Bijbel OT – De Levieten – Diverse Onderwerpen – Leviticus

7 augustus, 2023

Rubrieken: Diverse Onderwerpen

Bijbelboeken: Leviticus

Diverse Onderwerpen

De Levieten

Inleiding

Dat de Levieten een speciale plaats te midden van het volk Israël innamen is algemeen bekend. Zij zijn een beeld van dat gedeelte van het volk die afgezonderd waren om God te dienen, zoals er ook nu gelovigen zijn die God dienen, sommigen als apostelen, anderen als profeten, anderen als evangelisten, anderen als herders en leraars, om de heiligen te volmaken, tot het werk van de bediening, tot de opbouw van het lichaam van Christus (Ef.4:11-12). Dat wil niet zeggen dat er verschillende klassen van gelovigen zijn in de Gemeente, maar wel verschillende bedieningen (Rom.12:4-8; 1Kor.12:12-31). Wij zijn allen broeders en zusters en Één is onze Meester (Mat.23:8).

De taak van de Levieten was de dienst aan het huis van God, de tabernakel en later de tempel. Het feit dat in het Oude Testament een boek aan de Levieten is gewijd, laat duidelijk blijken hoe belangrijk hun taak was. ‘Toen zonderde de Here de stam der Levieten af om de ark van het verbond des Heren te dragen, vóór de Here te staan om Hem te dienen, en in zijn naam te zegenen tot op deze dag’ (Deut.10:8).

Waarom God Levi en diens nakomelingen gekozen heeft tot deze taak, is louter gebaseerd op grond van genade, ze waren echt niet beter dan hun broers. Dat blijkt wel uit Jakobs laatste woorden tot hen: ‘Simeon en Levi zijn broeders; hun gereedschappen zijn werktuigen van geweld. Mijn ziel hebbe geen deel aan hun beraadslaging, mijn geest sluite zich niet aan bij hun vergadering, want in hun toorn hebben zij mannen gedood en in hun moedwil hebben zij runderen de pezen doorgesneden. Vervloekt zij hun toorn, want die is hevig, en hun grimmigheid, want die is hard. Ik zal hen verdelen onder Jakob en verstrooien onder Israël’ (Gen.49:5-7).

We willen in dit artikel hun roeping, wijding en dienst onderzoeken met het doel de principes die voor de Levieten golden ook toepasbaar te maken voor ons, dienaren van de Levende God! Wij worden ook opgeroepen om op een welbehaaglijke wijze God te dienen met eerbied en ontzag (Heb.12:28).

Uitverkiezing

In het Oude Testament zien we vaker dat God niet de eerstgeborene verkiest tot een bijzondere dienst, maar de tweede. Dat zien wij bij Kaïn, de zonen van Izaäk, Ezau en Jakob (Gen.25:19-34) en ook bij de zonen van Jozef, Efraïm en Manasse (Gen.48:13-20). Ook bij de zonen die Jakob kreeg bij zijn vrouw Lea was Simeon de eerstgeborene, maar Levi werd door de Here verkozen (Gen.34:23; Deut.10:8). We moeten oppassen uitverkiezing niet te verwarren met voorbestemming. De ouders van Mozes en Aäron waren beide uit de stam van Levi (Ex.2:1)

Bij de uittocht van het volk Israël uit Egypte had de Here tot Mozes gezegd: ‘Heilig Mij alle eerstgeborenen, die onder de Israëlieten het eerst uit een moederschoot voortkomen, zowel van mens als van dier; zij zijn mijn eigendom’ (Ex.13:2). Later werd, in de woestijn, de stam Levi in hun plaats uitverkoren tot Gods eigendom en werden de Levieten aan zijn dienst gewijd. ‘En de Here sprak tot Mozes: Zie, Ik zelf neem uit de Israëlieten de Levieten in plaats van alle eerstgeborenen der Israëlieten, die het eerst uit de moederschoot voortkomen, opdat de Levieten mijn eigendom zijn, want alle eerstgeborenen zijn mijn eigendom’ (Num.3:11-13). ‘Toen zonderde de Here de stam der Levieten af om de ark van het verbond des Heren te dragen, vóór de Here te staan om Hem te dienen, en in zijn naam te zegenen tot op deze dag’ (Deut.10:8). Het is niet duidelijk of de houding van de Levieten tijdens de gebeurtenis van het gouden kalf op die uitverkiezing invloed heeft gehad, daar hadden immers de Levieten de kant van de Here gekozen. ‘Daar Mozes zag, dat het volk teugelloos was – want Aäron had het de vrije teugel gelaten, tot spot voor hun tegenstanders – ging Mozes staan in de poort van de legerplaats en zeide: Wie is voor de Here? Die kome tot mij! en tot hem verzamelden zich al de Levieten’ (Ex.32:25-26). Voor die tijd waren Aäron en zijn zonen al tot priesters uitverkoren. ‘Gij dan, doe tot u naderen uw broeder Aäron, en zijn zonen met hem, uit het midden der Israëlieten, om voor Mij het priesterambt te bekleden: Aäron, Nadab en Abihu, Eleazar en Itamar, de zonen van Aäron’ (Ex.28:1; Num.3:10). Zo zien we dan dat uit de stam van Levi de priesters voortkwamen van het geslacht van Aäron en ook de Levieten. Levi, de stamvader zelf, is in Egypte overleden op de leeftijd van 137 jaar (Ex.6:15).

Bijzonderheden met betrekking tot de dienst van de Levieten

De Levieten waren in functie van hun 25e tot hun 50e levensjaar (Num.8:23-26; 4:3). De Joodse opvatting is, dat de tijd van het 25e tot het 30e jaar voor de Levieten een tijd was om te leren en zich voor te bereiden. Het kan dan toch ook geen toeval zijn dat de Heer Jezus omstreeks 30 jaar was toen hij in het openbaar begon op te treden? (Luk.3:23). Uit 1 Kronieken 23:24,27 blijkt dat David de leeftijdsgrens naar beneden op 20 jaar stelde (vgl. 2Kron.31:17; Ezra 3:8). Het kan zijn dat de Levieten pas op 30-jarige leeftijd alle, ook de hogere, delen van de hun opgedragen taak verrichtten.

In Numeri 8 wordt de wijding van de Levieten beschreven. Zij werden als een beweegoffer uit de Israëlieten voor het aangezicht van de Here bewogen. ‘Hebt gij de Levieten voor het aangezicht des Heren doen naderen, dan zullen de Israëlieten de Levieten de handen opleggen, en Aäron zal de Levieten bewegen als een beweegoffer uit de Israëlieten voor het aangezicht des Heren, en zij zullen bestemd zijn om de dienst des Heren te verrichten’ (Num.8:10-11).

Taken van de Levieten

Aäron en de priesters hadden het voorrecht om tot God te mogen naderen (Ex.28:43), de Levieten mochten God dienen. ‘De Here nu sprak tot Mozes: Laat de stam Levi aantreden en stel hem voor het aangezicht van de priester Aäron, opdat zij hem dienen, en zij zullen hun taak vervullen te zijnen behoeve en ten behoeve van de gehele vergadering vóór de tent der samenkomst, door de dienst bij de tabernakel te verrichten; zij zullen zorg dragen voor al het gerei van de tent der samenkomst, en hun taak vervullen ten behoeve van de Israëlieten door de dienst bij de tabernakel te verrichten. Gij zult de Levieten schenken aan Aäron en zijn zonen; uit de Israëlieten zullen dezen hem onvoorwaardelijk geschonken zijn. Maar aan Aäron en zijn zonen zult gij opdragen hun priesterambt waar te nemen; doch de onbevoegde, die nadert, zal ter dood gebracht worden’ (Num.3:5-10). Wij, gelovigen van het nieuwe verbond mogen beide, en naderen tot God en Hem dienen. De Levieten werden verdeeld in Gersonieten, Kehatieten en Merarieten die dienstplichtig waren tot het dienen en dragen van de tent der samenkomst (Num.3-4).

De muzikale werkzaamheden van de Levieten werden door koning David beschreven. (1Kron.16:37-42; 1Kron.23-26). Ook uit 1 Kronieken blijkt dat de Levieten ook het opzicht hadden over de schatten van het huis Gods. ‘Hun broeders, de Levieten, die het opzicht hadden over de schatten van het huis Gods en over de schatten der geheiligde voorwerpen, waren de zonen van de Gersoniet Ladan, de familiehoofden van de Gersoniet Ladan: Jechiëli’ (1Kron.26:20-21). De Levieten assisteerden ook de priesters bij het geven van onderwijs (2Kron.17:8v.) ‘Ook zeide hij tot de Levieten, die aan geheel Israël onderwijs gaven en de Here heilig waren’ (2Kron.35:3; Neh.8:9). Voor meer praktische werkzaamheden zoals houthakken en water putten werden de Levieten bijgestaan door de Nethinim, de tempelhorigen. Als straf op hun list werden de Gibeonieten houthakkers en waterputters voor de gehele vergadering, zoals de hoofden te hunnen opzichte bepaald hadden (Joz.9:19).

In het Beloofde Land

Eenmaal in het Beloofde Land kregen de Levieten geen deel van het land toegewezen, want hun deel was God Zelf. Wel kregen ze achtenveertig steden toegewezen, in het gebied van elke stam vier steden, met de nodige plaats voor het vee. Onder deze steden vielen vier vrijsteden, waarheen de doodslager kon vluchten om bescherming te ontvangen (Num.35:6-7). Ook bij het altaar van de Heer had de doodslager, bij wie geen opzet aanwezig was geweest, recht op asiel (Ex.21:14; 1Kon.2:28-30).

De Levieten ontvingen de tienden van de opbrengst van het land en van het vee de eerstelingen en een deel van de offers (Num.35:1-8). Van de ontvangen tienden moesten zij weer tienden afstaan aan de priesters (Num.18:26v; 10:39). De Levieten moesten door de Israëlieten aan de offermaaltijden worden uitgenodigd. ‘Deuteronomium 14:29 Dan kan de Leviet komen – hij heeft immers geen aandeel of erfelijk bezit samen met u – en de vreemdeling, de wees en de weduwe die binnen uw poorten zijn, en kunnen zij eten en verzadigd worden; opdat de HEERE, uw God, u zegent in al het werk dat u doet’ (Deut.14:27-29; 12:11-12,17-18; 14:27,28; 16:11).

‘Wat de steden van de Levieten betreft, de huizen die zij in die steden in bezit hebben, daarvoor geldt voor de Levieten een eeuwig recht op loskoping. Als iemand van de Levieten het vrijkoopt, dan moet het huis dat verkocht is in de stad waar zijn bezit is, in het jubeljaar vrijkomen, want de huizen van de steden van de Levieten gelden als hun bezit in het midden van de Israëlieten. De weidegrond die bij hun steden hoort, mag niet verkocht worden, want die is voor hen een eeuwig bezit’ (Lev.25:32-34). De huizen van de Levieten waren altijd binnen de ommuring van de stad, de eventuele weidegronden lagen buiten de stad.

Samenvatting

We hebben gezien dat de Levieten overdrachtelijk een beeld zijn van de gelovigen in hun dienst voor God, en de priesters een beeld van de gelovigen zijn om tot God te naderen. De Levieten waren aan Aäron en de priesters gegeven om hun bij te staan in hun dienst. Aäron, als Hogepriester is een beeld van Christus aan wie wij onderworpen zijn en dienen. De dienst van de Levieten was gericht op het volk zoals nu de dienst van een gelovige in verbinding met de Gemeente kan plaatsvinden. De dienst van de Levieten behoorde God te verhogen, zoals dat ook bij ons het geval dient te zijn. Als priester hebben wij maar één opdracht en dat is tot God te naderen en onze (geestelijke) offers te brengen. In onze dienst als Levieten hebben wij verschillende opgaven. Deze twee kanten komen tot uitdrukking in de eerste brief van Petrus waar gesproken wordt van een ‘heilig priesterdom om geestelijke offeranden te offeren’ en een ‘koninklijk priesterdom die de deugden van God verkondigd’ (1Petr.2:5, 9). Trouwens de idee van het ‘priesterschap van alle gelovigen’ is bij veel gelovigen niet gekend, wat een gemis is. Is het niet zo dat onze ‘levietendienst’ vanuit de aanwezigheid van God begint en zich daarna richt tot de dienst in de Gemeente en de de dienst aan de mensen? Werden ook niet de apostelen ook niet eerste uitgezonden nadat ze bij Jezus waren geweest? (Mark.3:13-15).

Tenslotte

We zien dat de werkzaamheden van de Levieten veel en divers waren en dat ze een bevoorrechte positie te midden van het volk hadden. Dat betekende ook een grote verantwoordelijkheid. Het is niet voor niets dat de Here bij monde van Mozes tot Aäron zei: Aan degenen die Mij het naaste staan, zal Ik Mij de Heilige betonen’ (Lev.10:3). En hoeveel temeer is dat van toepassing op ons, gelovigen van het Nieuwe verbond, die, én tot God mogen naderen (Heb.10:19), én Hem mogen dienen? ‘Laten wij dus, daar wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, de genade vasthouden, en laten wij daardoor God dienen op een Hem welbehaaglijke wijze met eerbied en ontzag. Immers, onze God is een verterend vuur’ (Hebr.12:28-29)

____________________________________________________________________________________________