'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
‘De koningin van het Zuiden zal worden opgewekt in het oordeel, met de mannen van dit geslacht en zal hen veroordelen, want zij kwam van de einden der aarde om de wijsheid van Salomo te horen; en zie, meer dan Salomo is hier! (Luk.11:31)
Inleiding
“Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” Wanneer je op straat een enquête zou houden om de mensen te vragen wie Jezus is, dan zal je de gekste antwoorden krijgen. Toen de Heer Jezus deze vraag aan zijn discipelen stelde zei de een ‘Johannes de doper, een ander Elia, en weer een ander Jeremia of één van de andere profeten. Maar de Heer Jezus is meer dan de tempel, Jona of Salomo (Mat.12:6, 41, 42). Petrus wist het antwoord, maar dat kreeg hij door een Goddelijke ingeving en zei: “U bent de Christus, de Zoon van de levende God” (Mat.16:16).
Van Johannes de doper werd door de Heer Jezus getuigd: “Voorwaar, Ik zeg u: Onder hen die uit vrouwen geboren zijn, is geen groter opgestaan dan Johannes de Doper.” (Mat.11:11) Maar de Heer Jezus was ook uit een vrouw geboren, maar niet verwekt door een man maar door de Heilige Geest bij de maagd Maria. Hij was niet een ‘gewoon’ mens, maar God in het vlees gekomen; het Woord is vlees geworden! (Joh.1:14) Paulus zegt het zo: “Christus Jezus, die in de gestalte van God zijnde het geen roof geacht heeft God gelijk te zijn, maar Zichzelf ontledigd heeft, de gestalte van een slaaf aannemend, de mensen gelijk wordend. En uiterlijk als een mens bevonden heeft Hij Zichzelf vernedert, gehoorzaam wordend tot de dood, ja tot de kruisdood.” (Fil.2:6-8)
Johannes de doper getuigde van Zichzelf op de vraag: “Bent u Elia, een profeet, of de Christus? Nee, Ik ben een stem die niet waard is zijn schoenriem los te maken.” (Joh.1:19-28).
De Heer Jezus is groter dan de profeten (Heb.1:1-4)
“Nadat God vroeger vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij in het laatst van deze dagen tot ons gesproken in (de) Zoon.” (Heb.1:1)
Jezus is groter in zijn Persoon, zijn werk, als Profeet, Priester en Koning
Christus is de Zoon van God; de profeten waren slechts mannen die geroepen werden om dienaren te zijn. Christus maakte de werelden (of: vormde de tijdperken), en Hij is het die de werelden in stand houdt. Zijn woord heeft macht. Hij sprak de werelden tot bestaan, en nu beheerst en onderhoudt Zijn woord onze wereld. Christus is ook de Erfgenaam van alle dingen. “Alle dingen zijn door Hem en voor Hem gemaakt.” (Kol.1:16) Hij is Gods offer voor de zonden van de wereld. Hij “reinigde onze zonden” door Zijn dood aan het kruis. Nu is Hij gezeten in heerlijkheid, als Gods Koning-Priester. Zijn werk op aarde is voltooid; Hij is gaan zitten.
Jezus is groter dan engelen (Heb.1:4-2:18).
“Want tot wie van de engelen heeft Hij ooit gezegd: U bent mijn Zoon?” (Heb.1:5)
Jezus is groter want Hij is de Zoon, de eerstgeborene, engelen dienden Hem, Hij is gekroond, is de schepper, Hij is God en eeuwig
Engelen speelden een belangrijke rol in de Joodse religie. De Wet werd gegeven door de bediening van engelen, volgens Galaten 3:19, Handelingen 7:53 en Deut.33:2. (Heiligen betekent “heiligen, engelen”). Als de Joden aandacht besteedden aan de Wet, gegeven door engelen, dan zouden ze meer aandacht moeten schenken aan de boodschap die gegeven werd door Christus, die groter is dan de engelen. De auteur citeert zeven citaten uit het Oude Testament om Christus’ superioriteit ten opzichte van de engelen te laten zien. Engelen waren aanwezig en betrokken bij de schepping (Job 38:7), de Wetgeving (Deut.31:10, 33:2; Hand.7:53; Joh.7:19), de geboorte in Bethlehem (Luk.2:9,13), de verzoeking in de woestijn (Mat.4:11) en bij de strijd in Gethsemane (Luk.22:43). Engelen stonden tot Jezus’ beschikking (Mat.26:53).
Jezus is groter dan Mozes (3:1-4:13)
“En er is in Israël geen profeet meer opgestaan zoals Mozes, die de HEERE kende van aangezicht tot aangezicht.” (Deut.34:10)
Jezus is groter in zijn Persoon en in zijn dienst.
We gaan nu over op het derde argument voor de superioriteit van Christus: Christus is beter dan Mozes. Mozes was de grote held van het Joodse volk, en voor Paulus was het bewijzen van Christus’ superioriteit over Mozes gelijk aan het bewijzen van de superioriteit van het Christelijk geloof over het Jodendom. Hoe konden deze mensen teruggaan naar het Jodendom als wat Christus bood zoveel groter was dan wat Mozes kon bieden?
Mozes was in de eerste plaats een profeet (Deut.18:15-19; Hand. 3:22), hoewel hij ook de functies van een priester uitoefende (Ps.99:6), en zelfs een koning (Deut.33:4-7). Mozes werd echter door God geroepen, terwijl Christus door God werd gezonden als de “Apostel” of “De Gezondene” (zie Johannes 3:17; 5:36-38; 6:57; 17:3,8,21,23,25). Christus is ook de Hogepriester, een ambt dat Mozes nooit bekleedde. Bovendien had Christus’ bediening te maken met de “hemelse roeping” en niet alleen met de aardse roeping van Israël. Mozes diende een aards volk wiens roeping en beloften voornamelijk aards waren; Christus is de Apostel en Hogepriester van een hemels volk dat vreemdelingen en pelgrims op deze aarde zijn. We kunnen er ook aan toevoegen dat Mozes een profeet van de wet was, terwijl Christus de apostel van genade is (Joh.1:17). Mozes zondigde, terwijl Christus een zondeloos leven leidde. Geen wonder dat ons in vers 1 wordt verteld om Jezus Christus “oplettend te observeren” of “aandachtig te observeren”! “Want Deze (Jezus) is zoveel groter heerlijkheid waard geacht dan Mozes.” (Heb.3:3)
Jezus is groter dan Aäron (4:14-5:10)
“U bent priester geworden naar de orde van Melchizedek.” (Heb.5:6)
Jezus is groter vanwege zijn titel: grote hogepriester; vanwege zijn speciale aanstelling; vanwege zijn grotere betrokkenheid; vanwege zijn beter offer
Aäron werd uit de mannen genomen en verheven tot de positie van hogepriester. Hij gaf deze eer door aan zijn oudste zoon, en zo werd de lijn voortgezet. Aäron behoorde tot de stam Levi; deze stam werd apart gezet om de priesterlijke stam te zijn. Maar Christus’ wijding was groter. Ten eerste is Hij niet alleen mens; Hij is God in het vlees, de Zoon van God en de Zoon des mensen. Hij nam deze eer van het priesterschap niet egoïstisch voor Zichzelf. De zonen van Korach probeerden dit te doen (Num.16) en stierven voor hun zonde. Nee, God Zelf wijdde Zijn Zoon. Hier citeert de schrijver uit Psalm 110:4, waarin de Vader de Zoon wijdt tot de eeuwige priesterlijke bediening. Hij verbindt dit vers met de citaten uit Psalm 27 in vers 5, omdat de priesterlijke bediening van Christus verband houdt met Zijn opstanding, en het is de opstanding van Christus die in Psalm 2:7 aan bod komt (Hand.13:33).
Het hele argument van Hebreeën 7-10 is dat Christus een grotere hogepriester is omdat Zijn priesterschap van een grotere orde is – het behoort toe aan Melchizedek, niet aan Aäron. Aäron was nooit een priester-koning; maar Jezus is zowel Priester als Koning. Christus kwam uit Juda, de koninklijke stam, en niet uit Levi, de priesterlijke stam. Melchizedek verschijnt plotseling in Genesis 14 en verdwijnt dan uit het verhaal; er is geen opsomming van zijn begin of einde. Zo wordt hij vergeleken met Christus’ eeuwige Zoonschap, want ook Hij is “zonder begin en einde”. Aäron stierf en hij moest vervangen worden; Christus zal nooit sterven — Zijn priesterschap is voor altijd. Aäron was priester over het aardse huishouden, terwijl Christus priester is over een hemels volk.