Bijbel – Nieuwe Testament – 1 Thes.5:1-11 – Vrede en veiligheid en geen gevaar!

30 juni, 2025

Bijbelboeken: 1 Tessalonicenzen

Bijbel – Nieuwe Testament

1 Thessalonicenzen 5:1-11

Vrede en veiligheid en geen gevaar!

Voorwoord

“Wanneer zij zullen zeggen: Vrede en veiligheid, dan zal een plotseling verderf over hen komen zoals de barensnood over een zwangere; en zij zullen geenszins ontkomen.”

President Trump is aardig bezig om overal vrede te sluiten en beroemt zich erop dat hij dat tot stand heeft gebracht. Ik schrijf 30 juni 2025 en Trump heeft, zo beweert hij, vrede gesloten tussen Israël en Iran, Congo en Rwanda, Pakistan en India en de volgende poging is een vrede te bewerkstelligen tussen Israël en Gaza. Ook heeft hij gezegd dat er grote dingen staan te gebeuren met de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. En er zijn al geruchten dat hij Nobel vredeprijs zal ontvangen. Vrede alom zou je denken! Dat deed mij denken aan bovenstaande tekst uit de eerste brief van de apostel Paulus die hij schreef aan de gelovigen te Thessaloniki. En het is waar, de wereld verlangt naar vrede en die vrede zal er ook komen maar dat is dan slechts een voorbode die voorafgaat aan de Dag des Heren; een dag waarop God het aardrijk zal oordelen.

Inleiding

Voor de ongelovigen heeft de oorlog van Israël tegen Iran en hun proxies (Hamas, Hezbollah en de Huthis) geen enkele betekenis; het is gewoon de zoveelste oorlog van Israël! Dat komt omdat de ongelovige mens en wereldleiders de ‘tekenen van de tijden’ niet kunnen verstaan. De profeet Micha zegt tot Israël: “Wel zijn nu vele volkeren tegen u vergaderd, die zeggen: Zij worde ontwijd, en mogen onze ogen zich aan Sion verlustigen! Maar zij kennen de gedachten des Heren niet en verstaan zijn raadslag niet, dat Hij hen verzamelt als schoven op de dorsvloer.” (Mi.4:12) Voor de gelovige liggen de zaken totaal anders, deze ziet de huidige gebeurtenissen van het Midden-Oosten in het licht van Gods Woord, en dat Woord leert hem dat Jezus komst nabij is! Maar dat niet alleen, ook Gods toorn is aanstaande! Die toorn is bestemd voor de ongelovigen en niet voor de gelovigen, want Paulus had daarover met de gelovigen te Thessaloniki overgesproken en gezegd dat “Jezus, die ons redt van de komende toorn.” (1Thes.1:9). In dit gedeelte wordt dat nog maar eens bevestigd, door te zeggen: “Want God heeft ons niet bestemd tot toorn.” (5:9). Hoe ‘redt’ Jezus ons van de komende toorn? Wel dat is duidelijk gemaakt door wat Paulus in de verzen 13-18 van het vorige hoofdstuk heeft gezegd: “Daarna zullen wij, de levenden, die overblijven, samen met hen in wolken worden opgenomen de Heer tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Heer zijn.” (Vs.17) De gelovigen uit Thessaloniki hadden “zich van de afgoden bekeerd om de levende en waarachtige God te dienen en zijn Zoon uit de hemel te verwachten, die Hij uit de doden heeft opgewekt, Jezus die ons redt van de komende toorn.” (1:9-10)

De Dag van de Heer

Dus, het eerste wat op de profetische agenda staat dat moet gebeuren is de Opname. Uit het verband van 1Thes.5:2 met vs.9 en 1:10 blijkt dat ‘de dag van de Heer’ gelijkgesteld kan worden met de toorn, niet met de Opname (1Thes.1:10). De ‘dag des Heren’ omvat heel de periode, die begint na de opname van de Gemeente en duurt tot en met het laatste oordeel. Het is de ‘dag van wrake’, die volgt op de ‘dag van genade’ (Jes.61:2). Want na het ‘aangename jaar de Heren’ komt ‘de dag, brandende als een oven’ (Mal.4:1). Onder andere de volgende profeten spreken over ‘de dag des Heren’ (Am.5:18-20; Jes.2:12, 13:6-16; Mi.7:4-6; Zef.1:14-16; Ez.30:3-12). Volgens Ironside begint de ‘dag van de Heer’ wanneer ‘de dag van de genade’ beëindigd is. De ‘dag van de Heer’ volgt op de Opname. Het zal een tijd zijn waarop Gods oordelen over de aarde worden uitgestort. Het sluit de tijd in wanneer de Heer terugkomt met zijn heiligen om zijn vijanden te oordelen en het koninkrijk in bezit zal nemen; om te heersen in gerechtigheid voor een duizendjarige periode (vgl.Zach.14:5; 2Thes.1:10; Kol.3:4). Volgens Scofield beslaat ‘de dag van de Heer’ (ook genoemd ‘die dag’ en ‘de grote dag’ die tijd die begint met de terugkeer van de Heer Jezus in heerlijkheid, en eindigt met de reiniging van de hemel en de aarde door vuur om plaats te maken voor de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. (Jes.65:17-19, 66:22; 2Petr.3:13; Op.21:1). Rene Pache zegt in zijn ‘Komende Christus’ over de dag des Heren: ‘Dit is de korte periode van verschrikkelijke oordelen, die onmiddellijk aan de komst van Christus in zijn heerlijkheid voorafgaat, en die samenvalt met de regering van de antichrist’. De dag van de Heer is dus een dag van oordelen die aan het Messiaanse rijk voorafgaan. Synoniem aan: ‘tijd van benauwdheid’ – ‘uur van de verzoeking’ – ‘dag van de verbolgenheid des Heren’ – ‘gramschap’ – ‘toorn’ – ‘de grimmigheid’ (Jes.2:12, 13:6; Ez.13:5, 30:3; Joël 1:15, 2:1,11,31, 3:14; Am.5:18,20; Ob.:15; Sef.1:7,14; Zach.14:1; Mal.4:5; Hand.2:20; 1Thes.5:2; 2Thes.2:2; 2Petr.3:10)

De uitdrukking: “Tijden en Gelegenheden”

Deze uitdrukking vinden we drie keer vermeld in de Bijbel en staan altijd in relatie met het volk Israël. Dat wordt duidelijk uit de uitleg van de droom van Nebukadnessar waar we in Daniël 2:21 lezen: “Hij toch verandert tijden en stonden, Hij zet koningen af en stelt koningen aan, Hij verleent wijsheid aan wijzen en kennis aan hen die inzicht hebben.” Vanaf vers 44 wordt dat duidelijk: “Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid.” De tweede vermelding vinden we in Handelingen 1:6-7 en daar lezen we: “Zij dan, die waren samengekomen, vroegen Hem aldus Heer, zult u in deze tijd het koninkrijk voor Israël herstellen? Hij echter zei tot hen: Het komt u niet toe tijden of gelegenheden te weten die de Vader in zijn eigen macht heeft gesteld.” Er is nog een grote toekomst voor het volk Israël weggelegd maar dat zal pas werkelijkheid worden bij de zichtbare komst van de Messias na de Dag van de Heer. En de der vermelding is dan in 1 Thessalonicenzen 5:1 – “Maar wat de tijden en de gelegenheden betreft broeders, hebt u niet nodig dat u geschreven wordt. Want u weet zelf dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht. Wanneer zij (!) zullen zeggen: Vrede en veiligheid, dan zal een plotseling verderf over hen komen, zoals de barensnood over een zwangere, en zij (!) zullen geenszins ontkomen.” Na die dag van de Heer, zal het vrederijk worden opgericht en zal Israël een heerlijke toekomst tegemoet gaan onder heerschappij van hun Messias!

Onverwacht

De Dag van de Heer komt als een dief in de nacht voor de ongelovigen; de gelovigen waren daarvan op de hoogte (vs.2). Een plotseling verderf zal over deze wereld komen, zoals de barensnood over een zwangere, en zij zullen geenszins ontkomen (vs.3) De signalen van de eindtijd worden door de ongelovigen niet opgemerkt, zoals het was in de dagen van Noach en Lot zo zal het ook in de eindtijd zijn! (1Petr.3:20; Gen.19:12-14). Ook de Heer Jezus waarschuwde het volk voor aanstaande de verwoesting van de stad Jeruzalem en de tempel, maar het merendeel gaf er geen aandacht en zijn omgekomen toen de legeraanvoerder Titus Jeruzalem belegerde en het verwoestte (Luk.19:19vv.). Het tegenovergestelde zal bewaarheid worden. In de plaats van “Vrede en veiligheid, zal een plotseling verderf over hen komen.” (5:3) In Mattheüs lezen we: “Want zoals zij waren in die dagen vóór de zondvloed, etend en drinkend, trouwend en uithuwelijkend, tot op de dag dat Noach in de ark ging, en zij het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn.” (Mat.24:38-39) “Dan zullen er twee in het veld zijn, een zal aangenomen worden om het Vrederijk binnen te gaan, de ander zal achtergelaten worden in het oordeel.” (Vs.40-41) Men bemerkte het niet omdat men de signalen had genegeerd.

“Wij” en “Zij”

Wie maken de dag van de Heer mee? “Zij” natuurlijk, de ongelovigen! Want ”wij” zijn niet van de nacht of de duisternis dat die dag ons als een dief zou overvallen!  Wij weten als kinderen van het licht nauwkeurig wat de toekomst zal brengen. De gelovigen waren door de apostel Paulus daarover nauwkeurig ingelicht: “Herinnert u zich niet dat ik u dit gezegd heb, toen ik nog bij u was?” zo schrijft hij in zijn tweede brief (2Thes.2:5). Let op de herhaalde vermelding van het ‘wij’ en ‘zij’ in de verzen 4:13-18 en 5:1-11. Waarom maken wij de dag van de Heer niet mee, want: “Wij, de levenden” zullen worden opgenomen, de Heer tegemoet in de lucht” maar “zij” zullen een plotseling verderf tegemoet gaan.

Nogmaals maar eens vermelden dat er in Paulus’ tweede brief, in een aantal Bijbelvertalingen een zeer storende fout is geslopen. Het gaat om 2 Thessalonicenzen 2:2 waar behoort te staan: “alsof de dag van de Heer al aangebroken zou zijn” maar in sommige vertalen staat “alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn.” Dat heeft ervoor gezorgd dat velen er verkeerdelijk van uitgaan dat de gelovigen door de Grote Verdrukking, de dag van de Heer, de periode van het oordeel zouden moeten meemaken. Omdat de “dag van Christus” verwijst naar Jezus komst voor de Gemeente! In mijn artikel over 2 Thessalonicenzen kunt daaroveer meer uitleg vinden; daar ga ik hier niet verder op in. Maar uit het gedeelte dat wij in dit artikel bespreken blijkt overduidelijk dat de gelovigen niet, maar de ongelovigen wél de dag van de Heer, het oordeel zullen moeten ondergaan.

Vrede en veiligheid

Een wit paard

Komt er zo’n periode van “vrede en veiligheid” in de eindtijd, waarover Paulus spreekt? Ja, zo’n moment komt en daarover spreekt Johannes in ‘zijn’ Openbaring: “En ik zag hoe het Lam het eerste van de zegels opende en ik hoorde een van de vier dieren met een stem als van een donderslag zeggen: Kom en zie! En ik zag en zie, een wit paard, en Hij Die erop zat, had een boog. En Hem was een kroon gegeven en Hij trok uit, overwinnend en om te overwinnen.” (Op.6:1-2) De vrede en veiligheid waarvan Paulus spreekt (1Thes.5:3) is een schijnvrede waarvan het witte paard een metafoor is. Wie de ruiter is wordt niet duidelijk; allerlei opties zijn genoemd maar geen daarvan overtuigd. Om maar een paar te noemen Christus, de Antichrist, het Hoofd van het herstelde Romeins rijk en de “komende vorst” van Dan.9:26.

Een vuurrood paard

Het optreden van de vier paarden kan mogelijk gelijktijdig gebeuren; daarheen wijst vs.8 waar gesproken wordt van “hun wordt macht gegeven over een vierde deel van de aarde om te doden met zwaard en met honger en met de dood en door de wilde dieren van de aarde.” “En toen het Lam het tweede zegel geopend had, hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom en zie! En een ander paard, dat rood was, trok uit, en aan hem die erop zat, werd macht gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en te maken dat men elkaar zou afslachten. En hem werd een groot zwaard gegeven.” (Op.6:5-)

Gods programma

Wij mogen de komst, de Opname elk moment verwachten, dat staat in contrast met hen die geloven dat ze de Grote Verdrukking, de laatst jaarweek van Daniël, geheel of gedeeltelijk nog moeten meemaken, zoals de aanhangers van de Pre-Wrath visie. (Zie de gelijknamige rubriek om mijn website)  Gelet op de gebeurtenissen die in die tijd zullen gebeuren is het gemakkelijk de komst van Christus te berekenen. We denken maar aan de volgende dingen die dan gebeuren: (1) de afval; niet het verval! (2) de antichrist die zich zal zetten in de tempel; (3) de weerhouder die zal worden weggenomen; wat men er door de voorstanders van de visie dat de Gemeente door de Grote Verdrukking moet gaan, ook onder verstaat(?)

Een ‘verwachting’ van gelovigen die deze visie aanhangen kunnen rustig verder slapen, want ze geloven dat de hier vermelde gebeurtenissen eerst moeten plaatsvinden… Dat is één gevolg, een ander is de angst die velen hebben om de komst van Christus te verwachten, want: “Wat moeten wij nog allemaal meemaken…” Het is duidelijk dat dat een blijde verwachting in de weg staat. De gelovigen te Thessaloniki “hadden zich van de afgoden tot God bekeerd om de levende en waarachtige God te dienen en zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, die Hij uit de doden heeft opgewekt, Jezus die ons redt van de komende toorn.” (1Thes.1:9-10; Op.3:10) We zien niet uit naar de dag van de Heer, maar naar da dag van Christus, wanneer Hij komt om zijn Gemeente thuis te halen en te brengen in de heerlijkheid van de Vader (Ef.5:25-27)

______________________________________________________________________________