Bijbel – Nieuw Testament
De Evangelieën
Inleiding op het evangelie naar Mattheüs
Het Joodse karakter van het evangelie naar Mattheüs
-
Het evangelie is geschreven door een Joodse tollenaar genaamd Levi (Mat.9:9-13; Luk.5:27-32; Mark.2:13-17).
-
Gelet op zijn plaats in het Nieuwe Testament is het de ‘brug’ tussen het Oude en het Nieuwe Testament.
-
In het evangelie wordt veel verwezen naar teksten uit het Oude Testament. Sommigen tellen 53 tekstvermeldingen uit het Oude Testament en 76 verwijzingen naar oudtestamentische gedeelten, een totaal van 129. Mattheüs verwijst naar 25 van de 39 oudtestamentische boeken. Het woord ‘opdat vervuld werd’ wordt 12 keer gebruikt (zie: 1:22; 2:15, 17, 23, enz.)
-
Christus wordt vaak aangesproken als ‘Zoon van David’ (1:1; 9:27; 12:23 enz.)
-
Er wordt overvloedig verwezen naar ‘het Koninkrijk der hemelen’, en daarom kan het evangelie worden gedefinieerd als ‘Het Evangelie van het Koninkrijk’.
-
Het Joods karakter van het evangelie komt duidelijk tot uitdrukking.
Het begint met de vermelding van Christus genealogie tot op Abraham (1:11-17); de informatie over Jozef (1:18-25); de opdracht voor de discipelen om te gaan naar de ‘verloren schapen van het huis Israëls’ (hfdst.10); Christus verwerping door de Farizeeërs (hdst.23); en verschillen gelijkenissen in de hoofdstukken 20-23.
Het hoofdonderwerp van het evangelie naar Mattheüs
-
Mattheüs is niet chronologisch zoals Markus en Lukas.
Mattheüs heeft die gedeelten van Jezus’ leven zo geselecteerd om een speciaal doel te benadrukken. Christus is de Koning van de Joden, verworpen door zijn volk, gekruisigd voor de wereld, en opgenomen in heerlijkheid.
-
In de hoofdstukken 1-10 openbaard Christus zich als de langverwachte koning van de Joden.
Hij werd geboren zoals voorzegt, aangekondigd door de door God aangestelde boodschapper, en bevestigd door God door de werken die door de profeten waren aangekondigd. In de hoofdstukken 11-13 stonden de Joodse leiders tegen Christus op en beweerden dat zijn werken uit de duivel waren. Zij beriepen zich op hun zelfontworpen tradities en religieuze gebruiken in plaats van Gods principes. Hoewel Hij veel wonderen verrichtte, verwierp het volk Hem; het resultaat was dat Hij zich tot de volkeren wendde. ‘Kom tot Mij allen die vermoeid zijt’ (Mat.11:28) en gaf in hoofdstuk 13 de gelijkenissen van het koninkrijk der hemelen. Hij beschreef in deze gelijkenissen hoe het koninkrijk zich in deze wereld zou gaan ontwikkelen.
-
In de hoofdstukken 14-20 trekt Christus zich met zijn discipelen terug uit de openbaarheid om zich voor te bereiden op zijn lijden en sterven aan het kruis.
Natuurlijk, Hij blijft een openbare dienst uitoefenen, maar in die tijd geeft Hij speciaal onderwijs aan zijn discipelen over zijn aanstaande dood en opstanding. In deze hoofdstukken vinden we Petrus’ grote belijdenis van Christus, de eerste aankondiging van Jezus’ dood en de eerste vermelding van de Gemeente.
-
In de hoofdstukken 21-27 vinden de openlijke verwerping van de Koning.
Wat begon als een afwijzing wordt openlijke vijandschap dat tot zijn kruisiging leidt. In die tijd is de Heer in openlijke conflict met de religieuze leiders. Hij onderwijst zijn discipelen hoe de toekomst er uit zal zien (hfdst.26-27) en sterft op het kruis als de Koning van de Joden (27:29).
-
Het laatste hoofdstuk vermeld zijn opstanding en hemelvaart als de Koning die alle macht op hemel en aarde heeft.
Het Koninkrijk der hemelen
-
Het Koninkrijk des hemels verwijst naar Gods regering op aarde
Gods regering verschilt van vorm in verschillende tijdsgewrichten. In het begin, bestuurde God de aarde door de persoon van Adam, die hij stelde om de schepping te bewerken en te bewaren. Gedurende de dagen van Israël, had God het bestuur in handen van koningen en richters gegeven. Toen Israël in ballingschap gevoerd werd regeerde hij door andere volkeren (Dan.2:37). Christus stelde Zichzelf voor aan de Joden toen Hij op aarde kwam (Mat.4:17), maar ze aanvaarden hem niet. ‘Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen’ (Joh.1:11). De Joden verwierpen het koninkrijk toen zij de Koning verwierpen.
-
In Mattheüs 13 wordt het Koninkrijk der hemelen voor deze tijd beschreven. Het is een mix van goed en kwaad, waar en onwaar. Aan het einde van dat tijdperk wordt het kwade van het goede gescheiden, en het koninkrijk zal op aarde opgericht worden in heiligheid en gerechtigheid. De Gemeente maakt deel uit van het koninkrijk der hemelen, maar is niet het koninkrijk der hemelen. Door Mattheüs 13 op de Gemeente toe te passen ontstaat verwarring. Mogelijk is de beste omschrijving van ‘het koninkrijk der hemelen’ in het hedendaags taalgebruik ‘het Christendom’ de kerk in de praktijk in deze wereld, een mix van waarheid en vals.