Nieuw Testament – Jakobus
Jakobus 5
‘Een gelovige in moeilijke tijden’
Inleiding
In dit laatste hoofdstuk van de brief van Jakobus vinden we verschillende onderwerpen, maar de hoofdgedachte is toch wel de wederkomst van Jezus Christus (vs.7-9). Als een gelovige werkelijke uitziet en verlangt naar de wederkomst van Christus zal dat in zijn leven zichtbaar worden. Een vergelijking met Openbaring 22:11 dringt zich op. Welke dingen wil God, in deze laatste dagen vóór de komst van de Heer, in ons leven?
Prioriteiten (5:1-6)
Hier worden de rijken aangesproken. Alleen leven om jezelf te verrijken is jezelf beroven van de ware rijkdom (1Tim.6:6-10, 17-19). Er komt slechts ellende van (Mat.19:34). God weet wat u nodig hebt en Hij zal erin voorzien als u Mattheus 6:33 in praktijk brengt: ‘Zoekt echter eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.’ In Lukas 16:12-31 lezen we een geschiedenis van de zonden van een rijke man en het geduld van een arme Lazarus (zie ook Lukas 12:13-21). Het voorbeeld hoe om te gaan met rijkdom is de Heer Jezus die Zelf gezegd heeft: ‘Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen’ (Hand.20:35), Hij heeft Zichzelf gegeven, ‘want u kent de genade van Onze Heer Jezus Christus, dat Hij, terwijl Hij rijk was, ter wille van u arm is geworden, opdat u door zijn armoede rijk zou worden’ (2 Kor.8:9).
De zonden van de rijken:
(a) ‘oppotten’ van rijkdom (1-3)
(b) bestelen van de arbeiders (vs.4) ‘Het loon roept, en de werkers ook!’
(c) extravagant leven (vs.5)
(d) doen van onrechtbaardige daden (vs.6)
Geduld (5:7-12)
Als u het goede zaad hebt gezaaid, zult u uiteindelijk een rijke oogst aan zegeningen binnenhalen, dus heb geduld. Als anderen u uitbuiten, heb dan geduld: de Rechter staat voor de deur. Als u door beproevingen gaat, heb dan ook geduld: God zit nog steeds op de troon. ‘Maar laten wij niet moedeloos worden in goeddoen, want te gelegener tijd zullen wij oogsten, als wij niet verslappen’ (Gal.6:9).
Drie illustraties:
(a) de landman (vs.7-8)
(b) de Rechter (vs.9) ‘Zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen?’ (Gen.18:25). ‘Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt u en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonden?’ (Op.6:10 zie ook Ps.13).
(c) de profeten (vs.10-11) Welke kwaliteiten heb ik nodig voor zending in China, vroeg een beginnende zendeling aan Hudson Taylor. Zijn antwoord was: ‘geduld, geduld en geduld!’
De tong (5:12)
Het gaat er in dit vers niet om dat je niet zou mogen zweren, maar dat je niet mag zweren ter bekrachtiging van wat je al beaamt hebt heb. Laat uw ja, ja en uw nee, nee zijn. ‘Wees niet overijld met uw mond, en uw hart haastte zich niet om een woord voor Gods aangezicht uit te spreken. Geef uw mond geen gelegenheid om u te doen zondigen’’ (Pr.5:1-6; Psalm 141:3).
Gebed (5:13-18)
Allerlei soorten gebed worden hier opgenoemd: gebed voor een zieke, gebed om vergeving, gebed voor het volk, zelfs gebed voor het weer. Gebed kan voorzien in elke behoefte en elk probleem oplossen.
(a) gebed en beproevingen (5:13) – bidden om wijsheid (1:5)
(b) gebed en ziekte (5:14) bidden om genezing
(c) gebed en zonde (5:15-16) bidden om vergeving
(d) gebed een voorbeeld (5:17-18)
‘Gebed is niet dat onze wil in de hemel geschiedt, maar dat Gods wil op aarde geschiedt!’
‘God kan elke ziekte genezen behalve de laatste’
Verhaal: De leden van een kerk zeiden tegen een café-eigenaar dat zij baden om het terrein te kopen waarop zijn café stond om daar een grote kerk te bouwen. Lachend zeiden zij ‘we hopen en bidden dat de bliksem er een keer zal inslaan!’ Enkele weken daarop gebeurde dat inderdaad tijdens een grote storm die over de stad kwam. De café-eigenaar spande daarop een proces aan en zei tegen de rechter: ‘dat de kerkleden enkele weken geleden tegen hem gezegd hadden dat ze er voor zouden bidden dat zijn café zou afbranden.’ De kerk huurde een advocaat om zich te verdedigen en zeiden dat ze niet verantwoordelijk waren voor het gebeurde. De rechter vond het nogal verwarrend, maar hij was van een ding overtuigd: de café-eigenaar geloofde in het gebed, de kerkleden niet!
Zorg (5:19-20)
Opnieuw benadrukt Jakobus het belang van de persoonlijke zorg voor anderen (1:27; 2:1-4, 14-16). Bent u in staat te merken wanneer een medegelovige afdwaalt? Trekt u zich dat echt aan? Zult u dan proberen te helpen? Of wacht u er (te) lang mee?
(a) een broeder terugbrengen – pastoraat (Gal.6:1)
(b) een zondaar terugbrengen – evangelisatie
Een poging tot een verklaring van het gebruik van het zalven van zieken en bidden voor de zieken.
(Jakobus 5:14-16)
‘Lijdt iemand onder u? Laat hij bidden. Is iemand welgemoed? Laat hij lofzingen. Is iemand onder u ziek? Laat hij de oudsten van de gemeente bij zich roepen en laten zij over hem bidden en hem zalven met olie in de naam van de Heer. En het gebed van het geloof zal de zieke behouden en de Heer zal hem oprichten; en als hij zonden gedaan heeft, zal het hem vergeven worden. Belijdt dus elkaar de zonden en bidt voor elkaar, opdat u gezond mag worden’ (Vertaling Telos/Voorhoeve).
De laatste jaren wordt er steeds meer het ‘zalven met olie van gelovigen’ gepraktiseerd. Ik heb gehoord dat er zelfs voorgangers zijn die een flesje olie op zak hebben, in geval van… Het geeft de indruk dat het een ‘tovermiddel’ is, dat te pas en te onpas gebruikt wordt. Ik denk niet dat Jakobus ons een ‘blanco formule’ gegeven heeft om zieken te genezen. Uit mijn eigen ervaring is het toch zo geweest dat sommigen genezen werden en anderen ziek bleven of zelfs stierven. Er is namelijk ook: ‘zonde tot de dood’ waarvoor we niet hoeven te bidden (1 Joh.5:16; 1 Kor.11:30). Bidden, heeft iemand eens gezegd, is niet dat de wil van de gelovige in de hemel geschied, maar dat Gods wil op aarde geschied!
Ik ben van mening dat het hier in Jakobus 5 gaat om een lid van de gemeente die gezondigd heeft en onder tucht van de gemeente is geplaatst. Ik plaats dit gedeelte dan ook in die context, maar wil ook nog opmerken dat het boek Jakobus de gelovigen ziet als nog verbonden aan de Joodse wet en gebruiken. Laten we dit gedeelte wat nader bezien.
De persoon is ziek vanwege zonden (vss. 14-16).
De Griekse tekst luidt: ‘Als hij door blijft gaan met zondigen.’ Dit sluit aan bij 1 Korinthe 11:30 – ‘Daarom zijn er onder u vele zwakken en zieken en nogal velen zijn ontslapen.’ Jakobus beschrijft een lid van de gemeente die ziek is en onder de tucht van God staat. Dat verklaart waarom de oudsten van de gemeente erbij geroepen worden: deze mens kan niet naar de gemeente komen om zijn zonde te belijden, en vraagt daarom om de komst van de leiders van de gemeente. De oudsten hebben de taak om toe te zien op de tucht van de gemeente (vgl. Math. 16:19; 18:15-20).
Ziekte kan ook een gevolg van zonde zijn, zo zegt David in Psalm 41:5 het volgende: Ik zeide: Here wees mij genadig, genees mij, want tegen U heb ik gezondigd. De Heer Jezus zei het volgende tegen de man die bij de vijver van Bethesda lag: ‘Zie, u bent gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet iets ergers overkomt’ (Joh.5:14; vgl.8:11). Maar ook een ongezonde levensstijl kan een nadelige invloed op iemands gezondheid hebben. Ik denk aan roken, drinken overmatig eten ed.
De betreffende persoon belijdt zijn zonden (vs. 16).
In de eerste gemeenten werd tucht in de gemeente uitgeoefend. 1 Korinthe 5 is daarvan een goed voorbeeld. Paulus deelde de gelovigen in de gemeente mee de zondaar uit hun midden weg te doen totdat hij/zij zich bekeerde van zijn/haar zonden. Het kleine woordje ‘daarom’ in vers 16 in enkele vertalingen verduidelijkt dit: ‘Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt (5:16). Sommige vertalingen spreken van ‘misdaden’ en niet van ‘zonden. Het Griekse woord ‘hamartia’ staat wel degelijk voor zonden. Hetzelfde woord wordt in Jakobus 1:15 gebruikt.
De betreffende persoon wordt genezen door het gebed van geloof (vs. 15).
Het is niet de zalving die geneest, maar God, middels het gebed. Het Griekse woord wat met zalving vertaald wordt, is een medische term; het zou ook vertaald kunnen worden met ‘massage’. Dit geeft misschien aan dat Jakobus een geneeskrachtige werking verondersteld die gepaard dient te gaan met gebed om genezing door God te verkrijgen. God kan genezen met of zonder oorzaak; in elk geval, het is God die geneest.
Maar wat is ‘het gebed van het geloof’ dat de zieke geneest? Het antwoord vinden we in 1 Johannes 5:14-15 ‘En dit is de vrijmoedigheid die wij jegens Hem hebben, dat als wij iets bidden naar zijn wil, Hij ons hoort. En als wij weten dat Hij ons hoort, wat wij ook bidden, dan weten wij dat wij de beden hebben die wij van Hem hebben gebeden.’ Het ‘gebed van het geloof’ is een gebed dat gedaan wordt als we de wil van de Heer kennen.’ De oudsten zoeken naar de wil van God in een zaak, en bidden in overstemming daarmee.
Bij zieken is het niet altijd duidelijk hoe we moeten bidden. Paulus had dat probleem ook; lees Rom. 8:26. Is het Gods wil om te genezen of is het Gods bedoeling zijn kind thuis te halen? Ik weet het niet; daarom dien ik te bidden, ‘als het uw wil is, genees uw kind.’ Hen die beweren dat God elke ziekte geneest, en dat het Gods bedoeling is dat er geen zieken kunnen zijn, ontkennen de Schrift en de praktijk. Dat wil niet zeggen dat God er onverschillig onder blijft, maar, zoals Jesaja 63:9 zegt: ‘In al hun benauwdheden was ook Hij benauwd.’ Maar als we de innerlijke overtuiging hebben door het Woord en de Geest dat het Gods wil is te genezen, dan kunnen we het ‘gebed van het geloof’ bidden en mogen we verwachten dat God zal genezen.
Let er op dat het niet de individuele persoon is die bidt – het zijn de oudsten van de gemeente – geestelijke mensen – die Gods wil zoeken en bidden. Jakobus leert ons niet om te bidden voor een genezer. De zaak ligt in de handen van de oudsten van de plaatselijke gemeente.
We vinden een aantal praktische lessen die we niet over het hoofd moeten zien. Ten eerste, ongehoorzaamheid aan God kan leiden tot ziekte. Dat was de ervaring die David had toen hij probeerde zijn zonde te verbergen (Ps.32). Ten tweede, zonde kan de hele gemeente verontreinigen. We zondigen nooit alleen, want zonde heeft in zich te groeien en te verontreinigen. Deze persoon moest zijn zonde aan de gemeente belijden omdat hij tegen de gemeente gezondigd had. Ten derde, er is genezing (fysiek en geestelijk) als met de zonde is afgerekend. ‘Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar wie ze belijdt, en nalaat, vindt ontferming’ (Spr. 28:13). Jakobus schreef: ‘Maak er een gebruik van de zonden aan elkaar te belijden’ (letterlijke vertaling). Verberg je zonden niet voor elkaar en stel belijdenis niet uit.
De ‘belijdenis’ waarover Jakobus schrijft werd in het midden van de gelovigen gedaan. Hij suggereert niet dat we onze zonden dienen te belijden aan een priester of voorganger. We belijden onze zonden ten eerste aan de Heer (1 Joh.1:9), maar we dienen ze ook te belijden aan hen die er ook door ‘geraakt’ zijn. Persoonlijke zonde dient persoonlijk beleden te worden. Publieke zonden dienen publiek beleden te worden.
Laat het ons duidelijk zijn dat we altijd met en vóór elkaar kunnen bidden als er noden zijn. Wil men toch de zalving in de praktijk brengen dan blijft de vraag op welke wijze dat dient te gebeuren, de Bijbel geeft ons daarover geen uitsluitsel.
____________________________________________________________________________________________________