daarnaast gold Efeze ook als ‘derde heilige stad’ (na Jeruzalem en Athene) vanwege het beeld en de tempel van de hemelkoningin Artemis, Latijn: Diana. Dit gold als een van de zeven wereldwonderen der oudheid. Deze koningin des hemels komt al door alle eeuwen voor, zij het onder verschillende namen. Jeremia noemt haar al, en onder Achab was koningin Izebel de hogepriesteres van haar als Astarte. De Egyptenaren kenden haar als Isis of moeder Gods, later kenden de Grieken haar als Aphrodite, Latijn: Venus. Zij is de uitbeelding van de oorlog en de jacht en van de vruchtbaarheid en de liefde, een wonderlijke combinatie. In haar worden zowel het hoogste als het laagste van de vrouw verenigd: het onbevlekte maagdelijke en de zedeloosheid van de vruchtbaarheidsriten. Later - in de perioden van Pergamum en van Thyatira - werd zij door de kerk Maria genoemd, en de Islam kent haar onder de naam Fatima; ‘alles wat goddelijk is in de vrouw’.

Profetisch

De apostolische tijd begon ná de hemelvaart van Christus en de uitstorting van de Heilige Geest en duurde tot aan het jaar ca. 95 n.Chr., het jaar waarin de apostel Johannes stierf.

Anderen houden liever het jaar 70 aan, het jaar waarin Jeruzalem ingenomen en de tempel verwoest werd door Titus. De Joden werden weggevoerd in ballingschap onder alle volken. De apostolische periode is een tijd van evangelisatie en gemeentestichting zoals dat verhaald is in het boek Handelingen, maar ook het begin van de vervolgingen onder keizer Nero in jaar 64 n.Chr. De apostel Petrus waarschuwde ervoor: ‘Geliefden, laat de vuurgloed in uw midden die tot uw beproeving dient, u niet bevreemden’ (1Petr.4:12). Met het heengaan van de apostel Johannes in 94 of 95 eindigde de zgn. apostolische tijd en begon het tijdperk van de gemeente Efeze.

Praktisch

De apostel Paulus was de stichter van de christelijke gemeente in deze stad. Zijn eerste korte bezoek aan deze stad was in het voorjaar van 54 na Chr. Hij deed de stad aan tijdens zijn tweede zendingsreis. Bij hem waren Priscilla en Aquila. ‘En zij kwamen in Efeze en hij liet hen daar achter; maar zelf ging hij naar de synagoge en onderhield zich met de Joden. En toen zij hem vroegen langere tijd te blijven, stemde hij daarin niet toe, maar hij nam afscheid en zei: Ik zal weer naar u terugkeren, als God het wil. En hij voer weg van Efeze’ (Hand.18:19-20). De apostel kon niet lang blijven want hij moest op een vastgestelde datum in Jeruzalem zijn om een gelofte in te lossen (Hand.18:19-20). Later, op zijn derde zendingsreis, bracht hij bijna drie jaar door in Efeze, jaren van toegewijde en intensieve evangelieverkondiging. (Hand.19:8-10). Daarna, op de terugweg tijdens deze reis, zei hij te Miléte bij zijn afscheid tot de ouderlingen uit Efeze, dat 60 km noordelijker lag, dat hij de gelovigen drie jaar lang met tranen terechtgewezen had. ‘Daarom waakt, en herinnert u dat ik drie jaar, nacht en dag, niet heb opgehouden ieder met tranen terecht te wijzen’ (Hand.20:31). Het is een gemeente waarover we veel in de Bijbel lezen, namelijk in Handelingen 19 en 20 en ook in de brief van Paulus aan de Efeziërs. De naam van de plaats houdt verband met verzaken, laten gaan, wat ook de kern is van haar zwakte, vs. 4. Het is dus een teruggevallen gemeente: uiterlijk bezit zij alles, maar het wezen (de eerste liefde) ontbreekt, en dit is een typisch kenmerk van de tweede generatie, die het niet zelf heeft meegemaakt, maar als vanzelfsprekend de voorrechten kreeg overgeleverd. Het negatieve wat van deze gemeente gezegd kan worden is dat zij de eerste liefde hebben verlaten: ‘Maar Ik heb tegen u, dat u uw eerste liefde hebt verlaten’ (2:4). Het positieve is: ‘Maar dit hebt u, dat u de werken van de Nicolaïeten haat, die ook Ik haat’ (2:6).

De werken der Nicolaïeten

In Hand. 20:29-30 waarschuwt Paulus de oudsten van de gemeente dat ‘grimmige wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet zullen sparen: en uit uw midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken’. In vers 6 worden deze ‘wolven’ en ‘mannen uit hun eigen midden’ de ‘Nicolaïeten’ genoemd. Dit was geen nieuwe sekte, maar een groepering binnen de gemeente die bezig was om een priesterlijke orde ingang te doen vinden. Daarmee werd dus een onderscheid gemaakt tussen geestelijken en leken, een voorloper dus van wat later het pausdom zou gaan vormen. Het woord zelf betekent volksoverheersers, want Niko betekent overwinnen en Laos betekent volk. Dit leidt dus tot de meest ernstige vorm van discriminatie binnen Christus’ gemeente, namelijk van geestelijken die heersen over de leken. Dit is direct en flagrant in tegenspraak met het gebod van Christus in Mat. 23:810, waar we lezen: ‘Gij zult u niet ‘rabbi’ (meester) laten noemen, want Een is uw Meester en gij zijt allen broeders. En gij zult op aarde niemand uw vader (pater, paus) noemen, want Eén is uw Vader, Hij die in de hemelen is. Laat u ook geen leidslieden (magisters) noemen, want Eén is uw Leidsman, Christus. In plaats van een eenvoudige gemeente en levensstijl (vgl. Ps.86:11 en Mat. 6:22) worden nu allerlei ‘dingen van de mensen de gemeente binnengebracht, die deels berusten op de oude religie van Babylon (de Chaldeeën), en deels op de oudtestamentische priesterdienst. Precies datgene waarvoor Jakobus waarschuwt (Jak.2:1-4), wordt nu gepropageerd door bisschoppen, kardinalen, magisters, paters en anderen. Hiermee wordt de Gemeente als geheel beroofd van haar koninklijk priesterdom (1Petr.2:9, Op.5:10), en gebracht op het lage niveau van de zogenaamde mysterie-religies zoals de Mithra-verering. De Efeziërs hadden een diepe afkeer van deze praktijken en wezen ze vierkant af. Daarvoor werden zij door de Heer geprezen omdat ook Hij deze ‘werken der Nicolaïeten haat’. De opkomst van een priesterlijke kaste doet haar intrede in de kerk. Zeker, er dienen er leiders in de kerk te zijn, maar dat mag niet leiden tot een hogere geestelijk klasse en lagere waarover die heersen.

__________________________________________________________________

 


De zeven Gemeenten


Deel 5


‘De Gemeente te Smyrna’


Openbaring 2:8-11


Tijd: 170 - 313 n.Chr.

 

Historisch

De stad

Smyrna (= mirre) was een belangrijke stad in Klein-Azië, aan de westkust van het huidige Turkije. Daar was een gemeente van onze Heer Jezus Christus, waaraan de apostel Johannes namens Hem een korte brief schreef, die opgenomen is in het laatste Bijbelboek (Op.2:8-11).

Geschiedenis

Smyrna ontstond in de 11e eeuw v.Chr. als Aeolische kolonie en werd in de 7e eeuw v.Chr. een Ionische stad. De Lydische koning Alyattes vernietigde de stad in 630 v.Chr. en in 575 v.Chr. werd Smyrna een Lydische stad. Bij de verovering door de Perzen in 545 v.Chr. werd Smyrna volledig vernietigd, omdat de stad had geweigerd de Perzen te steunen in hun oorlog tegen de Lydiërs. Alexander de Grote herbouwde Smyrna rond 330 v.Chr. na een oproep van het orakel van Clarus. In de 7e eeuw n. Chr. werd de stad overvallen door Arabieren. In 1079 veroverden de Byzantijnen de stad. In 1415 ging de stad deel uitmaken van het Ottomaanse Rijk. In het begin van de zeventiende eeuw was er in Smyrna een Hollandse handelskolonie gevestigd.  Deze betrekkingen met het Ottomaanse rijk stonden bekend als de Capitulatie van de Sultan. In 1922 veroverden Turkse legers onder Atatürk de stad.

Ligging en economische betekenis

De stad lag aan de Egeïsche Zee, ongeveer 65 km ten noorden van Efeze, op een machtige handelslocatie aan de Egeïsche Zee. Ze had een prachtige haven, met een nauwe monding die goed verdedigbaar en afsluitbaar was in oorlogstijd. Naar het oosten liep een belangrijke handelsroute. Na Efeze was ze het tweede belangrijkste exportcentrum.

Cultuur. Smyrna herbergde een beroemd stadion, een bibliotheek, en het grootste publieke theater in Azië. De beroemde ‘Gouden Straat’ liep rond de berg Pagus. Bij begin en eindpunt was een tempel voor een plaatselijke god en voor Zeus. De akropolis op de berg Pagus werd ‘de kroon van Smyrna’ genoemd. De stad met ca. 220.000 inwoners kende een hoogstaande cultuur met veel godsdienstigheid. Ze gaf geldstukken uit met het opschrift: ‘De Eerste van Azië in schoonheid en grootte’. Ze stond dan ook bekend als ‘het sieraad van Klein Azië’.

Band met Rome

Smyrna had een speciale band met Rome en met de keizercultus. Aan de zijde van Rome streed de stad tegen Carthago. Het was de eerste stad in de antieke wereld die een tempel bouwde voor de Dea Roma (de Romeinse beschermgodin bij uitstek). Ze werd boven tien andere steden verkozen om er een tempel te bouwen voor keizer Tiberius.

Joden

In Smyrna was een synagoge en een grote joodse gemeenschap. Joden lasterden de christenen. De Heer Jezus wist hiervan. ‘Ik weet uw verdrukking en uw armoede - maar u bent rijk -, en de laster van hen die zeggen dat zij Joden zijn en het niet zijn, maar een synagoge van de satan’ (Op.2:9).

De Gemeente

Het is niet bekend wanneer de gemeente in Smyrna ontstond. Waarschijnlijk in de tijd dat Paulus in Efeze verbleef, tijdens zijn derde zendingsreis. Vergelijk Handelingen 19:26: ‘En u ziet en hoort, dat deze Paulus een aanzienlijke menigte, niet alleen van Efeze, maar bijna van heel Asia, heeft overreed en afkerig gemaakt heeft door te zeggen dat goden die met handen worden gemaakt geen goden zijn’. Smyrna's trouw aan Rome en de grote joodse gemeenschap aldaar, die bijzonder vijandig stond tegenover de christenen, maakten het moeilijk om als christen in Smyrna te leven. In haar stierven bekende martelaren en vloeide veel martelaarsbloed, onder andere dat van Polycarpus, die verbrand werd omdat hij de keizer niet als Heer wilde erkennen. In de Bijbel wordt de stad alleen genoemd in Openbaring in een korte brief aan deze stad (Op 1:11; 2:8-10). Uit het begin van de tweede eeuw bestaat een brief van Ignatius aan de gemeente te Smyrna, waaruit blijkt dat deze georganiseerd was met een opziener (bisschop), oudsten en diakenen. Omstreeks het jaar 155 stierf de toenmalige opziener Polycarpus de marteldood.

Overblijfselen van de stad

De belangrijkste ruïnes van het oude Smyrna, de immense stadsmarkt (agora) en het ondergrondse sanitaire systeem, bevinden zich midden in de moderne Turkse stad Izmir. Omdat Izmir een bruisende stad is, met de op één na grootste bevolking in heel Turkije, is er slechts weinig van Smyrna opgegraven.

Kenmerken van de lokale gemeente

Evenals Efeze lag ook Smyrna aan de Egeïsche Zee, zo’n 70 km noordwaarts. De stad is thans bekend onder de naam Izmir, een belangrijke stad. Smyrna was een belangrijk handelscentrum, met name voor de vele kostbare balsemsoorten en specerijen uit het Midden-Oosten, waaronder ook nardus en mirre, en aan dit laatste heeft zij waarschijnlijk haar naam te danken. Evenals Efeze was de stad van oude oorsprong, verwoest en onder Alexander de Grote door Antigonus herbouwd. Smyrna is dus typisch de stad van de ‘zalven van de wereld’, kostbaar en welriekend, maar juist daarin is haar betekenis ‘pseudo’, net-alsof, en voor datgene wat echt is betekent het ‘bitterheid’ (de betekenis van de naam mirre) en verdrukking. Evenals in het Oude Testament wordt namelijk ook hier het echte door het valse gesmaad en vervolgd, vgl. Gal.4:29; 1 Petr.2:12. Smyrna is dus het beeld van verleiding, het doen-alsof (vs. 9) en van verdrukking (vs. 9-10). Aan deze gemeente is het martelaarschap beschoren, en zij die getrouw zijn tot de dood en niet versagen of hun Heer verloochenen, ontvangen de overwinnaarskroon (stephanos), de kroon des levens, de martelaarskroon.

Profetisch

Synagoge des Satans

Dit is de naam die gegeven wordt aan hen die ‘menselijk’ denken. Dit is op zichzelf nog niet zo erg, ware het niet dat in de confrontatie met ‘de dingen van God’ zij die bedacht zijn op ‘de dingen der mensen’ hiermee tot instrumenten van Satan worden (vgl. Mat.16:23). Daaruit blijkt dat naam-joden en naamchristenen een veel groter gevaar zijn voor de waarachtige gemeente Gods dan ‘gewone heidenen’. Dat blijkt wel uit het leven en sterven van Jezus, en ook uit de hele Handelingen der apostelen komt dit naar voren. Het oordeel van God zal dezen des te zwaarder treffen. Wereldsgezindheid bij religieuze mensen is dus het ergste wat er is, en hun ‘pseudo’ of namaak impliceert bitterheid voor Gods kinderen. Zelf zijn deze mensen te vroom om hun handen aan hen te slaan, maar zij geven anderen daartoe de opdracht (Hand. 23:2), om zelf hun handen schoon te houden en rustig hun sabbat (Joh.19:31), hun Te Deum (Bartholomeusnacht) of hun Eucharistie (afslachting van Moslims in Jeruzalem door de Kruisvaarders) te kunnen vieren. Deze ‘godsdienst’ wordt door Christus hier ‘satansdienst’ genoemd, een vroomheid die met het bloed der heiligen is bevlekt.

Tien dagen lang

Hiermee wordt de duur van de grote Christenvervolging aangeduid. In 156 n.Chr. werd Polycarpus, bisschop van Smyrna, levend op de helling of ‘pagos’ verbrand. Kort daarna werd de hele helling met bloed geverfd van 1500 Christenen, die daar tegelijk de marteldood stierven, en enkele dagen later nog eens 800. In figuurlijke zin heeft het woord ‘tien dagen’ betrekking op de tien koningen of keizers, dus de tien regeerperioden van de opeenvolgende Romeinse keizers tussen 170 en 313, waarin zeven – anderen zeggen tien - grote Christenvervolgingen plaatsvonden. Gerekend vanaf Caesar Nero, die in 64 n.Chr. de troon besteeg, waren het tot en met keizer Diocletianus precies tien grote Christenvervolgingen. Hieraan kwam een einde toen met keizer Constantijn een geheel nieuwe periode aanbrak. Met betrekkingen tot de ‘tien dagen’ kunnen we concluderend zeggen, dat:

  1. Het zou over de tien verschillende Romeinse keizers kunnen gaan die in hun regeringsperiode de christenen vervolgd hebben. Ik noem ze, met daarachter hun eerste regeringsjaar: Nero (54), Domitianus (81), Trajanus (98), Hadrianus (117), Septimius Severus (193), Maximinus (235), Decius (249), Valerianus (254), Aurelianus (270) en Diocletianus (284). Een bezwaar tegen deze gedachte is dat ten tijde dat Johannes de Openbaring schreef, inmiddels twee keizers geregeerd hadden.
  2. Het zou ook kunnen gaan om de tien jaren van de meest vreselijke christenvervolgingen tijdens het bewind van de antichristelijke keizer Diocletianus in het jaar 303-313 n.Chr. Dan stellen deze tien dagen een periode van tien jaar voor.
  3. Een andere interpretatie zou kunnen zijn, dat de tien dagen een beperkte tijdspanne voorstellen van heftige verdrukking. We moeten hierbij denken aan Polycarpus, de bisschop van Smyrna, die niet zo lang na het schrijven van deze brief de marteldood op de brandstapel onderging.

Contemporair - Religieuze stromingen

- Gnostiek bovennatuurlijke kennis, geen waarde aan het lichaam. Gnosticisme vroege, vaak pseudo-christelijke, esoterische denkrichting. Het woord gnostiek stamt van het Griekse woord voor kennis, gnosis. De Gnostiek (of gnosticisme) is een brede waaier van mystiek-religieuze stromingen die stammen van vóór Christus en een bloei kenden in de 2e en 3e eeuw. Vandaag de dag wordt de term gnostiek ook wel gebruikt voor en door sommige esoterische bewegingen. Volgens de gnostiek wordt de mens verlost door intuïtieve kennis van zijn eigen (onderstelde) goddelijkheid.

- Docetisme: Christus is in een schijnlichaam gekomen. Docetisme de leer dat de Zoon van God niet werkelijk vlees geworden is, maar slechts een tijdelijk schijnlichaam heeft aangenomen; ruimer: elke leer die de waarachtige mensheid van Jezus ondermijnt.

- Marcionieten: onderscheid tussen God van OT en NT. Marcionisme is een stroming van theologisch denken in de vroege kerk, en een dualistisch geloof dat voortkomt uit het gnosticisme dat het evangelie van Christus een evangelie van zuivere Liefde is, wat niet het geval is met de oude Wet van Mozes en het volk Israël. Als gevolg hiervan wordt het Oude Testament verworpen. De schepper God die in het Oude Testament aanwezig is, heeft niets te maken met de liefhebbende God van het Nieuwe Testament. Een geloof dat in de derde eeuw na Christus in Rome werd beleden en gepropageerd door Marcion van Sinope, het werd in 144 door de kerk ketters verklaard en Marcion werd geëxcommuniceerd.

- Manicheeën: Syncretitische religie. Manicheïsme dualistische* godsdienst, gesticht door Mani (3e. eeuw). Het Manicheïsme is een ketterij die nauw verwant is met het gnosticisme. De aanhangers heten manicheeërs. Deze dwaalleer ontleent haar naam aan Mani of Manes, een Pers, die in het jaar 277 door zijn koning ter dood werd veroordeeld. Volgens het Manicheïsme staan twee eeuwige wezens tegenover elkaar: de god van licht en de god van de duisternis. Eveneens twee rijken: het rijk van het licht, door God beheerst, waar alles vrede is, en het rijk der duisternis, het rijk van onrust, kwelling en strijd waar alles zucht onder het juk van de satan. De god der duisternis of de satan roofde uit het rijk van het licht de mensenzielen, die hij opsloot in de lichamen, welke uit het rijk der duisternis komen. Deze vereniging van ziel en lichaam is de bron van alle kwaad. 's Mensen levenstaak is: het stoffelijke in zich te bestrijden en te doden. Dit gebeurt of door versterving en onthouding, of door mateloze zedeloosheid. De zedeloosheid van de manicheeërs was zo groot, dat zelfs keizer Diocletinus zich gedwongen zag, tegen hun ongebondenheid op te treden.

- Montanisme: eerste vroege vorm van Pinksteren. Het montanisme is een vroegchristelijke religieuze beweging die een strenge zedenleer voorstonden. De montanisten zijn vernoemd naar de Frygiër Montanus (overleden ca. 195). Ze traden op in het midden der tweede eeuw.

Vlucht bij vervolging stond volgens hen gelijk met afval. Grote misdadigers (o.a. apostaten of afvalligen, moordenaars en echtbrekers) mochten, volgens hen, nooit meer in de gemeenschap van de gelovigen worden opgenomen. Want afval, echtbreuk en moord waren zware zonden. De vrees voor het naderend oordeel begunstigde het rigorisme (de gestrengheid).

- Novatianen: betreffende terugkeer na afval. Novatianen aanhangers van - Novatianus (3e. eeuw), die zich afscheidden van de Rooms-Katholieke Kerk, o.a. vanwege haar mildheid t.o.v. afvalligen. Novatianen (genoemd naar Novatianus, die in 251 optrad) leerden dat de Gemeente door zondaars besmet wordt en dus slechts uit Kathari, dat is reinen, kan bestaan. Volgens hen mocht een zondaar nooit meer in de gemeenschap der gelovigen worden opgenomen. Toen Cornelius, paus van 251 — 253, na de zware vervolging van keizer Decius de gevallenen in de schoot der Kerk opnam, stelde Novatianus zich als tegenpaus aan het hoofd van de rigoristen. Novatianus werd krachtig bestreden door de kerkleraar Cyprianus die leefde 200 — 258.

- Origenes: allegorische interpretatie. Origenes (ca. 185 – ca. 254 na Chr.) was een omstreden invloedrijke kerkleraar, bijbelonderzoeker, systematisch theoloog en schrijver in de 3e eeuw. Hij werkte als kerkelijk leraar in Alexandrië (Egypte) en in Caesarea. Hij was betrokken bij de ontwikkelingen in de christelijke kerken van zijn tijd, deed mee aan interne kerkelijke discussies, keerde zich tegen dwalingen en verdedigde het christelijke geloof tegen intellectuele aanvallen van buiten. Hij kreeg te maken met toenemende botsingen met de Romeinse overheid. Hij werd gevangengenomen en gefolterd. Kort na zijn vrijlating is hij gestorven.

- Nicolaïeten: onderscheid tussen ‘geestelijke’ en ‘leken’; men denkt aan de clerus die over de gewone christenen begint te heersen. De Nicolaïeten, ook gespeld Nikolaïeten, waren een sekte die een ontuchtig leven (hoererij) en het eten van offervlees voor de afgoden rechtvaardigden. Naam en oorsprong. De naam Nikolaieten komt van Nikolaus, dat berust op de combinatie van de Griekse woorden nikao (= overwinnen, veroveren) en laos (= volk). Nikolaieten zijn, letterlijk verstaan, ‘overwinnaars van (d.i. over) het volk’.

Praktisch

‘Vrees niets van wat u zult lijden. Zie, de duivel zal sommigen van u in de gevangenis werpen, opdat u op de proef gesteld wordt, en u zult een verdrukking hebben van tien dagen. Wees trouw tot de dood, en Ik zal u de kroon van het leven geven’ (Op.2:10).

__________________________________________________________________


De zeven Gemeenten

 

Deel 6

 

Pergamum - als de kerk die met de koning is getrouwd

Openbaring 2:12-17


Tijd: 313 - 606

 

Kenmerken van de lokale gemeente

Evenals Efeze en Smyrna lag Pergamum aan de Egeïsche Zee, 150 km ten noorden van Efeze. Pergamum was niet zo’n handelsstad als Efeze en Smyrna, maar was een oude koningsstad gebouwd door de koningen Eumenes I en II, onder welke laatste koning de stad het toppunt van haar bloei bereikte, 197-159 BC. Hoewel Efeze de hoofdstad van Asia was, was Pergamum de residentie, net als in Nederland Amsterdam en Den Haag. De stad was prachtig gebouwd, aan zee en tegen de berghelling. Op de top van die helling lag de grote koningsburcht, terwijl op het dak daarvan het grote altaar van Zeus was gebouwd. Pergamum was ook de zetel van het hooggerechtshof en bezat een enorme bibliotheek, die kon wedijveren met de bibliotheek van Alexandrië, de plaats waar zeventig joodse geleerden het Oude Testament in het Grieks hadden vertaald, de zogenaamde Septuagint, ofwel LXX. De boeken werden toen nog niet op papier gedrukt, maar op perkamenten rollen, van dierenhuiden gemaakt, waren allerlei handschriften geschreven en overgeschreven. De naam “perkament” is waarschijnlijk van de stadsnaam afkomstig. Aan deze bibliotheek was ook een universiteit verbonden, die voornamelijk bestond uit een medische faculteit. De naam Pergamum is samengesteld uit “purgos” dat toren of burcht betekent, en “gamos” dat huwelijk betekent. Het was de plaats waar het Westen (Griekenland) en het Oosten (Babylon) aan elkaar gekoppeld waren. De verbindende schakel daarbij was koning Attalus III, priester-koning van de Chaldeeën. De koppeling betrof ook overheid en religie, wat duidelijk uitkwam in de constructie van de regeringsburcht.

De troon des Satans

Deze term slaat op de geestelijke achtergrond van de wereldse overheid. Deze was belichaamd in de persoon van Attalus III, die uit Chaldea moest vluchten en door wie Satan zijn troon overbracht van Babylon naar Pergamum. Dit lei vide in het begin tot vervolging, zoals van Antipas, die in de brief wordt genoemd, maar later leidde dit tot de “koppeling” van kerk en staat. In Pergamum ontwikkelde zich een satanische pseudo-drieëenheid, namelijk: - Zeus, de oppergod der Grieken troonde bovenop de koningsburcht op de top van de heuvel, de “purgos” van de stad was dus met de hoogste god gekroond en de regering (en dus ook alle burgers) stonden onder zijn gezag. - De tweede tempel van de stad was gewijd aan de Romeinse keizer, die als “heer” werd verheerlijkt en aanbeden. De eerste keizer die werd gekroond was Julius Caesar, die na zijn kroning de naam aannam van Divinus Julius, de goddelijke Julius, want hij beschouwde zichzelf als de zoon der goden en liet zich daarom als “heer” vereren. - De derde afgod was Aesklepios Sooter, die werd vereerd onder het beeld van de slang, nog steeds het symbool van de artsen, de esculaap. Hij werd vereerd als de god van de geneeskunde en kon alle zieken genezen, en volgens zeggen zelfs doden opwekken. Deze Aesklepios werd van tijd tot tijd uit de tempel genomen, onder een baldakijn gezet en in processie door de straten gedragen. Iedereen die deze processie tegenkwam moest dan neerknielen en deze god hulde bewijzen, op straffe des doods. De priesters die deze afgod ronddroegen brachten zichzelf in extase, zij gingen “orakelen” of “profeteren”, spraken in tongen en brachten die geestvervoering dan over op de omstanders, van wie er velen genazen. “Sooter” kan ook vertaald worden als therapeut, genezer, en was dus eigenlijk een pseudo-heiland. In Pergamum zien we dat overheid, wetenschap en geschriften stellig niet “waardevrij” zijn, maar dat deze hier staan onder de oppermacht van de afgoden. Zij beloven en schenken veel voorspoed, maar beheersen de lichamen en zielen der mensen, wat ook Op. 18:13 zegt.

De leer van Bileam

Wat deze leer inhoudt wordt duidelijk uit het lezen van Num. 22-25. Toen het volk Israël op weg naar Kanaän het land Moab had bereikt, zond Balak, de koning van Moab, boden naar de tovenaar Bileam de zoon van Beor, die helemaal in het noordoosten bij de Eufraat woonde. Daarmee beoogde hij een krachtige vervloeking te werpen op het volk van de Allerhoogste, maar de Heer stond dat niet toe. Daarop stelde Bileam aan Balak voor dat hij de Israëlieten zou uitnodigen voor hun ontuchtige feesten van Baäl-Peor, waar zij zich aan elkaar koppelden, Num. 25:3. Op deze wijze werd Israël in een valstrik gelokt, waardoor de toorn des Heren tegen hen ontbrandde: wat niet gelukt was door toverij lukte nu wel door hoererij. De leer van Bileam en de naam Pergamum zijn dus nauw met elkaar verbonden en zijn typerend voor het beginsel van “koppeling”: de vriendschap der wereld is vijandschap tegen God, omdat de wereld staat onder het gezag van machtige afgoden: de pseudo-vader Zeus, de pseudo-zoon Caesar, en de pseudo-geest Aesklepios.

De leer der Nicolaïeten Deze leer was in Efeze afgewezen, maar kwam in Pergamum tot volle bloei. De gemeente moet zich hiervan bekeren en zo niet, dan gaat de Heer zelf tegen zijn gemeente oorlog voeren met het zwaard zijns monds.

Gemeente van Christus

Toen de apostel Johannes de Openbaring schreef, was er een christelijke gemeente. Wanneer en door wie deze gemeente gesticht werd, is niet bekend. Pergamus was de derde, en wel de meest noordelijke van de zeven gemeenten, waaraan Johannes de Openbaring zenden en een zendbrief moest richten (Op.1:11; 2:12-17).

Op.2:12 En schrijf aan de engel van de gemeente in Pergamus: Dit zegt Hij die het scherpe, tweesnijdende zwaard heeft: Op.2:13 Ik weet waar u woont, daar waar de troon van de satan is; en u houdt vast aan mijn naam en het geloof in Mij hebt u niet verloochend, zelfs niet in de dagen waarin Antipas mijn trouwe getuige was, die gedood werd bij u waar de satan woont. Op.2:14 Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u daar hebt die aan de leer van Bileam vasthouden, die Balak leerde de zonen van Israel een strik te spannen, om afgodenoffers te eten en te hoereren. Op.2:15 Zo hebt ook u er die op dezelfde wijze aan de leer van de Nicolaieten vasthouden. Op.2:16 Bekeer u dan; maar zo niet, Ik kom spoedig naar u toe en Ik zal oorlog tegen hen voeren met het zwaard van mijn mond. Op.2:17 Wie een oor heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, die zal Ik geven van het verborgen manna, en Ik zal hem een witte steen geven en op de steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan hij die hem ontvangt.

Overeenkomstig de scherpte, die de Heer Jezus hier moest uitoefenen, kiest Hij daarin de bijnaam van het tweesnijdend zwaard dat hij draagt. Ten eerste wordt van de gemeente geroemd, dat zij in deze hoofdzetel van het heidendom, waar de Satan met heel- en toverkrachten inzonderheid de gemoederen wist te ketenen, onder zware vervolgingen de getrouwheid had bewaard.

Antipas. 

Een gelovige genaamd Antipas, dien de Heer Jezus "mijn trouwe getuige" noemt (Opb. 2:13), werd in Pergamus, "waar de satan woont", gedood. Volgens de overlevering werd Antipas op het Zeusaltaar in een bronzen stier (het symbool van Zeus) geworpen, die enorm verhit werd, waardoor hij levend verbrandde[2]

Nicolaïeten. 

Te midden van de gemeente zelf was het heidendom binnengedrongen door de sekte van de Nicolaïeten, die zich aan de haar omgevende wereld gelijkvormig stelden en heidense wellusten en afgodische offermaaltijden met het Christendom wilden verenigen.

Witte steen. Tegelijk met de ernstige verwerping van deze verleiders belooft de Heer de overwinnaars betere genietingen van het hemels Manna, een in het oordeel vrijsprekende witte steen en een nieuwe hemelse naam. Met 'een witte steen geven' verwijst de Heer Jezus misschien naar het toenmalige gebruik in de rechtspraak om voor vrijspraak te stemmen met een witte steen en voor schuldigverklaring met een zwarte stem. De Heer geeft een witte steen, rechtvaardigt 'wie overwint' (vers 17)

__________________________________________________________________