Serie: Ik ben uitspraken – Deel 1 – Inleiding

27 augustus, 2024

Serie – Ik Ben, die Ik ben

Deel 1 – Inleiding

‘Ik ben, die Ik ben’

Inleiding

‘Daarop zeide Mozes tot God: Maar wanneer ik tot de Israëlieten kom en hun zeg: De God uwer vaderen heeft mij tot u gezonden, en zij mij vragen: hoe is zijn naam? Wat moet ik hun dan antwoorden?’ (Ex.3:13)

Wat zeggen de mensen wie Ik ben?

De filosoof Hegel heeft ooit gezegd dat religie ‘bestaat uit het gebruik of de uitoefening van gevoelens en gedachten bij het vormen van een idee of representatie van het Absolute Wezen’ en dat ‘God de Absolute Geest is, d.w.z. hij is het zuivere Wezen dat zichzelf tot zijn eigen object maakt en in deze beschouwt alleen zichzelf, of wie is. Volgens Aristoteles is God een Eerste Onbewogen Beweger, een godheid die oorzaak en telos van iedere beweging is. Hij heeft geen materie en is puur energeia. Voor Plato is God transcendent – ​​het hoogste en meest volmaakte wezen – God moet een eerste oorzaak zijn en een zelfbewogen beweger, anders zal er een oneindige terugval zijn naar oorzaken van oorzaken. Plotinus stelde: God is een onpersoonlijk Het, dat alleen beschreven kan worden in termen van wat hij niet is. In het (katholieke) christendom hebben de vijf godsbewijzen van Thomas van Aquino (1225-1274) in de 13e-eeuw ingang gevonden, maar deze zijn al door veel Bijbelonderzoekers als achterhaald beschouwt. De vraag blijft: kun je wel ‘bewijzen’ dat God bestaat?

Paulus vond in Griekenland een beeld gewijd aan de Onbekende God (Hand.17:22-23). De Griekse filosofen in Paulus’ dagen waren zonder God en zonder hoop  (Ef.2:12). Daar stelde de apostel tegenover: ‘Want toen ik de stad doorging en uw voorwerpen van verering bekeek, vond ik ook een altaar aan waarop een opschrift stond: Aan een onbekende God. Wat u dan, zonder het te kennen vereert, dat verkondig ik u. De God die de wereld heeft gemaakt en alles wat daarin is, Hij die Heer is van hemel en aarde, woont niet in met handen gemaakte tempels, en wordt ook niet door mensenhanden verzorgd alsof Hij nog iets nodig heeft, daar Hijzelf aan allen het leven en adem en alles geeft. En Hij heeft uit één bloed het hele mensengeslacht gemaakt om op het hele aardoppervlak te wonen, terwijl Hij de bepaalde tijden en grenzen van hun woonplaats heeft vastgesteld, opdat zij God zouden zoeken, of zij misschien naar Hem mochten tasten en Hem vinden, hoewel Hij niet ver is van ieder van ons. Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, zoals ook enigen van de dichters onder u hebben gezegd: ‘Want wij zijn ook van zijn geslacht.’ (Hand.17:23-28)

Redenen waarom we God zouden zoeken

 ‘Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen die U Mij uit de wereld hebt gegeven. Ik heb hun uw naam bekend gemaakt, en zal die bekend maken’ (Joh.17:6, 26)

Weten wie God is – de Schepper van hemel en aarde – is één ding, maar God persoonlijk leren kennen is een ander. God persoonlijk leren kennen is noodzakelijk om verlost te worden van zonde en gered te worden van de dood. ‘En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God en Jezus Christus die U hebt gezonden.’ (Joh.17:3) De tweede reden waarom wij God moeten zoeken en weten wie Hij is, is dat we door Hem geschapen zijn om Hem te verheerlijken. ‘Want wij zijn zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, die God tevoren heeft bereid, opdat wij daarin zouden wandelen.’ (Ef.2:10) ‘En toch wil hij u loven, die mens, een deel van uw schepping. Gij zet hem aan om er vreugde in te vinden u te loven, want gij hebt ons gemaakt naar u, en ongerust is ons hart totdat het zijn rust vindt in u.’ (Augustinus – 354-430) Een derde reden om God te zoeken is om op Hem te gelijken zoals Hij is. De afgoden van de heidenen ‘zijn zilver en goud, het werk van mensenhanden: zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar zien niet; zij hebben oren, maar horen niet; zij hebben een neus, maar ruiken niet; hun handen, maar zij tasten niet; hun voeten, maar zij gaan niet; Zij geven geen geluid met hun keel. Wie hen maakten, zullen worden als zij, ieder die op hen vertrouwt.’ (Ps.115:4-8) We worden gelijk aan de god die we aanbidden! ‘En zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij ook het beeld van de Hemelse dragen.’ (1Kor.15:49) We hoeven niet te wachten tot de dag dat God ons tot Zich neemt om het beeld van de Hemelse te dragen. Wanneer wij ons uitstrekken tot gemeenschap met God en wandelen voor zijn aangezicht in gehoorzaamheid aan zijn woord, zal het beeld van Christus in ons zichtbaar worden. ‘Want die Hij tevoren heeft gekend, heeft Hij ook tevoren bestemd om aan het beeld van zijn Zoon gelijkvormig te zijn.’ (Rom.8:29; Gal.4:20)

Voorbereiding

Mozes heeft veertig jaar in Egypte doorgebracht en werd daar onderwezen in alle wijsheid van de Egyptenaren (Hand.7:22). Daarna bracht hij veertig jaar door in Midjan en werkte als een schaapsherder. Mozes moest eerst door de Heer vernederd worden voordat hij verhoogd kon worden om het volk Israël uit Egypte leiden naar het beloofde land. Het volk Israël werd gezien als een kudde en een kudde heeft een herder nodig; en dat zou Mozes zijn (Ps.77:21; 78:52; Hand.20:28). God had tachtig jaar nodig om Mozes voor te bereiden, voordat Mozes Hem veertig jaar kon dienen; God heeft geen haast! Mozes nieuwsgierigheid bracht hem in aanraking met God. Vanuit de brandende braamstruik sprak God tot Mozes: ‘Kom niet dichterbij: doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats, waarop gij staat, is heilige grond. Voorts zeide Hij: Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. Toen verborg Mozes zijn gelaat, want hij vreesde God te aanschouwen.’ (Ex.3:5-6) Maar de Here openbaarde aan Mozes dat Hij betrokken was met het volk Israël, dat Hij hun ellende kende en dat Hij het volk te hulp zou komen, en… Mozes was de man die de Here daarvoor aanwees. ‘En de Here zeide: Ik heb terdege gezien de ellende van mijn volk, dat in Egypte is, en hun gejammer over hun drijvers gehoord, ja, Ik ken hun smarten. Daarom ben Ik nedergedaald om hen uit de macht der Egyptenaren te redden en uit dit land te voeren naar een goed en wijd land, een land vloeiende van melk en honig, naar de woonplaats van de Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. En nu, zie, het gejammer der Israëlieten is tot Mij doorgedrongen; ook heb Ik gezien, hoezeer de Egyptenaren hen verdrukken. Nu dan, ga, Ik zend u tot Farao, om mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte te leiden.’ (Ex.3:7-10) Hoewel Mozes iemand had gedood in Egypte, het volk hem had verworpen, hij al op leeftijd was, dat voor God geen reden om Mozes niet als leider van het volk aan te stellen (1Kor.1:26-31).

Bekendmaking

Als Mozes in Egypte, bij de farao iets wilde bereiken, moest het hij volk Israël toch kunnen laten weten in wiens opdracht hij dat zou gaan doen. ‘Daarop zeide Mozes tot God: Maar wanneer ik tot de Israëlieten kom en hun zeg: De God uwer vaderen heeft mij tot u gezonden, en zij mij vragen: hoe is zijn naam? wat moet ik hun dan antwoorden? Toen zeide God tot Mozes: Ik ben, die Ik ben. En Hij zeide: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden.’ (Ex.3:13-14) De naam ‘Ik ben’ komt van het Hebreeuwse woord YHWH. Om deze heilige naam uit te spreken gebruikten de joden de klinkers van de naam Adonai (Heer) en veranderden YHWH in Jahweh (HEER) in onze vertalingen. De naam brengt het concept van absoluut zijn over, Degene die is en wiens dynamische aanwezigheid namens ons werkt. Het brengt de betekenis over van ‘Ik ben wat ik ben, en ik verander niet. Ik ben hier met jullie en voor jullie. De naam Yahweh (Jehovah, Heer) was gekend in de tijd van Set (Gen.4:26), Abraham (14:22, 15:1), Izaäk (25:21-22), en Jakob (28:13; 49:18). Hoe het ook zij, de volle betekenis van de naam is niet geopenbaard. Mozes waarschuwde de joden ‘Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie zijn naam ijdel gebruikt.’ (Ex.20:7; Deut.28:58) Hun vrees voor Gods oordeel ligt aan de grondslag om de naam van Yahweh niet te gebruiken en stelden daarvoor de naam Adonai in de plaats.

Negen plaatsen in het Oude Testament vinden we een verdere uitbreiding of aanvulling voor de naam ‘Ik ben’ om nog meer de goddelijke natuur aan te geven en Gods betrokkenheid tot zijn volk.

  • Yahweh-Jireh: ‘De Here zal erin voorzien; waarom nog heden gezegd wordt: Op de berg des Heren zal erin voorzien worden (Gen.22:14).

  • Yahweh-Rophe: ‘Ik, de Here, ben uw Heelmeester.’ (Ex.15:26)

  • Yahweh-Nissi: ‘Toen bouwde Mozes een altaar en noemde het: de Here is mijn banier.’ (Ex.17:15)

  • Yahweh-M’kaddesh: ‘Zo zult gij mijn inzettingen nauwgezet in acht nemen; Ik ben de Here, die u heiligt.’ Lev.20:8)

  • Yahweh-Shalom: ‘Toen bouwde Gideon daar een altaar voor de Here en noemde dat: De Here is vrede.’ (Ri.6:24)

  • Yahweh-Rohi: ‘Een psalm van David. De Here is mijn herder, mij ontbreekt niets’ (Ps.23:1)

  • Yahweh-Sabaoth: ‘De Here der heerscharen is met ons, een burcht is ons de God van Jakob.’ (Ps.46:8)

  • Yahweh-Tsidkenu: ‘In zijn dagen zal Juda behouden worden en Israël veilig wonen; en dit is zijn naam, waarmede men hem zal noemen: de Here onze gerechtigheid.’ (Jer.23:6)

  • Yahweh-Smahhah: ‘De omtrek is achttienduizend el en de naam der stad zal voortaan zijn: de Here is aldaar.’ (Ez.48:35)

Deze namen verwijzen allemaal naar de Heer Jezus, want Hij is Yahweh-Jireh. Wat is Gods naam? Zijn naam is ‘Ik ben’ en dat is ook de naam van zijn Zoon, Jezus Christus!

Opmerking

De aanduiding ‘getuigen van Jehovah’ wordt in de Griekse Christelijke geschriften (het Nieuwe Testament) niet gevonden; wel ‘getuigen van Jezus’ (Hand.1:8; 13:31 en Op.17:6 – vergelijk ook Op.2:13 en Hand.22:20). Voor verdere uitleg zie het artikel ‘Waarom ik geen Jehova getuige ben’ of ‘Vragen aan Jehova’s getuigen’ in de rubriek Diverse Onderwerpen op deze website.

Jezus, de Christus de Zoon van God

Het is niet zonder betekenis dat alle ‘Ik ben’ vermeldingen opgenomen zijn in het Evangelie naar Johannes. Het evangelie van Mattheüs is gericht tot het joodse volk en menselijk geredeneerd is het evangelie naar Johannes meer geëigend om de ‘Ik ben’ vermeldingen op te nemen. Waarom dan toch Johannes? Omdat Johannes ‘zijn’ evangelie geschreven heeft om aan te tonen dat de Heer Jezus de eeuwige Zoon van de Vader is, die het Leven is en het leven geeft aan hen die in Hem geloven. ‘Jezus dan heeft nog vele andere tekenen voor de ogen van de discipelen gedaan, die niet geschreven zijn in dit boek; maar deze zijn geschreven opdat u gelooft dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat u gelovend het leven hebt in Zijn Naam.’ (Joh.20:30-31) Naast zijn oproep tot zijn luisteraars om tot Christus te komen om behouden te worden, getuigd Johannes ook van de godheid van Christus. Maar in dat geloof staat hij niet alleen, want in ‘zijn’ evangelie voert hij nog zeven andere personen aan die belijden dat Jezus is de Christus de Zoon van God.

Johannes de doper: ‘En ik heb gezien en getuigd dat Deze de Zoon van God is.’ (Joh.1:34)

Nathanaël: ‘Nathanaël antwoordde Hem: Rabbi, U bent de Zoon van God.’ (Joh.1:50)

De Samaritanen: ‘Wij geloven niet meer op uw zeggen, want wijzelf hebben Hem gehoord en weten dat Deze waarlijk de Heiland van de wereld is.’ (Joh.4:42)

Petrus: ‘En wij hebben geloofd en erkend dat U de Heilige van God bent.’ (Joh.6:69)

De blinde bedelaar: ‘En hij zei: Ik geloof Heer. En hij aanbad Hem.’ (Joh.9:38)

Martha, de zuster van Maria en Lazarus: ‘Geloof je dat? Zij zei tot Hem: Ja Heer, ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God.’ (Joh11:27)

De apostel Thomas: ‘Thomas antwoordde en zei tot Hem: ‘Mijn Heer en mijn God.’ (Joh.20:28)

Aan deze getuigenissen kunnen we het getuigenis van de Heer Jezus zelf nog toevoegen, Die zei dat Hij de Zoon van God was; door de Vader gezonden in deze wereld. Dat blijkt duidelijk uit meerdere gedeelten uit het Johannes evangelie zoals Johannes 5:24-27, 10:22-39 en hoofdstuk 17. Johannes 4:26; 8:24,28,58; 13:19 en 18:5-6 en bevestigen Jezus’ godheid als de grote ‘Ik ben’. Hij zei tot de Samaritaanse vrouw: ‘Ik ben het, die tot u spreekt.’ (Joh.4:26) En ook waarschuwde Hij de ongelovige joden: ‘Want als u niet gelooft dat Ik het ben, zult u in uw zonden sterven.’ (Joh.8:24).

_______________________________________________________________________________