'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
Na de dood van Jozua, werd Israël geleidelijk aan een verdeelde natie. In plaats van op God te vertrouwen, begon het volk de goden van hun heidense buren te vereren, en de geestelijke band die de stammen van Israël bijeenhield werd steeds zwakker en stonden op het punt het te begeven. Het volk neigde ertoe om te doen wat goed was in hun eigen ogen en gaven nog weinig aandacht aan het verbond dat ze met de Here hadden gesloten. Het volk begon om een koning te vragen, iemand die de eenheid zou kunnen herstellen en de vijanden zou verslaan. God voldeed aan hun verzoek en gaf hen Saul, maar niet om hun problemen op te lossen – deze maakte het alleen nog maar erger – maar om het volk duidelijk te maken dat hun grootste nood was terug te keren tot Hem. Helaas, niet eerder dan dat David op het toneel verscheen kwam er pas een echte verandering. David werd door Samuël gezalfd, die de zoon van Elkana en Hanna was. De geschiedenis van het Bijbelboek Samuël begint met een nederige vrouw, die door haar onderdanige houding en vertrouwen op God een voorbeeld voor ons is om na te volgen. De volgende persoon die ons wordt voorgesteld in dit Bijbelboek is de priester Eli, een compromitterende persoonlijkheid die geneigd was om water bij de wijn te doen, maar de eigenlijke hoofdpersoon is uiteraard Samuël, de zoon van Hanna.
Inleiding
De boeken 1 en 2 Samuël vormen de overgang van de periode van de Richteren tot aan de tijd dat het koninkrijk Israël werd opgericht. Samuël was de laatste richter en de eerste nationale profeet (1Sam.3:20; 7:15). Hij was het die Saul tot koning zalfde, en daarna David als zijn opvolger. Een drievoudig snoer, Hanna, Eli en Samuël, dat leidde tot de zalving van koning David en uit diens geslacht kwam tenslotte de Messias, de ware Koning van Israël!
Hanna
Hanna haar naam betekend ‘genade’ en genade straalde ze ook uit in haar leven! God gaf haar genade toen ze leed onder de kwetsende opmerkingen van Peninna, de tweede vrouw van Elkana vanwege haar kinderloosheid. Ze handelde in genade toen ze Eli vriendelijk weersprak toen ze door hem niet begrepen werd en bekritiseerd (Kol.4:6). God handelde in genade met Hanna en ze baarde een zoon die ze van de Here gebeden had en opdroeg, waarna ze een loflied zong. Dat lied was zo mooi en betekenisvol dat veel later Maria, de moeder van Jezus, het overnam (Luk.1:46-55).
Hanna’s verdriet – haar beproeving
Ze leefde in een land dat onderhevig was aan anarchie. Hoewel meerdere vrouwen te hebben voor een man niet expliciet verboden was (Deut.21:15-17) was het toch niet Gods bedoeling, zo mogen we concluderen uit het Nieuwe Testament (Mat.19:4; 1Kor.7:2; Ef.5:28). Het was ook een verdeeld gezin zoals bleek. Daar kwam nog bij dat Hanna geen kinderen kon krijgen omdat ‘de Here haar moederschoot toegesloten had’. Hanna ervoer weer eens een pijnlijke dag in haar leven toen ze met haar gezin deelnam aan het jaarlijks bezoek aan de tempel. Ondanks dat haar man Elka haar echt wel liefhad, stond ze toch min of meer alleen in het gezin. Hanna was onvruchtbaar, en Elkana’s tweede vrouw Peninna, liet haar dat iedere keer merken. Hanna had dan ook niet veel vreugde aan de reis en het moment dat ze offers brachten in de tempel. Ze ging niet aan tafel, maar ging staan in de tempel om te bidden, maar ook daar ontving ze geen begrip. Eli, de hogepriester, zag haar en dacht dat ze onder invloed was, maar wat ze deed was dat ze weende en in stilte bad voor een zoon. ‘Er zijn veel tranen, die het oog nooit bereiken’ en dat zien we bij Hanna, ze droeg een stil verdriet met haar mee. Ze vond bij niemand begrip, dan alleen bij God die zag haar hart en verdriet en hoorde haar gebed en bevestigde dat haar gebed verhoord zou worden. ‘De Here had haar moederschoot gesloten’, maar opende haar ook.
Hanna’s strijd – haar volharding
Hanna was een vrouw van geloof en geduld (Heb.6:12), die zich toewijdde aan God die ze vroeg om een zoon, en wachtte totdat God haar dat op zijn tijd gaf. Ze was geduldig ondanks de houding van Pennina, die haar als een rivale zag in plaats van een vrouw met een gebroken hart en ze was geduldig toen Eli haar beschuldigde van dronkenschap. Ze had gelukkig een toegewijde echtgenoot in Elkana die haar lief had en aanmoedigde de Heer trouw te blijven. Er waren momenten in het leven van Hanna die erg moeilijk waren, maar ze volhardde in haar geloof en dat leidde uiteindelijk tot haar overwinning. Zoals Hanna hebben ook wij wel mensen met wie het moeilijk is om mee om te gaan. Ook bij de hogepriester vond ze geen begrip voor haar verdriet en kinderwens. Ze vertelde Elia, dat ‘ze een diepbedroefde vrouw was, door grote zorg en smart gekweld’ (vs.15-16). Het was de genade van God die Hanna in haar geloof staande deed blijven. Zoals koning David later deed heeft ook Hanna gedaan. ‘Toen het mij bang te moede was, riep ik de Here aan, tot mijn God riep ik om hulp. Hij hoorde mijn stem uit zijn paleis, mijn hulpgeroep tot Hem drong door in zijn oren‘ (Ps.18:7). Hanna’s gebed – haar geloof
Hanna wist wat velen van ons wellicht vergeten hebben, dat God werkt en zijn plan op aarde ook tot stand kan brengen door ‘gewone’ mensen. Hij vroeg Hanna niet om een leger te leiden, zoals Debora (Ri.4-5) of om bij een koning tussenbeide te treden zoals Ester. Hij vroeg haar om eenvoudig geduldig te blijven in haar verlangen en schonk haar een zoon. ‘Verlustig u in de Here; dan zal Hij u geven de wensen van uw hart’ (Ps.37:4). Alles wat Hanna wilde was om een vrouw naar Gods hart te zijn, die handelde naar zijn wil. Door dat te doen, ondanks alle moeilijke omstandigheden, hielp ze mee aan de verlossing van het volk. Hanna was een vrouw die dag en nacht riep tot Hem die haar verstond en aan haar wens tegemoet kon komen (Luk.18:7). Haar gebed werd bekrachtigd door het vasten wat ze deed (1:7,18). Ze was niet alleen een vrouw van gebed, maar wist ook tot Wie ze bad. Na haar confrontatie met de hogepriester Eli, veranderde diens houding en werd haar partner in haar verdriet en wens en antwoordde haar: ‘Ga heen in vrede, en de God van Israël zal u geven, wat gij van Hem gebeden hebt’ (1:17). Wat een bevrijding moet het voor Hanna geweest zijn nadat ze volhard had, tot overgave gekomen was en alles bij God had gebracht, een last viel van haar schouders. Vanaf dat moment ‘at zij weer en haar gelaat toonde geen droefheid meer’ (1:18). Ze had nu niet alleen Eli die haar begreep en bemoedigd had, ook haar man Elkana werd haar gebedspartner, want ‘de volgende morgen stonden zij vroeg op en bogen zij zich neer voor het aangezicht des Heren’ (1:19). Een jaar later gebeurde het dat Hanna zwanger werd en een zoon baarde. Ze noemde hem Samuël, ‘want zeide zij, ik heb hem van de Here gebeden’ (1Sam.1:20)
Hanna’s gave – haar offer
‘Maar ik, met dankzegging zal ik U offers brengen; wat ik beloofd heb, zal ik nakomen’, zo zei de profeet Jona (Jona 2:9; Pred.5:3-4). Zo deed Hanna, ze prees God voor zijn goedheid en gaf terug wat ze beloofd had, haar zoon. De lofzang van Hanna in hoofdstuk 2 werd honderden jaar later overgenomen door de moeder van de Heer Jezus, Maria (Luk.1:46-55). Zowel Hanna als Maria hebben beide hun zoon moeten afstaan, zoals God zijn Zoon had gegeven. Toen, de zoon van Hanna, Samuël groter geworden kwam hij kwam hij in een plaats waar God onteerd werd en het volk misleid. Zo kwam de Heer Jezus in een wereld waar de zonde heerste en de duivel, de overste van deze wereld was (Joh.12:31). En als Eli zijn zonen niet onder controle had, hoe zou hij dan omgaan met Samuël? Maar God trok zich het lot van Samuël aan; en zou er ook niet een biddende moeder achter Samuël gestaan hebben? En te midden van een priesterdom in verval zien we dat Samuël diende voor het aangezicht des Heren (2:18) die opgroeide bij de Here (2:21) en nam toe in aanzien en gunst, zowel bij de Here als bij de mensen (2:26). Samuël werd de laatste richter ‘en geheel Israël van Dan tot Berseba kwam tot de erkenning, dat aan Samuel door de Here het ambt van profeet was toevertrouwd’ (2:20). Samuël, mocht later koning David zalven en uit diens geslacht kwam tenslotte de Messias, de ware Koning van Israël!