Rubriek: Diverse Onderwerpen – Jakobus 5:14-16 – Ziekenzalving

29 november, 2024

Rubrieken: Diverse Onderwerpen

Diverse Onderwerpen

Jakobus 5:14-16

Ziekenzalving

‘Lijdt iemand onder u? Laat hij bidden. Is iemand welgemoed? Laat hij lofzingen. Is iemand onder u ziek? Laat hij de oudsten van de gemeente bij zich roepen en laten zij over hem bidden en hem zalven met olie in de naam van de Heer. En het gebed van het geloof zal de zieke behouden en de Heer zal hem oprichten; en als hij zonden gedaan heeft, zal het hem vergeven worden. Belijdt dus elkaar de zonden en bidt voor elkaar, opdat u gezond mag worden’ (Vertaling Telos/Voorhoeve).

De laatste jaren wordt er steeds meer het ‘zalven met olie van gelovigen’ gepraktiseerd. Ik heb gehoord dat er zelfs voorgangers zijn die een flesje olie op zak hebben, in geval van… Het geeft de indruk dat het een ‘tovermiddel’ is, dat te pas en te onpas gebruikt wordt. Ik denk niet dat Jakobus ons een ‘blanco formule’ gegeven heeft om zieken te genezen. Uit mijn eigen ervaring is het toch zo geweest dat sommigen genezen werden en anderen ziek bleven of zelfs stierven. Er is namelijk ook: ‘zonde tot de dood’ waarvoor we niet hoeven te bidden (1 Joh.5:16; 1 Kor.11:30). Bidden, heeft iemand eens gezegd, is niet dat de wil van de gelovige in de hemel geschied, maar dat Gods wil op aarde geschied!

Ik ben van mening dat het hier in Jakobus 5 gaat om een lid van de gemeente die gezondigd heeft en onder tucht van de gemeente is geplaatst. Ik plaats dit gedeelte dan ook in die context, maar wil ook nog opmerken dat het boek Jakobus de gelovigen ziet alsnog verbonden aan de Joodse wet en gebruiken. Laten we dit gedeelte wat nader bezien.

De persoon is ziek vanwege zonden (vss. 14-16).

De Griekse tekst luidt: ‘Als hij door blijft gaan met zondigen.’ Dit sluit aan bij 1 Korinthe 11:30 – ‘Daarom zijn er onder u vele zwakken en zieken en nogal velen zijn ontslapen.’ Jakobus beschrijft een lid van de gemeente die ziek is en onder de tucht van God staat. Dat verklaart waarom de oudsten van de gemeente erbij geroepen worden: deze mens kan niet naar de gemeente komen om zijn zonde te belijden, en vraagt daarom om de komst van de leiders van de gemeente. De oudsten hebben de taak om toe te zien op de tucht van de gemeente (vgl. Math. 16:19; 18:15-20). Ziekte kan ook een gevolg van zonde zijn, zo zegt David in Psalm 41:5 het volgende: Ik zeide: Here wees mij genadig, genees mij, want tegen U heb ik gezondigd. De Heer Jezus zei het volgende tegen de man die bij de vijver van Bethesda lag: ‘Zie, u bent gezond geworden; zondig niet meer, opdat u niet iets ergers overkomt’ (Joh.5:14; vgl.8:11). Maar ook een ongezonde levensstijl kan een nadelige invloed op iemands gezondheid hebben. Ik denk aan roken, drinken overmatig eten ed.

De betreffende persoon belijdt zijn zonden (vs. 16).

In de eerste gemeenten werd tucht in de gemeente uitgeoefend. 1 Korinthe 5 is daarvan een goed voorbeeld. Paulus deelde de gelovigen in de gemeente mee de zondaar uit hun midden weg te doen totdat hij/zij zich bekeerde van zijn/haar zonden. Het kleine woordje ‘daarom’ in vers 16 in enkele vertalingen verduidelijkt dit: ‘Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt (5:16). Sommige vertalingen spreken van ‘misdaden’ en niet van ‘zonden. Het Griekse woord ‘hamartia’ staat wel degelijk voor zonden. Hetzelfde woord wordt in Jakobus 1:15 gebruikt.

De betreffende persoon wordt genezen door het gebed van geloof (vs. 15).

Het is niet de zalving die geneest, maar God, middels het gebed. Het Griekse woord wat met zalving vertaald wordt, is een medische term; het zou ook vertaald kunnen worden met ‘massage’. Dit geeft misschien aan dat Jakobus een geneeskrachtige werking verondersteld die gepaard dient te gaan met gebed om genezing door God te verkrijgen. God kan genezen met of zonder oorzaak; in elk geval, het is God die geneest.

Maar wat is ‘het gebed van het geloof’ dat de zieke geneest? Het antwoord vinden we in 1 Johannes 5:14-15 ‘En dit is de vrijmoedigheid die wij jegens Hem hebben, dat als wij iets bidden naar zijn wil, Hij ons hoort. En als wij weten dat Hij ons hoort, wat wij ook bidden, dan weten wij dat wij de beden hebben die wij van Hem hebben gebeden.’ Het ‘gebed van het geloof’ is een gebed dat gedaan wordt als we de wil van de Heer kennen.’ De oudsten zoeken naar de wil van God in een zaak, en bidden in overstemming daarmee.

Bij zieken is het niet altijd duidelijk hoe we moeten bidden. Paulus had dat probleem ook; lees Rom. 8:26. Is het Gods wil om te genezen of is het Gods bedoeling zijn kind thuis te halen? Ik weet het niet; daarom dien ik te bidden, ‘als het uw wil is, genees uw kind.’ Hen die beweren dat God elke ziekte geneest, en dat het Gods bedoeling is dat er geen zieken kunnen zijn, ontkennen de Schrift en de praktijk. Dat wil niet zeggen dat God er onverschillig onder blijft, maar, zoals Jesaja 63:9 zegt: ‘In al hun benauwdheden was ook Hij benauwd.’ Maar als we de innerlijke overtuiging hebben door het Woord en de Geest dat het Gods wil is te genezen, dan kunnen we het ‘gebed van het geloof’ bidden en mogen we verwachten dat God zal genezen.

Let erop dat het niet de individuele persoon is die bidt – het zijn de oudsten van de gemeente – geestelijke mensen – die Gods wil zoeken en bidden. Jakobus leert ons niet om te bidden voor een genezer. De zaak ligt in de handen van de oudsten van de plaatselijke gemeente.

We vinden een aantal praktische lessen die we niet over het hoofd moeten zien. Ten eerste, ongehoorzaamheid aan God kan leiden tot ziekte. Dat was de ervaring die David had toen hij probeerde zijn zonde te verbergen (Ps.32). Ten tweede, zonde kan de hele gemeente verontreinigen. We zondigen nooit alleen, want zonde heeft in zich te groeien en te verontreinigen. Deze persoon moest zijn zonde aan de gemeente belijden omdat hij tegen de gemeente gezondigd had. Ten derde, er is genezing (fysiek en geestelijk) als met de zonde is afgerekend. ‘Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar wie ze belijdt, en nalaat, vindt ontferming’ (Spr. 28:13). Jakobus schreef: ‘Maak er een gebruik van de zonden aan elkaar te belijden’ (letterlijke vertaling). Verberg je zonden niet voor elkaar en stel belijdenis niet uit.

De ‘belijdenis’ waarover Jakobus schrijft werd in het midden van de gelovigen gedaan. Hij suggereert niet dat we onze zonden dienen te belijden aan een priester of voorganger. We belijden onze zonden ten eerste aan de Heer (1 Joh.1:9), maar we dienen ze ook te belijden aan hen die er ook door ‘geraakt’ zijn. Persoonlijke zonde dient persoonlijk beleden te worden. Publieke zonden dienen publiek beleden te worden.

Markus 6

‘En zij vertrokken en predikten dat men zich moest bekeren, en zij dreven vele demonen uit en zalfden vele zieken met olie en genazen hen’ (Mark.6:12-13). Van alle vier de schrijvers van de Evangeliën is Markus de enige die vermeld ‘en zalfden vele zieken met olie’. Hier moeten we denken aan olie ter verlichting van de zieken, niet ter genezing, hoewel God ook olie, als medicijn ter verlichting of genezing kan gebruiken. In de tekst staat het gebruik van olie ook los van de genezing: ‘zalfden met olie én genazen velen’. Uit deze tekst kan geen ‘bewijs’ worden gevonden voor een eventuele zalving van zieken zoals bedoeld in Jakobus 5:14. Het gaat hier om toepassing van olie aan ongelovigen en in Jakobus gaat het om gelovigen. In Jakobus 5 gaat het om een gelovige die de oudsten van de Gemeente bij zich laat komen en daar is in Markus geen sprake van.

Tenslotte

Het is veelbetekenend dat het woord ‘zalven’ aleipsantes is (‘inwrijven met olie’) en niet chriõ (ceremoniële zalving). Het eerste is het alledaagse woord en het laatste is het heilige en religieuze woord. Daarom suggereert James geen ceremonie van rituele zalving als middel tot goddelijke genezing. In plaats daarvan verwijst hij naar de gangbare praktijk om olie te gebruiken als middel om eer, verfrissing en verzorging te schenken. De vrouw ‘goot’ (aleiphõ) parfum (balsem of mirre) op Jezus’ voeten (Luk.7:38; Joh.11:2). Een gastheer zalft met olie (aleiphõ) op het hoofd van zijn gasten (Luk.7:46). Een persoon die aan het vasten is, zou dat niet moeten doen; bedroefd en onverzorgd zijn, maar moet ‘olie’ (aleiphõ) op zijn hoofd smeren en zijn gezicht wassen. ‘Maar u, als u vast, zalf uw hoofd en was uw gezicht’ (Mat.6:17). Zo wijst Jakobus erop dat de ‘zwakke’ (asthenei) en ‘vermoeide’ (kammonta) zich goed, verfrist en bemoedigd zou worden door de ouderlingen die olie op de hoofden van de moedelozen smeerden en voor hen baden.

Laat het ons duidelijk zijn dat we altijd met en vóór elkaar kunnen bidden als er noden zijn. Wil men toch de zalving in de praktijk brengen dan blijft de vraag op welke wijze dat dient te gebeuren, de Bijbel geeft ons daarover geen uitsluitsel. Ook vinden we nergens een vermelding dat de Heer Jezus iemand heeft gezalfd, ook niet vanwege ziekte, Hij legde hun soms de handen op.

De vraag blijft wat nemen we in de Bijbel letterlijk en wat geestelijk? De ziekenzalving zullen velen letterlijk nemen en toepassen, maar wat met de volgende voorbeelden? ‘En wat ziet u de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen ook merkt u niet? (Mat.7:3). Gaat het hier om een letterlijke splinter en balk? En hakt u uw hand of voet af, of rukt u uw oog uit, op grond van Markus 9:43-47? En wat bijvoorbeeld met de voetwassing, letterlijk of geestelijk? (Joh.14). U begrijpt wel dat alles in de Bijbel een uitleg nodig heeft en de betekenis gezocht moet worden met inachtneming van de hele Schift.

___________________________________________________________________________________________________