'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.
De brief aan de Hebreeën stelt de lezer voor enkele interessante problemen. Het is een boek dat begint als een preek, en eindigt als een brief (13:22-25). Er wordt geen auteur vermeld, maar het doel van de brief is duidelijk. Sommige gedeelten van deze brief hebben christenen ertoe aangezet om het verkeerd toe te passen omdat het niet de gemakkelijkst Bijbelboek van het Nieuwe Testament is. We moeten er rekening mee blijven houden dat de brief oorspronkelijk bedoeld was om Gods volk te vermanen en te bemoedigen. Het is belangrijk de brief aan de Hebreeën te bestuderen in het geheel van Gods Woord en niet als een geïsoleerd Bijbelboek.
De boodschap
Het centrale thema is samengevat in 6:1: ‘Laten wij daarom het woord van het begin van Christus laten rusten en voortgaan tot het volkomene’. De mensen aan wie de brief was geadresseerd waren geestelijk niet gegroeid (5:11-14) en waren op het niveau van kinderen. God had gesproken door het Woord, maar ze waren niet trouw om Hem te gehoorzamen. Ze negeerden Gods raad en verwijderden zich van zijn zegeningen. De schrijver probeert hen te bemoedigen om verder te gaan met hun geestelijk leven door hen te laten zien dat ze in Christus in het bezit zijn gekomen van ‘betere’ zegeningen. Hij is de ‘overste Leidsman en Voleinder van het geloof (12:2). De brief presenteert het christelijk geloof als beter en volmaakter dan het Judaïsme of welk ander religieus systeem ook. Christus is de betere Persoon (1-6); Zijn priesterschap is beter dan dat van de Levitische (7-10); en het principe van geloof is beter dan de wet (11-13).
De schrijver
Omdat er in de brief geen naam van de auteur vermeld is, hebben bijbelonderzoekers al eeuwenlang gediscussieerd wie dat wel geweest zou zijn. De vroegste tradities verwijzen naar Paulus. Anderen suggereerden Apollos, Lukas, Filippus de evangelist, Markus en zelfs Pricilla en Aquila! De schrijver is hoogstwaarschijnlijk een jood, omdat hij zichzelf identificeert met zijn joodse lezers (1:2; 2:1,3; 3:1; 4:1 enz.). Hij identificeert zich ook met Timotheüs (13:23), wat voor Paulus mogelijk was. De afsluitende zegenbede is typisch voor Paulus (zie 2Thes.3:17-18). De schrijver was in de gevangenis geweest (10:34; 13:19). De zaak lijkt beslist te worden door Petrus die vermeld dat Paulus ook aan dezelfde mensen in de verstrooiing had geschreven zoals ook Petrus had gedaan (2Petr.3:15-18, 3:1; 1Petr.1:1). Verder noemt Petrus brief ‘Schrift’ (2Petr.3:17). De enige brief in de Schrift die geadresseerd is aan joden en niet toegeschreven is aan een andere auteur is de brief aan de Hebreeën. Paulus moet de brief aan de Hebreeën geschreven hebben. Hen die op grond van stijl en woordkeuze beweren dat het niet van Paulus is dienen er rekening mee te houden dat elke schrijver vrij was zijn stijl aan de lezers en hoorders aan te passen.
De ‘waarschuwingen’
Petrus informeert ons dat sommige mensen de brief aan de Hebreeën niet goed begrepen hadden en deze ‘moeilijke dingen’ hadden verdraaid tot hun eigen verderf (2Petr.316). Dat gebeurde omdat zij de Schriften uit hun context trokken, om de brief dingen te laten zeggen die niet zo bedoeld waren. We moeten met het interpreteren van de brief aan de Hebreeën, rekening houden met het geheel van Gods Woord. De vijf waarschuwingen (13:22) zijn opgenomen in de indeling zodat je gemakkelijk de ontwikkeling van de brief kunt volgen. We geloven dat deze waarschuwingen zijn gericht tot gelovigen, omdat de schrijver zichzelf identificeert met de geadresseerden: ‘Wij moeten acht geven…’; ‘Hoe zullen we ontkomen…’; ‘Laat ons daarom…’; enz. Door te beweren dat gelovigen op grond van 6:4-5 verloren kunnen gaan is niet juist. Het gaat in dat gedeelte over mensen die de genade van God verkeerd geïnterpreteerd hebben en het onderwijs van eeuwige behoudenis en zekerheid niet geloven. Ze waren vergeten dat God zijn kinderen tuchtigt wanneer ze gezondigd hebben. We dienen Hebreeën te benaderen vanuit de idee dat het geschreven is aan gelovigen die in het gevaar verkeerden te vervallen in een vleselijke geestelijke staat van onvolwassenheid vanwege hun verkeerde houding ten opzichte van Gods Woord. Voor zo’n houding van ongehoorzaamheid waarschuwt Paulus, want dat brengt hen onder de tuchtigende hand van God en het verlies van beloning voor de rechterstoel van Christus (10:35-36; 11:26). Hebreeën leert niet dat God de zonden van gelovigen niet zal oordelen; maar een ware gelovige kan nooit verloren gaan.
Sleutelwoorden
De sleutelwoorden zijn ‘beter’ (1:4; 6:9; 7:7,19,22; 8:6; 9:23; 10:34; 11:16,35,40; 12:24) en ‘volmaakt’ (2:10; 5:9,14; 6:1; 7:11,19,28; 9:9,11; 10:1,14; 11:40; 12:2,23).