Oude Testament – Elia, de Tisbiet – 1 Koningen 17-19 – Oude Testament

7 augustus, 2023

Bijbelboeken: 1 Koningen

Oude Testament

Elia, de Tisbiet

1 Koningen 17-19

Inleiding

Voorbereidingen voor een strijd, of erger oorlog zijn essentieel wil je de overwinning behalen. Elia’s dienst begon in het verborgene, maar een ‘verborgen’ dienst is ook een dienst! Mozes had een voorbereidingstijd van veertig jaar, voordat hij het volk Israël naar het beloofde land mocht en kon leiden. Elia’s dienst duurde, in deze hoofdstukken, zeven jaar. Paulus spreekt over ‘strijd’ aan het einde van zijn leven (2Tim.4:7). Een goed soldaat zal in de strijd wonden kunnen oplopen, dat is praktisch onvermijdelijk. Elia haalde een grote overwinning maar viel daarna in een emotionele put ; hij was gekwetst. Ook wij hebben een strijd en zullen op de een of andere manier gewond kunnen raken, dat moet ons niet verbazen (1Petr.4:12). Hoe gaan we om met voorbereiding, strijd en teleurstelling? Hoe ging Elia daar mee om en welk rol speelde, en speelt God in dat proces? Daarover gaat dit artikel.

Situatie van het volk

Profeten traden op in tijden van verval. Een profeet was niet alleen maar een toekomstvoorspeller, maar ook een persoon om het volk op te roepen zich te bekeren en terug te keren naar de Here (Mal.4:5-6; Mat.3:1-2). Elia, en zijn opvolger Elisa, waren zulke profeten. Elia zijn naam betekend ‘mijn God is Jahweh’ en in tegenstelling tot het volk was hij de enige die met recht zo’n naam mocht dragen. In de dagen waarin zich deze gebeurtenissen zich afspeelden diende praktisch het hele volk de Baäl. Koningin Izebel, de echtgenote van koning Achab, had deze afgoderij met toestemming van Achab uit het land, Sidon meegebracht (1Kon.16:31-32). Ze vermoorde de ware profeten van God en gebruikte overheidsgelden om honderden andere, valse profeten aan te stellen om de dienst van Baäl te verrichten. De gevolgen van hun afgoderij konden daarom niet uitblijven en waren zoals voorzegd in het boek Deuteronomium in het hoofdstuk over de zegen en de vloek: ‘Maar indien gij niet luistert naar de stem van de Here, uw God, en niet al zijn geboden en inzettingen, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zullen de volgende vervloekingen alle over u komen en u treffen: ‘De Here zal u slaan met tering, koorts, brand, ontstekingen, droogte, brandkoren en honigdauw: zij zullen u vervolgen, totdat gij te gronde gaat’ (Deut.28:15, 22). De droogte in Elia’s dagen duurde drieeneenhalfjaar. Maar Ik zeg u naar waarheid: Er waren veel weduwen in Israël in de dagen van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten was, zodat er grote hongersnood kwam over heel het land’ (Luk.4:25; 1Kon.18:1). Gebrek aan regen was vaak de straf op de zonden van het volk (Deut.11:13-17; 2Kron.7:12-15).

Verberg u, Elia! (1Kon.17)

De droogte was vermoedelijk al een half jaar bezig voordat Elia als profeet geroepen werd (18:1). Plotseling verschijnt Elia, vanuit het niets op het toneel, ontmoet Achab en kondigt hem het oordeel aan: ‘Zo waar de Here, de God van Israël, leeft, in wiens dienst ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen zijn, tenzij dan op mijn woord’ (17:1). Zo onverwacht en  onaangekonigd Elia op het ‘podium’ is gekomen, zo verdwijnt hij ook weer om drie jaar later weer voor Achab te verschijnen. Naar het woord van de Here moest Elia zich verbergen bij de beek Kerit. In totaal was die periode er een van drie jaar (18:1) waarin in Elia drie wonderlijke gebeurtenissen meemaakte: (1) Hij werd gevoed door raven, onreine vogels’ die hem ‘des morgens brood en vlees, en des avonds brood en vlees, terwijl hij uit de beek dronk totdat die uitdroogde. (2) Hij vertrok en nam zijn intrek bij een weduwe in Sarefat waar hij opeen wonderlijke wijze gevoed werd, naar het woord van de Here: ‘Het meel in de pot zal niet opraken, en de olie in de kruik zal niet ontbreken tot op de dag, waarop de Here regen op de aardbodem geven :zal’ (17:14). (3) Tenslotte werd Elia het middel om de gestorven zoon van de weduwe weer tot leven te brengen, waardoor zij tot de erkenning kwam: ‘Thans weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het woord des Heren in uw mond waarheid is’ (1Kon.17:17-24). Daarmee was de voorbereidingstijd voor Ela voorbij, drie jaar waren verstreken, koning Achab was niet veranderd, en Elia moest het definitieve oordeel aan hem verkondigen. Deze periode moest Elia genoeg vertrouwen geven om de aanstaande confrontatie aan te gaan. We worden niet ingelicht over de bijzonderheden hoe deze wonderlijke gebeurtenissen die Elia tot dusver had meegemaakt, tot stand zijn gekomen. De Heer Jezus neemt ze voor waar gebeurd aan, dus waarom zouden wij dat ook niet doen? (Luk.4:25-26). Het ‘verberg u, Elia’ wordt nu ‘Vertoon u, Elia’!

Vertoon u, Elia! (1Kon.18)

Elia ontmoet de profeet Obadja

Wie was Obadja die Elia tegen kwam toen hij op weg was naar Achab? Obaja was iemand die de Here zeer vreesde, maar hij diende koning Achab als veldmaarschalk! (18:3). Op zijn minst een vreemde combinatie te noemen. Wat een contrast tussen deze twee profeten: Elias diende de Here in het openbaar en zonder vrees; Obadja diende Achab en diende de Here in het geheim (18:3-4). Elia ken de de wil van God, Obadja wist niets over de aanstaande gebeurtenissen. Elia diende het volk, Obadja was op zoek naar gras voor de paarden en de muildieren. Elia roemde niet op wat hij voor de Here had gedaan en nog zou doen; Obadja gaf nogal op over zijn verdiensten dat hij de Here had gediend door de profeten te verbergen Mogelijk dat die schizofene houding Elia heeft aangezet tot zijn latere uitspraak: ‘Hoelang zult gij aan beide zijden mank gaan? Indien de Here God is, volgt Hem na; maar indien het de Baäl is, volgt hem na!’ (18:21). Aan de ene kant zien we dat Obadja de Here diende, wat blijkt uit de redding van vijftig profeten die hij had verborgen en verzorgd, aan de andere verbleef hij aan het hof van afgodische koning Achab en had blijkbaar geen geestelijke kracht om daarmee te breken. We kunnen hier de volgende tekst op toe passen: ‘Toch blijft het vaste fundament van God staan, met dit zegel: De Heere kent wie van Hem zijn, en: Ieder die de Naam van Christus noemt, moet zich ver houden van de ongerechtigheid’ (2Tim.2:19). We willen ons dus onthouden van een oordeel, maar we mogen ons wel afvragen waar we zelf staan?!

Elia ontmoet koning Achab

Obadja probeert Elia van zijn zijn voornemen af te houden om naar koning Achab te gaan; hij vreesde voor zijn leven. Want zei hij tegen Elia: ‘Wat heb ik misdaan, dat gij uw knecht wilt overleveren in de macht van Achab om mij te doden? Zo waar de Here, uw God, leeft, er is geen volk of koninkrijk, waar mijn heer niet naar u heeft laten zoeken. En zeide men: hij is er niet, dan liet hij dat koninkrijk of dat volk zweren, dat men u niet kon vinden. En nu zegt gij: ga heen, zeg tot uw heer: Elia is er. Nu moest het eens gebeuren, terwijl ik van u wegga, dat de Geest des Heren u wegnam, ik weet niet waarheen. Als ik dan aan Achab bericht zou brengen en hij vond u niet, dan zou hij mij doden, terwijl uw knecht nog wel van zijn jeugd af de Here vreest’ (1Kon.18:9-12). Maar niets kon Elia tegenhouden, hij bleef trouw aan de opdracht die had gekregen: ‘Daarop zeide Elia: Zo waar de Here der heerscharen leeft, in wiens dienst ik sta, heden zal ik mij aan hem vertonen’ (18:15). Elia was niet bang om Achab te ontmoeten en hem Gods boodschap mee te delen, ondanks het feit dat Achab hem naar het leven stond. Wel geeft Achab Elia de schuld van de droogte: ‘Zodra Achab Elia zag, zeide hij tot hem: Zijt gij daar, gij, die Israël in het ongeluk stort?’ (18:17). Zo’n opmerking is herkenbaar, hoe vaak hoor je niet dat mensen God de schuld geven als de zaken niet goed gaan in deze wereld! Maar Elia corrigeert Achab door te zeggen: ‘Ik heb Israël niet in het ongeluk gestort, maar gij en uws vaders huis, doordat gij de geboden des Heren hebt verzaakt en de Baäls zijt nagelopen’ (18:18).

Elia ontmoet de profeten van Baäl

Elia daagt de koning uit en roept het volk en de vierhonderdvijftig priesters van Baäl, maar ook de vierhonderd profeten van Asjera om samen te komen op de berg Karmel, maar die laatste laten het afweten. Hij stelt hen voor de keuze: ‘Indien de Here God is, volgt Hem na; maar indien het de Baäl is, volgt hem na’ (18:21), maar het volk antwoordde hem niets! Neutraliteit is iets wat niet hoort bij iemand die belijdt dat hij of zij deel uitmaakt van het volk van God. Duidelijkheid is vereist! We zien dat el eerder bij het gouden kalf en waar het helemaal uit de hand loopt en Mozes oproept tot een keuze: ‘Wie voor de Here? Die kome tot Mij! En tot hem verzaelden zich al de Levieten’ (Ex.32:26). Later roept Jozua het volk ook op tot het maken van een duidelijke keuze en zegt tegen het volk: ‘Maar indien het kwaad is in uw ogen, de Here te dienen, kiest dan heden, wie gij dienen zult: òf de goden die uw vaderen aan de overzijde der Rivier gediend hebben, òf de goden der Amorieten, in wier land gij woont. Maar ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen!’ (Joz.24:15). Omdat het volk zwijgt dwingt Elia hen tot een antwoord: De God die met vuur zal antwoorden, die zal God zijn. En het gehele volk gaat daarmee akkoord en antwoordde: Dat is goed’ (18:24). Het verloop van de competitie is bekend en kunt u in de volgende verzen lezen: De Baäl priesters doen de grootste inspanningen en moeite om hun god aan de praat te krijgen, maar zonder resultaat. Ook nu nog zien we in bepaalde culturen, denk aan India, hoe mensen zich laten verleiden in hun dienst aan de afgoden, tot allerlei dwaze dingen. De afloop is bekend en toen het volk zag dat het vuur des Heren het brandoffer verteerde, wierpen zij zich op hun aangezicht en zeiden: De Here, die is God! De Here, die is God! (18:39). Als resultaat hierop kwam er regen, wat Jakobus toeschrijft aan het gebed van Elia (Jak.5:17-18). Dat maakt ons duidelijk wat een krachtig gebed van een rechtvaardige, u en ik, tot stand kan brengen! Maar er was nog werk te doen, de Baäl priesters moesten gedood worden (Deut.13:1-5). Het is niet voldoende te erkennen ‘dat de Here God is’, maar we moeten ook de ‘afgoden’ uit ons leven veroordelen en wegdoen om Gods zegen te kunnen ontvangen.

Wat doet gij hier, Elia?

Er is een citaat van de Duitse dichter Goethe dat gaat als volgt: ‘Himmelhoch jauchzend, und zum Tode betrübt!’. In het Nederlands wordt het vertaald als: ‘Hemelse vreugde, dodelijk verdriet!’. Het ene moment zitten wij op ‘de top van de berg’ en het volgende moment zitten ze ‘in het dal’! Wie kent zulke momenten niet, ook Elia. Hij hield stand en behaalde een grote overwinning op de vierhonderdvijftig Baäl priesters en even later gaat hij op de vlucht om zijn leven te redden, voor de vrouw Izebel! In de taal van vandaag zouden we zeggen Elia had een ‘burn-out’ en verkeerde in een depressie. Maar gelukkig wordt hij opgezocht door de engel des Heren die zei: ‘zeide: Sta op, eet, want de reis zou voor u te ver zijn. Toen stond hij op, at en dronk en ging door de kracht van die spijs veertig dagen en veertig nachten tot aan het gebergte Gods, Horeb’, waar hem een verdere ontmoeting wachtte (19:7-9). En op de vraag die hem gesteld wordt: ‘Wat doet gij hier, Elia?’ komt de ‘aap uit de mouw’, Elia zei tegen de Here: zeide hij: Ik heb zeer geijverd voor de Here, de God der heerscharen, want de Israëlieten hebben uw verbond verlaten, uw altaren omvergehaald en uw profeten met het zwaard gedood, zodat ik alleen ben overgebleven, en zij trachten mij het leven te benemen’. ‘Ik ben alleen overgebleven’ dat was wat Elia al eerder had gezegd (18:22), en in zekere zin was dat ook wel zo. Uiteraard wist Elia wel dat er nog honderd profeten waren overgebleven, maar die zaten veilig verstorp in een spelonk… We hebben niet gelezen dat ze Elia hadden geholpen toen hij op de Karmel was, maar ‘wat zegt het Goddelijk antwoord tot hem? Ik heb Mij zevenduizend mannen doen overblijven, die hun knie voor Baäl niet geboden hebben’ (Rom.11:4). Ook in onze dagen zien we veel ‘verstopte’ dienaren van God, en kun je je soms ook alleen voelen. Dat wat toen zo, in de tijd van de Jezus’ verblijf op aarde, maar ook vandaag. ‘Arbeiders zijn er weinig’ (Mat.9:37). Elia zat ook in een spelonk, maar hij kwam eruit toen de Here aan hem verscheen! ‘Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, vernacht in de schaduw des Almachtigen’ (Ps.91:1). Elia moest op zijn schreden terugkeren, en naar de woestijn van Damascus gaan (19:15). Daar, waar hij van de weg was afgeraakt, moest hij er weer op gaan. Elia ontvangt nieuwe kracht, nieuwe opdrachten en moest een nieuwe profeet in zijn plaats zalven.

______________________________________________________________________________________________________________________________