Eschatologie
Ezechiël 38 – 39
Gog en Magog: Vóór of ná het Milennium?
Bron: www.unrevelations.com
Aan het einde van het boek Ezechiël komen we op een gegeven moment de sinistere figuren Gog en Magog tegen. Hoewel we Magog al kennen als een volk dat ergens in het Noorden is neergestreken (zie Gen.10:2), is Gog een nieuw personage in de Bijbel op dat moment (op een afstammeling van Ruben na dan, uit 1 Kronieken 5:4). Gog wordt voorgesteld als een belangrijke prins die een hele coalitie leidt om Israël binnen te vallen. So far, so good. Maar tegen het einde van het boek Openbaring zien we deze twee namen wéér samen optrekken tegen het heilige volk. Vindt deze gebeurtenis dan nu dus plaats vóór of na het millennium?
Het antwoord is ja.
“En wanneer die duizend jaar tot een einde gekomen zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten. En hij zal uitgaan om de volken te misleiden die zich in de vier hoeken van de aarde bevinden, Gog en Magog, om hen te verzamelen voor de oorlog. En hun aantal is als het zand van de zee. En zij kwamen op over de breedte van de aarde, en omsingelden de legerplaats van de heiligen en de geliefde stad. Maar er daalde vuur van God neer uit de hemel en dat verslond hen.” (Op.20:7-9, HSV)
Overeenkomsten
Zonder hier twee lange hoofdstukken te citeren, en het risico te lopen uw aandacht te verliezen, wil ik daar toch wat zaken uit pikken. Lees Ezechiël 38 en 39 eens rustig door, en vergelijk ze met de tekst hierboven. Wat u zult zien, is dat er een aantal grote overeenkomsten op te merken zijn. Zo meldt Ezechiël 38:9 dat hij het land als een wolk zal bedekken. In Openbaring 20 wordt juist gesproken over hun aantal als het zand van de zee. Beide stijlfiguren geven de enormiteit van het leger van Gog en Magog aan. Ook wordt er gesproken over een volk dat onbezorgd woont (Ez.38:8), wat natuurlijk te vergelijken valt met de situatie in Openbaring 20, waar er maar liefst 1000 jaren van vrede zijn geweest onder Koning Jezus. Voor veel christenen is het daarom heel duidelijk: dit is één en dezelfde gebeurtenis. Toch zijn er ook verschillen. Laten we daar eens naar kijken.
“Dan zullen zij die van het huis van Israël zijn, weten dat Ik, de HEERE, hun God ben, vanaf die dag en daarna. Dan zullen de heidenvolken weten dat zij die van het huis van Israël zijn, om hun ongerechtigheid in ballingschap zijn gegaan. Omdat zij Mij ontrouw waren, verborg Ik Mijn aangezicht voor hen en gaf Ik hen in de hand van hun tegenstanders, zodat zij allen door het zwaard vielen. Overeenkomstig hun onreinheid en overeenkomstig hun overtredingen heb Ik met hen gehandeld en Ik heb Mijn aangezicht voor hen verborgen. Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Ik zal nu een omkeer brengen in de gevangenschap van Jakob, Ik zal Mij ontfermen over heel het huis van Israël en Ik zal het opnemen voor Mijn heilige Naam. Zij zullen hun schande moeten dragen, en heel hun trouwbreuk, die zij tegenover Mij gepleegd hebben toen zij onbezorgd in hun land woonden en er niemand was die hun schrik aanjoeg. Wanneer Ik hen uit de volken terugbreng en hen bijeenbreng uit de landen van hun vijanden, zal Ik door hen voor de ogen van veel heidenvolken geheiligd worden. 28. Dan zullen zij weten dat Ik, de HEERE, hun God ben, omdat Ik hen onder de heidenvolken in ballingschap voerde, maar hen ook weer verzamelde in hun land en niemand van hen daarginds nog liet achterblijven. Ik zal Mijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis van Israël heb uitgestort, spreekt de Heere HEERE.” (Ez.39:22-29, HSV)
Verschillen
Wanneer we verder lezen in Ezechiël 39, vallen een aantal dingen op. God laat deze confrontatie toe met een heel specifieke reden: Israël moet weer weten dat YHWH hun Heer is. Ook in de daaropvolgende verzen wordt heel duidelijk dat Israël in haar onbezorgdheid absoluut niet op God vertrouwde, maar op zichzelf, en de Geest duidelijk miste. Zij waren onrein en begingen vele overtredingen (vers 24), waardoor God Zijn aangezicht voor hen verborg. Het wordt heel duidelijk in verband gebracht met het terugbrengen van Zijn volk uit de diaspora (vers 28). Deze twee situaties zijn dus wel heel verschillend: in het 1000-jarige rijk is Israël immers juist wél heel gehoorzaam (Jes.11:10). En toch, God staat het satan en zijn overgebleven handlangers even toe om de mensen in het millennium te verleiden. Waarom? Ik ben altijd heel voorzichtig om de woorden “waarom” en “God” in één zin te gebruiken, maar misschien is het wel om te laten zien dat de mens zélfs als de omstandigheden optimaal zijn nog steeds in staat is het verkeerde te kiezen.
“En Ik zal Mij verheugen over Jeruzalem en vrolijk zijn over Mijn volk. Geen stem van geween zal erin meer gehoord worden, of een stem van geschreeuw. Daar zal niet meer zijn een zuigeling die maar enkele dagen leeft of een oude man die zijn dagen niet zal volmaken, want een jonge man zal sterven als een honderdjarige, maar een zondaar, al is hij honderd jaar, zal vervloekt worden. Zij zullen huizen bouwen en erin wonen, zij zullen wijngaarden planten en van hun vrucht eten. In wat zij bouwen, zal geen ander wonen, van wat zij planten, zal geen ander eten. Want de dagen van Mijn volk zullen zijn als de dagen van een boom, en Mijn uitverkorenen zullen lang genieten van het werk van hun handen. Zij zullen zich niet voor niets vermoeien of kinderen baren voor iets verschrikkelijks, want zij zijn het nageslacht van de gezegenden door de HEERE, en hun nakomelingen met hen. En het zal geschieden dat voordat zij roepen, Ík zal antwoorden, terwijl zij nog spreken, Ík zal horen. Een wolf en een lammetje zullen gezamenlijk weiden, een leeuw zal stro eten als een rund, een slang – zijn voedsel zal stof zijn. Zij zullen geen kwaad doen en geen verderf aanrichten op heel Mijn heilige berg, zegt de HEERE.” (Jes.65:19-25, HSV)
Millennium
In de tekst uit Jesaja hierboven kunt u iets lezen over de omstandigheden in dat millennium. Ziet u dat de situatie veel beter is geworden? Mensen worden veel ouder en geween of geschreeuw zal er niet meer zijn. Ook de dieren leven in harmonie met elkaar en de mens samen. Wat kan er nog misgaan? Wel, merk op dat er nog steeds gesproken wordt over zondaars en de dood, hoewel dat laatste wel op een veel oudere leeftijd gebeurt dan nu het geval is (vers 20). Voor ons christenen is dit niet van toepassing, omdat wij alreeds onze nieuwe lichamen hebben ontvangen na de opname (1Kor.15:51-52), maar voor de mensen die aan het einde van de verdrukking overgebleven zijn, geldt dat hun hart nog niet per sé veranderd is (evenals hun sterfelijke lichaam). In Israël zal gerechtigheid zijn, en ook ver daarbuiten (lees Zach.14:10-21 bijvoorbeeld), maar dat zal lang niet altijd van harte gaan. Hieruit blijkt dat zélfs als God onze omstandigheden verandert, dit niet altijd leidt tot automatisch geloof en het volgen van YHWH. Het massaal volgen van satan en zijn handlangers Gog en Magog is daar een duidelijk voorbeeld van. Hij laat mensen zien dat zij in essentie een veranderd hart nodig hebben, en niet in eerste instantie veranderde omstandigheden.
Magog
Maar wat zien we hier dan dus eigenlijk? Een gebeurtenis die zichzelf herhaalt, meer dan 1000 jaar later? Daar lijkt het wel op. Laat me u meenemen in hoe dit te verklaren is. Merk op dat Magog simpelweg verwijst naar een volk en niet primair naar een persoon. Het zijn afstammelingen van de Magog uit Genesis 10, die zich in het noorden gevestigd hebben. Over de identiteit van Magog zijn verschillende theorieën: Is het Turkije of juist Rusland? In mijn meest recente artikel over Magog bepleit ik zelfs dat Oekraïne weleens Magog kan zijn (met name de Krim, dat nu Russisch grondgebied is). Ik laat dat voor nu even in het midden, want dat ligt buiten de scope van dit artikel. Een groter “probleem” is echter de identiteit van Gog: Wie is hij? Is het Poetin? Is het Erdogan? Of een toekomstige leider van een van deze naties? Ook hier is de tekst weer behulpzaam. Ezechiël noemt hem in vers 2 en 3 een “prins” of in sommige vertalingen een “vorst”. Die term wordt ook gebruikt door Ezechiël en Daniël gebruikt om hogere machten áchter de aardse machten aan te duiden (Ez.28:2 en Dan.10:13, 20), en ook Jesaja lijkt hierop te hinten in Jesaja 14:4 e.v. Gog is dus vermoedelijk de naam van een hoge engel, maar het is in elk geval níet satan zélf. Dat is immers degene die hem verleidt in Openbaring 20. Lees het nog maar eens terug. Ook is het niet de antichrist of de valse profeet, want die zitten alreeds in de poel des vuurs (Op.20:10).
Patroon
Wat we hier dus zien, is een profetisch patroon dat zich herhaalt. Dat is iets typisch Hebreeuws, waar wij Grieks-denkende Westerlingen maar moeilijk mee uit de voeten kunnen. We zien de bovennatuurlijke vorst Gog een eerste aanval doen op Israël aan het einde van de grote verdrukking, die succesvol afgeslagen wordt. Merk echter op dat zijn straf pas na vele dagen zal komen (Ez.38:8). Het is zelfs mogelijk dat deze profetie een dubbele laag bevat, waarin we eigenlijk de toppen van twee bergen zien, maar niet het dal van de 1000 jaren ertussen. Dit gebeurt geregeld in de Bijbel, zoals in Jesaja 9:5-6, 61:1-2 of Daniël 11:35-45. De eerste vervulling van de Gog/Magog-oorlog zou ik echter in de Grote Verdrukking willen plaatsen, en dan vooral aan het einde ervan. Ik heb daarvoor de volgende overeenkomsten met het boek Openbaring gevonden in de tekst:
-
Ezechiël 38:2: In Amos 7, in de Septuagint wordt Gog als de koning van de sprinkhanen genoemd (vergelijk Openbaring 9:3-11)
-
Ezechiël 38:16 spreekt over een latere tijd, grote menigte van volken vanuit het noorden – dat was de oorlogsroute, zelfs voor landen in het oosten (vergelijk Openbaring 16:12-14, 19:19)
-
Ezechiël 38:19 spreekt over een grote aardbeving (vergelijk Openbaring 6:12, 8:5, 11:13, 16:20)
-
Ezechiël 38:20 vertelt dat de bergen zullen verdwijnen (vergelijk Openbaring 6:14, 16:20)
-
Ezechiël 38:22 spreekt over hagel, bloed (Openb. 8:7) en de pest (Matth. 24:7)
-
Ezechiël 39:3 spreekt over een boog (vergelijk Openbaring 6:2)
-
Ezechiël 39:4, 17-20: vogels die de dode lichamen van koningen eten (Op. 19:17-18)
-
Ezechiël 39:6 spreekt over vuur (vergelijk Openbaring 8:7)
-
Ezechiël 39:21-22 zegt dat de mensen en Israël Zijn glorie zullen zien (vergelijk Op. 19:11)
-
Ezechiël 40-48 gaat vervolgens over een tempel die gebouwd wordt in het Millennium (Openb. 20)