Diverse Onderwerpen – Mengeling van Bijbelteksten

31 augustus, 2024

Rubrieken: Diverse Onderwerpen

Diverse Onderwerpen

Mengeling van Bijbelteksten

Inleiding

De Here, uw God, is in uw midden, een held, die verlost. Hij zal Zich over u met vreugde verblijden; Hij zal zwijgen in zijn liefde; Hij zal over u juichen met gejubel.’ (Zefanja 3:17)

Als je rekening houdt met de context waarin dit vers staat dan zal je zien dat het in het boekje Zefanja gaat om (1) Dat God Juda zal oordelen (1:1-2:3); (2) Dat God de volkeren zal oordelen (2:4-3:7), en (3) Dat God het overblijfsel (3:11) van Israël zal herstellen (3:8-20).

Dan kan je de hierboven genoemde tekst ook kaderen in dat schema en begrijpen wat het wil zeggen. God zal niet terugkomen op wat in het verleden met het volk Israël is gebeurd en wat ze Hem hebben aangedaan. Er is vergeving en God ziet vooruit en verheugt zich in de situatie, die nu nog toekomst is maar binnenkort werkelijkheid zal zijn. (Zef.3:8)

‘De spijzen zijn voor de buik, en de buik is voor de spijzen, maar God zal zowel het één als het ander te niet doen. Maar het lichaam is niet voor de hoererij, maar voor de Heer, en de Heer voor het lichaam.’ (1Korinthiërs 9:3)

Ook hier weer: Lees de tekst in zijn context! Doe je dat dan zal je zien waarom Paulus zegt dat het lichaam voor het voedsel is. Het gaat er dit gedeelte van de brief aan de Korinthiërs over dat je lichaam een tempel is van de Heilige Geest (vs.19) om God daarin te verheerlijken; groot te maken (vs.20). Het lichaam is niet voor de hoererij, maar voor de Heer (vs.13). Het voedsel is ervoor om het lichaam in stand te houden maar dat is tijdelijk; zolang je leeft. Dat lichaam is belangrijk wat je wordt later beoordeelt van wat je in het lichaam hebt gedaan (2Kor.510).

De gezegde: ‘Eten is voor de maag, en de maag is voor het eten’, was blijkbaar gebruikt als illustratie om het verdraaide begrip van de Korintiërs van christelijke vrijheid uit te leggen. Ze leken te geloven dat omdat de fysieke activiteit van het eten en verteren van voedsel geen effect had op iemands christelijke leven. En dat die neutraliteit ook zou gelden voor andere puur fysieke activiteiten – zoals seksuele immoraliteit. Je zou het ook zo kunnen zeggen in de gedachtegang van de Korinthiërs: ‘Wat maakt het allemaal uit: brood is voor de maag, en de maag voor het brood. Wat heeft dat met onze praktijk als gelovige te maken! Maar uit het verder onderwijs van de Schrift blijkt het tegendeel!

‘Van sommige mensen zijn de zonden tevoren openbaar en gaan hun voor in het gericht; maar bij anderen volgen zij. Evenzo zijn ook de goede werken tevoren openbaar en die waarmee het anders is, kunnen niet verborgen blijven’ (1Timotheüs 5:24-25)

Velen zijn van mening dat het in dit gedeelte van Gods woord gaat over het aanstellen van oudsten in de Gemeente (vs.22) en dat de hierboven aangehaalde tekst daarop betrekking heeft. Een aanstelling van een gelovige tot een bepaalde taak in de Gemeente mag niet te lichtvaardig worden opgenomen. Een kandidaat dient gekend te zijn alvorens men tot een beslissing komt. Daarom: ‘Leg niemand snel de handen op!’ (Vs.22) Het gericht waar Paulus over spreekt verwijst naar het oordeel van God maar ook naar het oordeel dat Timotheüs moet uitoefenen, of iemand wel of niet bekwaam is tot het opzienerschap. Sommige zonden zijn gemakkelijk ter herkennen, bij anderen zijn ze verborgen, maar in de tijd van iemands bediening kunnen ze niet verborgen blijven. De vereisten voor een oudste vinden we uitgewerkt in de eerste brief aan Timotheüs (3:1-7).

‘Daar wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bevlekkingen van het vlees en van de geest, en de heiligheid volbrengen in de vrees van God.’ (2Korinthiërs 7:1)

God had gesproken: ‘Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot een Vader zijn, en u zult Mij tot zonen en dochters zijn.’. Van ons die zulk een geweldige belofte hebben ontvangen mag worden verwacht dat ze tijdens het leven op aarde al aan God zijn toegewijd. Dat toegewijd zijn wil ook zeggen een heilig leven leiden in alle godsvrucht. ‘Weest heilig, want Ik ben heilig.’ (1Petr.1:16) Op het moment dat wij Christus hebben leren kennen zijn onze zonden vergeven maar de gevolgen van die gedane zonden zijn vaak nog aanwezig, en daarvan dienen we ons te reinigen. Daarbij hebben we soms hulp nodig, zoals we dat zien uitgebeeld bij de opstanding van Lazarus. De Heer Jezus wekte Lazarus op uit de doden, maar tot de discipelen zei hij ‘Maakt hem los en laat hem heengaan.’ (Joh.11:44) In de brief aan de Kolossers zei Paulus het met deze woorden: ‘Doodt dan uw leden die op de aarde zijn’ en ‘Doet dan aan als uitverkoren van God…’ (Kol.3:5, 12) In de context van de tekst gaat het erom dat we ons dienen te reinigen van ‘de bevlekking van het vlees’, en voorzichtig zijn met het aangaan van een ongelijk juk; in dit verband denk ik ook aan een of ander verbond met een ongelovige aan te gaan. Voor wat betreft het reinigen van ‘de bevlekking van de geest’ denk ik meer aan de afgoden: ‘Want welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? Want wij zijn tempel de tempel van de levende God.’ (Vs. 16). Je kan het ook anders zien, en denken aan een zondige levenswandel voor je bekering als bevlekking van het vlees. Dat is de zichtbare kant van je leven, de buitenkant om het zo te zeggen. De binnenkant als ‘de bevlekking van de geest’ kun je dan zien als de hoogmoedige en arrogante houding van bijvoorbeeld de farizeeën en Schriftgeleerden. Een houding waar de Heer Jezus zelfs een heel hoofdstuk aan heeft gewijd (Mattheüs 23).

‘Want de lichamelijke oefening is tot weinig nuttig, maar de godsvrucht is nuttig tot alle dingen, daar zij de belofte heeft van het tegenwoordige en van het toekomstige leven.’ (1Timotheüs 4:8)

Soms wordt deze tekst (mis-) gebruikt om te zeggen dat sport niet goed is; ik geloof niet dat dit de betekenis en de bedoeling is van de tekst. Uiteraard, ons lichaam is een tempel van de Heilige Geest en dient als zodanig met respect in stand gehouden te worden (1Kor.6:19-20). Nee, Paulus stelt lichamelijk en geestelijke oefening tegenover elkaar en komt tot de conclusie: Lichamelijke oefening is weliswaar goed voor het lichaam, maar het heeft geen eeuwigdurend voordeel. In onze wereld, evenals in Timotheüs tijd, heeft sport de hoogste prioriteit. Er zijn er die sport ‘de god van deze eeuw’ noemen. Ook als gelovigen dienen we prioriteiten stellen in ons leven. Sommigen hebben er geen moeite mee om veel tijd aan één of andere vorm van sport te geven en weinig of geen tijd voor het geestelijke. ‘Godsvrucht’ betekent niet een leven van onthouding of een stijve en bekrompen levensstijl, Paulus bedoelt geestelijke activiteit en dienstbaarheid aan anderen. Lichamelijke oefening in die zin is van weinig nut met het oog op de eeuwigheid, maar godsvrucht tegenovergesteld. Het leven van iedere gelovige zou gekenmerkt moeten worden door het lezen van Gods woord en dat toepassen in je leven. De samenkomsten van Gods kinderen bijwonen of daarin dienstbaar zijn. Een gebedsleven ontwikkelen, je tijd voor Gods koninkrijk geven en daarin dienstbaar te zijn met je giften en gaven. Dat brengt op voor de eeuwigheid: dus zoekt eerst het Koninkrijk van God!

‘Want al het door God geschapene is goed en niets is verwerpelijk als het met dankzegging wordt genomen, want het wordt geheiligd door Gods woord en door gebed.’  (1Timotheüs 4:4)

In de tijd van Paulus waren er gelovigen die ‘gebieden te trouwen en gebieden zich van voedsel te onthouden, dat God geschapen heeft om met dankzegging te worden genuttigd.’   (4:3) Ook tegenwoordige zijn er die allerlei regels willen volgen, ook wat voedsel betreft, om daar beperkingen in aan te brengen, om diverse redenen. Van de apostel Paulus lezen we het volgende: ‘De volgende dag nu, terwijl dezen onderweg waren en de stad naderden, klom Petrus omstreeks het zesde uur op het dak om te bidden. En hij werd hongerig en wenste te eten. En terwijl zij het gereedmaakten, raakte hij in geestvervoering. En hij zag de hemel geopend en een voorwerp neerdalen als een groot laken, dat aan de vier hoeken op de aarde werd neergelaten; daarin waren alle viervoetige en kruipende dieren van de aarde en vogels van de hemel. En er klonk een stem tot hem: Sta op, Petrus, slacht en eet! Petrus echter zei: In geen geval, Heer, want nooit heb ik iets onheiligs of onreins gegeten. En weer klonk een stem tot hem, voor de tweede keer: Wat God gereinigd heeft, zul jij niet voor onheilig houden.” (Hand.10:10-15) Elders zegt de Heer Jezus: ‘Omdat het niet in zijn hart komt, maar in de buik, en er te zijner plaatse uitgaat? En zo verklaarde Hij alle spijzen rein.’ (Mark.7:19)

Geen uitzonderingen? Jazeker wel, en dat betreft een heel oud gebod, dat nooit is ingetrokken en ook voor vandaag zijn geldigheid nog heeft. Op de zogenaamde apostelvergadering kwam men tot het volgende besluit: “Want de Heilige Geest en wij hebben besloten u geen grotere last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: u te onthouden van wat aan de afgoden is geofferd is, van het bloed, van het verstikte en van de hoererij. Als u zich daarvoor in acht neemt, zult u wel doen. Vaarwel!” (Hand.15:19-20, 28-29; 21:25) Een oud gebod dat aan de mensheid is gegeven (Gen.9:5), aan het Joodse volk in herinnering gebracht (Lev.3:17; 17:10-14) en door de apostelen doorgegeven aan de gelovigen uit de volken. ‘Want de Heilige Geest en wij hebben besloten’ (Hand.15:28) Nergens vinden we een vermelding van het opheffen van dit gebod dat aan de mensheid is gegeven!

______________________________________________________________________________