Bijbel – Oude Testament – Psalm 88 – Heman, de Ezrachiet

24 december, 2024

Bijbelboeken: Psalmen

Bijbel – Oude Testament

Psalm 88

Heman, de Ezrachiet

Voorwoord

Er worden twee personen met de naam Heman in de Bijbel vermeld en het is niet helemaal duidelijk wie de Heman is aan wie Psalm 88 gewijd is. De ene Heman is de zoon van Machol één van de vier wijze mannen tijdens de regering van Salomo. De Ezrachieten Etan, Kalkol en Darda wordt Heman zoon van Machol genoemd (1Kon.4:31). Misschien geldt dat ook voor de in dat vers genoemde Etan, de Ezrachiet. In 1 Kron.2:6 worden deze genoemd zonen en nakomelingen van Zerach. Het opschrift van Psalm 88 zegt dat deze Ezrachiet Heman, de dichter is. De andere is de zoon van Joël en kleinzoon van Samuël een zangleider (1Kron.6:33, 37; 15:17; 16:41-42; 2Kron.35:15). Hoe het ook zij Heman was een dienstknecht van God die erg geleden heeft en niet begreep waarom hem dat overkwam. Uit deze Psalm blijkt dat het lijden hem niet vreemd was ermee vertrouwd, zoals ook die andere knecht des Heren, de Messias waarvan vermeld wordt ‘dat hij vertrouwd was met ziekte’ (Jes.53:3).

Inleiding

Het lijden in deze wereld is verbonden met de zondeval, die plaatsvond in het begin van de mensheid, in de hof van Eden (Gen.3). Paulus spreekt van “het lijden van de tegenwoordige tijd.” (Rom.8:18) Aan lijden ontkomt niemand, gelovig of ongelovig, iedereen die een plaats heeft in deze gevallen wereld heeft ermee te maken. Dus ook Heman waaraan Psalm 88 gewijd is. Zijn naam betekent: ‘trouw’ of ‘volhardend’, een kenmerk die je nodig hebt in tijden van lijden! Van de ervaringen die Heman heeft opgedaan kunnen we vier dingen leren in tijden van tegenslag en onze gebeden vruchteloos blijken.

Geloof in God (vs.1-3)

“Wie tot God nadert, moet geloven dat Hij is en dat Hij een beloner is van hen die Hem zoeken.” (Heb.11:6)

Dat Heman geen gemakkelijk leven heeft gehad blijkt wel uit vers 16 waar hij zegt: “Ik ben ellendig en wegstervend van mijn jeugd aan, ik draag uw verschrikkingen, ik ben radeloos.” Hij zag de dood naderen (vs.4, 11-12) en dat zette hem aan tot gebed en hij heeft herhaaldelijk tot God geroepen (vss.2-3, 10, 14). Maar kreeg schijnbaar geen antwoord. Hij geloofde in een God die wonderen kon verrichten (vs.11, 12) maar hij ervoer die zelf niet. Hoe hoog de nood ook is, we kunnen en mogen altijd tot God naderen met onze gebeden. Hij hoort en verhoort ze, misschien niet altijd zoals wij het wensen, want gebed is niet dat onze wil in de hemel geschied, maar Gods wil op aarde. We moeten beseffen dat, “zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten” zegt de Here (Jes.55:8-9). Ook al worden onze gebeden niet verhoort zoals wij dat wensen, dan mag toch “de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, onze harten en gedachten bewaren in Christus Jezus.” (Fil.4:7) We mogen in geloof altijd bij God komen, die we in Christus Jezus hebben leren kennen als onze Vader, want Hij zorgt voor ons (1Petr.5:7). Die God bezorgt zijn kinderen nooit onnodig leed en dat mogen we geloven ook al begrijpen we het niet!

Maak al je zorgen bekend (vs.4-10)

“Mijn beste vrienden hebt u van mij vervreemd, mijn enige metgezel is de duisternis.” (Vs.19)

Heman verborg zich niet voor God, hij was transparant (vs.4, 10, 16) en daarin volgde hij het voorbeeld van Hanna die ‘door grote zorg en smart gekweld’ tot God bad (1Sam.1:16). “Zij had haar hart uitgestort voor het aangezicht des Heren.” (1Sam.1:15) Zo zegt Petrus: “terwijl u al uw bezorgdheid op Hem werpt.” (1Petr.5:7; Ps.55:23) Dagelijks riep hij de Here aan want hij wilde de oorzaak weten van zijn lijden (vs.11-13). Dat doet ons denken aan twee andere Psalmen, en wel Psalm 37 en 73 die het raadsel van de voorspoed van de goddelozen bespreken. Heman voelde zich alleen, in de steek gelaten door zijn vrienden (vs.9, 19) en God (vs.6), zoals Elia die zei: ‘Ik ben alleen overgebleven’ (1Kon.19:10). Gelovigen vermeld in het Oude Testament kenden de inwoning van de Trooster, de Heilige Geest nog niet. De Heilige Geest is gekomen nadat de Heer Jezus was verheerlijkt (Joh.7:39; 16:7). De Geest kwam soms op of over iemand, maar de inwoning van Gods Geest in een gelovige is iets van het Nieuwe Testament (1Kor.3:16; 6:19). Die Geest geeft de gelovige kracht, waardoor hij kan zeggen: “Ik vermag alles door Hem die mij kracht geeft.” (Fil.4:13) Wij, gelovigen van het Nieuwe Testament, beseffen en begrijpen vaak de waarde en het verschil niet van situatie van de gelovigen in het Oude Testament vs. Nieuwe Testament. Wij hebben de belofte van de Heer Jezus: “Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de eeuw.” (Mat.28:20)

Wees transparant voor God. (Vs.11-15)

“Heer Gij doorgrondt en kent mij; Gij verstaat van verre mijn gedachten.” (Ps.139:1, 2)

Heman dacht, als God een wonder zou doen, en daartoe acht ik Hem in staat, dan zou ik God grootmaken: een getuigenis zijn voor de ongelovigen! (Vs.11, 13) Welke ziekte Heman onder de leden had is niet met zekerheid te zeggen, maar veel uitleggers denken aan melaatsheid. Zijn handicap droeg Heman van zijn jeugd aan (vs.16). Psalm 88 is een schreeuw naar de hemel om hulp en medeleven. Heel vaak proberen wij ons verdriet of lijden te verbloemen of te verzwijgen voor elkaar en ook voor God, maar we mogen er zeker naar God toe open over zijn. God kent en doorgrondt ons! Psalm 139 laat ons zien dat God alles weet en dat voor Hem niet verborgen is. Op de vraag van de Heer Jezus aan Petrus: “Houd je van Mij?” antwoord Petrus: “Heer, U weet alles, U weet dat ik van U houd.” (Joh.21:17) De Heer weet alles en kent onszelf en onze omstandigheden. Zoals Jesaja van God zegt met betrekking tot het huis Israëls: “In al hun benauwdheden was ook Hij benauwd.”

Maar zijn diepte verlangen dat hij hersteld zou worden van zijn ziekte! Want als dat zou gebeuren dan kon hij een getuigenis zijn voor de ongelovigen, maar als hij zou sterven niet. Want, redeneert Heman, “zult Gij aan doden een wonder doen; zullen schimmen opstaan en u loven? Wordt in het graf uw goedertierenheid verkondigd, uw trouw in de plaats der vertering. Wordt uw wondermacht in de duisternis bekend, uw gerechtigheid in het land der vergetelheid?” (Vs.11-13) Neen immers, maar als ik genees dan kan ik tijdens mijn leven u grootmaken en tot een getuige zijn voor de ongelovigen!

Onbeantwoord gebed (vs.16-19)

‘Vragend moet ik hier vaak gaan, boven zal ik het eens verstaan.’

Waarom kwam er geen herstel, ondanks Hemans volhardend gebed? Waarom was de Heer Jezus, op vraag van Maria en Martha om hun broer te genezen, niet eerder gekomen, dan was hij niet gestorven redeneerde Maria. Ze kreeg als antwoord: “Deze ziekte is niet tot de dood, maar ter wille van de heerlijkheid van God.” (Joh.11:4, 21) Ondanks zijn lijden en zijn vragen heeft Heman geen antwoord gekregen voor zover de Psalm ons zijn leven meedeelt en heeft hij in zijn situatie moeten berusten. Met berusten geef je eerder aan dat je ‘rust’ neemt, dat je geen moeite wil doen om iets te veranderen. Dat is dus afzien van een activiteit. Met gelaten geef je eerder een innerlijke gesteldheid aan, waardoor je zonder verzet iets over je heen laat komen. Met dat in gedachten kunnen we begrijpen waarom de profeet Jeremia zegt: “Wee mij om mijn breuk, mijn wond is pijnlijk. En ik had zelf gezegd: Zeker, dit is een ziekte, ik moet die dragen.” (Jer.10:19)

Een voorbeeld waaraan ik denk als het gaat over levenslang lijden is Fanny Crosby (1820 -1915). Zij was een Amerikaanse dichteres en schrijfster van liedteksten, vooral bekend om haar protestants-christelijke gezangen. Ze was een van de productiefste gezangschrijvers hoewel ze kort na haar geboorte blind werd, schreef ze meer dan 8000 gezangen. Daardoor is zij, tot op heden, voor veel gelovigen tot grote zegen geweest. Eenmaal zal aan Hemans lijden een eind zijn gekomen en op grond van zijn volhardend gebed mogen we aannemen dat hij in zijn geloof aan God niet heeft opgegeven. “O, als ik niet had geloofd des Heren goedheid te zullen zien in het land der levenden! Wacht op de Here, wees sterk, uw hart zij onversaagd; ja wacht op de Here.” (Ps.27:13-14) Het gebed is niet dat onze wil in de hemel geschied, maar Gods wil op aarde! God heeft het laatste woord en zal eenmaal alle tranen afwissen van de ogen afwissen.

______________________________________________________________________________________