Biografieën – Biografie van Paulus – Paulus’ eerste jaren – Handelingen 9

10 augustus, 2023

Rubrieken: Biografieën

Biografieën Nieuw Testament

Paulus’ eerste jaren – Handelingen 9

Paulus’ roeping en bekering

 

Inleiding

In de biografie van Stéfanus, hebben we gezien welke rol Saulus daarin had gespeeld, nu gaan we verder met een studie over Saulus, de latere apostel Paulus. Paulus was aanwezig bij de steniging van Stéfanus die een martelaar voor de Heer is geworden. We verplaatsen ons verderop in het boek Handelingen waar we Saulus volgen op zijn reis naar Damascus om daar de gelovigen te vervolgen. Het zou echter anders verlopen dat hij had gedacht! Maar laten we eerst eens zien wie die Saulus eigenlijk was en hoe het kwam dat hij zich zo keerde tegen de Jezus-gelovigen? We moeten ons echter beperken tot Handelingen 9 want Paulus’ leven en werken strekken zich over het hele Nieuwe Testament uit.

Voorwoord

Het kan nuttig zijn om eerst de verschillen tussen de beide hoofdpersonen van het boek Handelingen, Petrus en Paulus, eens naast elkaar te zetten.

Petrus was één van de 12 apostelen en zijn arbeidsterrein was voornamelijk Jeruzalem, en zijn doelgroep hoofdzakelijk Israël, beter gezegd de besnedenen. Hij was door de Heer Jezus geroepen toen deze nog op aarde was. Hij heeft het voorrecht gekend de Heer te kennen vanaf het moment dat Hij onder hen inging en uitging vanaf de doop van Johannes de doper tot op de dag dat Hij werd opgenomen in heerlijkheid (Hand.1:21). Hij heeft ook het voorrecht gehad Jezus te zien in heerlijkheid (Mat.17).

Paulus was niet één van de twaalf apostelen, maar is apart geroepen door de Heer Jezus. Hij werkte vanuit Antiochië en zijn doelgroep was hoofdzakelijk de volkeren, de onbesnedenen (Gal.2:7). Hij is door de Heer Jezus geroepen, niet zoals Petrus toen de Heer Jezus nog op aarde was, maar door de Heer vanuit de hemel, nadat Stéfanus gestenigd was. Hij heeft Christus’ heerlijkheid in de hemel gezien in zijn ontmoeting toen hij op weg naar Damascus was.

Met de roeping van Saul begint een nieuwe fase in het handelen van God met deze wereld. Het heil strekte zich nu meer dan ooit uit naar de volkeren en zo eindigt het boek Handelingen ook (Hand.28:25-28). Petrus heeft de ‘deur’ voor de Joden, Samaritanen en de heidenen geopend (Hand.2, 8, 10) waardoor het mogelijk werd gemaakt dat Saulus zijn dienst waartoe hij geroepen was kon uitvoeren.

Inleiding

Paulus was geboren in Tarsus in Cilicië, een Romeinse provincie in het zuidoosten van het huidige Turkije (22:2). Hij was een Jood maar door geboorte had hij het Romeins burgerrecht (Hand.22:28). Volgens de kerkvader Hiëronymus was zijn familie afkomstig van Galilea maar tijdens de oorlog van Varus in 4 v.Chr. zijn die overgebracht naar Tarsus. Hij had onderwijs genoten van Gamaliël (22:3) en behoorde tot de strengste sekte van de Farizeeërs (22:6; 26:5). Het laatste verklaard waarom hij zo tegen de christenen gekant was. Zijn ijver bracht hem zover dat hij de gemeente verwoestte, terwijl hij huis na huis binnenging en mannen en vrouwen meesleepte, en leverde hen over in de gevangenis (Hand.8:3). Maar dat was kennelijk nog niet genoeg want hij ging naar de hogepriester en vroeg hem om brieven naar Damaskus voor de synagogen, om als hij er vond van die Weg waren, zowel mannen als vrouwen geboeid naar Jeruzalem te brengen (Hand.9:2). Een fanatiek baasje! Dat had wellicht ook te maken met zijn toekomstvisie, want zoals zoveel rabbi’s geloofde Paulus dat de Wet hersteld moest worden voordat de Messias kon komen. Ook tegenwoordig zijn er onder de Joden twee verschillende opinies: (1) er zijn er die geloven dat eerst de Messias moet komen en Die zal alles herstellen, en (2) er zijn er die geloven dat ze de komst van de Messias moeten voorbereiden.

Nu gaan we verder en zullen ontdekken hoe de vervolger een prediker van het evangelie wordt.

De Bijbel in tegenspraak?

Van Paulus ontmoeting met de Heer Jezus zijn er drie verslagen, respectievelijk de hoofdstukken 9, 22 en 26. Wat hebben de reisgenoten van de apostel gehoord? De ene tekst zegt dat ‘zij wel de stem hoorden’, maar een andere tekst zegt ‘maar de stem die hoorden zij niet’! De eerste tekst zegt: ‘De mannen nu die met hem reisden, stonden sprakeloos, daar zij wel de stem hoorden, maar niemand zagen’ (Hand.9:7) en de tweede tekst: ‘Zij nu die met mij waren, zagen wel het licht, en werden zeer bevreesd, maar de stem van Hem die tot mij sprak, hoorden zij niet’ (Hand.22:9). In de eerste twee verslagen die de apostel Paulus geeft van zijn bekering op de weg naar Damascus schijnen er tegenstrijdigheden te zijn. In het Grieks is er echter geen sprake van tegenstrijdigheden omdat het Grieks verschil kent tussen een geluid horen als een geluid en een stem verstaan als gesproken woorden. Wanneer we dan de twee uitdrukkingen samenvoegen, zien we dat Paulus’ reisgenoten de stem hoorden als een geluid, maar ze konden de boodschap niet verstaan zoals Paulus dat wel kon. Dit kan men vergelijken met wat we vinden bij Jezus’ rede over zijn dood in het Johannes evangelie: ‘Er kwam dan een stem uit de hemel: Ik heb Hem verheerlijkt én Ik zal Hem opnieuw verheerlijken. De menigte dan die daar stond en dit had gehoord, zei dat er een donderslag was geweest. Anderen zeiden: Een engel heeft tot Hem gesproken. Jezus antwoordde en zei: Niet om Mij is deze stem er geweest, maar om u’ (Joh.12:28-30). We zien een parallel met wat de reisgenoten zagen. In de ene tekst ‘zagen ze niemand’ en in de andere tekst ‘zagen ze wel het licht’.

Paulus ontmoet de Heer Jezus (9:1-9)

Paulus’ reis naar Damascus verliep anders dan hij had gedacht. Want in plaats van gelovigen te arresteren, ‘arresteerde’ de Heer van de gelovigen Paulus! Hij was het ‘uitverkoren vat’ die de Naam van de Heer moest belijden voor koningen en zonen van Israël. Zijn roeping en bekering kan met drie termen worden omschreven: (1) Hij zag een licht; (2) Hij hoorde een stem; (3) Hij gehoorzaamde de oproep. Zoals elke zondaar in de duisternis is ontvangt hij licht als het Evangelie in zijn hart gaat schijnen. Paulus hoorde de stem van God door het Woord van God, Jezus. De Heer vernederde Paulus! Hij viel, niet van zijn paard zoals vaak gezegd wordt, lichamelijk op de grond, maar ook in zijn hart, want als we onszelf niet vernederen kan Hij ons ook niet verhogen. Vers 4 geeft duidelijk weer dat de Gemeente bestond en dat Christus niet slechts het Hoofd daarvan was, maar dat Hij zich ook met die Gemeente één maakte. ‘In al hun benauwdheid was ook Hij benauwd’ (vgl. Jes.63:9; Mat.25:40,45). Vandaar dat de Heer Jezus tegen hem zei: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?’ Paulus schreef jaren later aan Timotheüs: ‘Ik heb het onwetend heb gedaan, in ongeloof’ (1Tim1:13-14; vgl. Hand.3:17). Vanwege zijn blindheid leidden ze Paulus naar Damascus, naar het huis van Judas waar hij Ananias zou ontmoeten.

Paulus ontmoet Ananias (9:10-19)

God kan elke gelovige gebruiken, en wij moeten de waarde van elke persoon inzien. Ananias was een gewone discipel maar werd een werktuig in Gods hand. De opdracht die hij kreeg was: ‘Ga naar het huis van Judas en zoek naar iemand van Tarsus, genaamd Saulus; want zie hij bidt’. Die persoon was Ananias niet onbekend want: ‘hij had van velen over deze man gehoord en hoeveel kwaad hij de heiligen in Jeruzalem had aangedaan; en dat hij volmacht had van de overpriesters om allen die uw naam aanroepen te boeien!’ We moeten nooit bang zijn om Gods wil te doen. Niet alleen Ananias werd voorbereid op die ontmoeting, ook Saulus had in een gezicht gezien dat een man, genaamd Ananias bij hem zou binnenkomen, hem de handen zou opleggen, opdat hij weer zou kunnen zien. Met welke bedoelingen God Saulus geroepen had zal Ananias wel vreemd in de oren geklonken hebben: ‘Om mijn naam te dragen zowel voor de volken als koningen en zonen van Israël’ (vs.15). Ananias was een godvrezend man naar de wet, en had een goed getuigenis van alle joden die daar woonden, en als jood zal hij wel vragen hebben gehad toen hij hoorde dat Paulus naar de volken zou gaan om voor alle mensen een getuige te zijn van wat hij had gezien en gehoord (22:14-15). Dit was de eerste vermelding in het boek Handelingen dat het evangelie naar de volken zou gaan (22:21; 26:17).

Nadat Ananias Saulus de handen had opgelegd vielen hem als het ware de schubben van de ogen en hij kon weer zien, niet alleen fysiek maar ook geestelijk, want terstond predikte hij Jezus (9:20). Maar voordat het zover was gaf Ananias hem de opdracht zich te laten dopen, waaraan Saulus dan ook gevolg gaf (22:16).

Paulus ontmoet zijn tegenstanders (9:20-31)

Over het verdere verloop van de gebeurtenissen van Saulus lopen de meningen uiteen, maar ik volg de meest aanvaarde en dat is, dat Saulus uit Damascus vluchtte en naar Arabië ging. Daarna keerde hij na vele dagen (Hand.9:23) terug naar Damascus waar hij drie jaar verbleef en vandaar opging naar Jeruzalem (Hand.9:20-25; Gal.1:15-18; 2Kor.11:32-33). Hoe het ook mag zijn hij ervaart tegenstand van de Joden en niet zo weinig want hij moet vrezen voor zijn leven en moet vluchten. De vervolger wordt zelf vervolgd!

Drie dingen maken duidelijk dat Saulus’ bekeerd was. In de voorgaande verzen werd door de Heer tegen Ananias gezegd werd: Zie, hij bidt! (vs.11), ook noemt Ananias hem ‘broeder’ (vs.17) en hij liet zich dopen en daarna begon hij te prediken dat Jezus de Zoon van God is. Duidelijker kan een bekering niet zijn denk ik. Vandaar dat de Joden in Damascus verbaasd waren en zeiden: ‘Is deze niet degene die…?’ Wat een verandering! Maar wat de Joden het meest ergerde was dat Saulus predikte dat Jezus, de Zoon van God was. Saulus bewees ze zelfs later, na zijn terugkeer uit Arabië, dat ‘Deze de Christus is’! (Hand.9:22). In zijn hele bediening heeft de apostel Saulus, zie de naamsverwisseling van Saulus naar Paulus in Handelingen 13:9, veel hinder en tegenstand gekend van de zijde van de Joden. Die tegenstand nam toe naarmate zijn bediening duurde en eindigde uiteindelijk dat hij als gevangene in Rome belandde (zie: Hand.13:45,50; 14:19; 17:5,13; 18:12; 20:3,19; 21:10-11,27v.). Hoewel hij een groot hart voor zijn volksgenoten had (Rom.9:3; 10:1; 11:13-14) heeft het merendeel van de leiders Paulus boodschap afgewezen. Aan de gemeente te Thessalonika schreef de apostel: ‘Want u, broeder, bent navolgers geworden van de gemeenten van God die in Judéa zijn in Christus Jezus, omdat ook u van uw eigen landgenoten hetzelfde hebt geleden zoals ook zij van de Joden, die zowel de Heer Jezus als de profeten gedood en ons verdreven hebben. Ook behagen zij God niet en zijn tegen alle mensen, terwijl zij ons verhinderen tot de volken te spreken opdat zij behouden worden; zodat zij altijd de maat van hun zonden vol maken. Maar de toorn is over hen gekomen tot het einde toe’ (1Thes.2:14-16).

Paulus ontmoet andere gelovigen (9:32-43)

Nu Saulus een discipel van de Heer Jezus was geworden behoorde hij ook bij een ander volk, de Gemeente van de levende God, waarvan Christus het Hoofd was. In zijn later leven mocht Saulus – dan Paulus – dit nieuwe allemaal uitwerken in zijn brieven. Hij noemt dit vaak een verborgenheid of geheimenis. Uiteraard was er gezond wantrouwen van de discipelen tegen Saulus toen hij zich bij de andere discipelen in Jeruzalem wilde voegen, want wat had hij allemaal gedaan in het recente verleden! Vandaar dat er onderzoek nodig was. Barnabas was daarin een sleutelfiguur en bracht hem bij de apostelen waarna Paulus zijn getuigenis gaf van zijn bekering en hoe hij onderweg de Heer gezien had (vgl. Hand.1:21; 1Kor.9:1; 15:8). Deze Barnabas heeft er later voor gezorgd dat Paulus ook in Antiochië kwam (11:25). Na de aanvaarding van Paulus door de apostelen predikte Saulus vrijmoedig in Jeruzalem het evangelie en redetwistte met Griekssprekende Joden die hem trachten te doden. Op grond van een openbaring vertrok Paulus. ‘Het gebeurde mij nu, toen ik in Jeruzalem was teruggekeerd en in de tempel in gebed, dat ik in geestvervoering raakte en Hem zag, die tot mij zei: Haast u en vertrek snel uit Jeruzalem, want zij zullen je getuigenis van Mij niet aannemen. En ik zei: Heer, ze weten zelf, dat ik hen die in U geloofden, overal in de synagogen gevangennam en geselde; en dat, toen het bloed van Stéfanus, werd vergoten, ik ook zelf erbij stond en ermee instemde en de kleren bewaarde van hen die hem doodden. En Hij zei tot mij: Ga, want Ik zal je ver weg naar de volken zenden’ (Hand.22:17-21). Dus zonden de broeders hem af naar Caesarea en zonden hem weg naar Tarsus. Het getuigenis van Saulus wordt in het boek Handelingen vervolgd in hoofdstuk 11:25 waar Barnabas Saulus in Tarsus vond en hem naar Antiochië bracht.

_______________________________________________________________________________________________________________________________