Inleiding Bijbelboeken – Oude Testament – Profetische Boeken – Inleiding op Joël

21 augustus, 2023

Bijbelboeken: Joël

Bijbel – Oude Testament

Profetische Boeken

Inleiding op het boek Joël

Het is mogelijk dat Joël de eerste profeet is die zijn boodschap op schrift heeft gesteld. Hij profeteerde vermoedelijk in Juda tijdens de regering van koning Joas (835-796 v.Chr.). Het verslag daarvan vindt u in 2 Koningen 11-12 en 2 Kronieken 22-24. Joas kwam op de troon toen hij zeven jaar oud was, en Jojada was zijn leermeester. Dit is een mogelijke verklaring waarom Joël niets zegt over een koning, omdat Joas nog niet echt als koning fungeerde.

Hosea’s boodschap kwam voort uit een persoonlijk verdriet in zijn eigen gezin. Joël z’n boodschap ontstond door nationale problemen: een sprinkhanenplaag die het land teisterde. Daardoor kwam er een verschrikkelijke droogte (1:19-20) en de combinatie van die twee plagen bracht een hongersnood in het land teweeg. Joël had een boodschap voor het volk van Juda, want hij zag in deze gebeurtenissen de tuchtigende hand van God vanwege hun zonden. Maar achter de sprinkhanenplaag zat een ander ‘leger’ – een letterlijk leger van heidense volken die Jeruzalem aanvielen, mogelijk de Assyriërs (3:2). Met andere woorden, Joël gebruikte het onmiddellijk oordeel van God (de sprinkhanen) als een illustratie van het uiteindelijk oordeel, ‘de dag des Heren’. Joëls boek bestaat uit twee delen: (1) de toenmalige geldende boodschap van de sprinkhanenplaag (1:1-2:27); en (2) de toekomstige boodschap betreffende ‘de dag des Heren’ (2:28-3:21).

Voordat we deze twee boodschappen verder onderzoeken, moeten we te weten zien te komen wat Joël bedoelt met ‘de dag des Heren’. Hij gebruikt deze term vijf keer, in 1:15; 2:1, 11, 31; en 3:14. Andere profeten dan Joël gebruiken het ook: Jesaja 2:12; 13:6-9; 14:3; Jer.30:7-8; 46:10 en ook het hele boek van Sefanja gaat erover. De uitspraak ‘dag des Heren’ verwijst naar een toekomstig gebeuren wanneer God zijn oordelen uitstort op de volken vanwege hun zondige daden gedaan ten opzichte van het Joodse volk (Zie Joël 3:1-8). Het zal gebeuren nadat de Gemeente is opgenomen (Zie 1Thes.1:10 en 5:9-10 en Op.3:10) tijdens een periode van zeven jaar die ook wordt weergegeven met de uitdrukking ‘de Grote Verdrukking’. Het wordt het meest uitvoerig beschreven in Openbaring 6-19. Deze periode zal worden afgesloten met de slag van Armageddon (Joël 3:9-17; Op.19:11-21) en de terugkeer van Jezus Christus op aarde om zijn koninkrijk op te richten.

__________________________________________________________________________________________________