'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.
De eerste hoofdstukken van het boek Richteren laten ons niet in onzekerheid wat betreft de situatie waarin het volk Israël in die tijd verkeerde. Het sleutelvers van het boek (17:6) is dan ook veelzeggend: ‘In die dagen was er geen koning in Israël; ieder deed wat goed was in zijn ogen’. De Here was geen Koning meer in Israël, de stammen waren verdeeld, het volk had zich vermengd met de heidense volken, redenen waarom God het volk tuchtigde om hen weer tot Zichzelf te brengen. Het hele boek Richteren kunnen we met de volgende kernwoorden samenvatten: zegen- ongehoorzaamheid – tuchtiging – berouw – bevrijding (Richt.2:10-19).
En in die tijd leefde Gideon, één van de twaalf richters die God bij tijd en wijle riep om het volk te verlossen van hun vijanden. De lijst van geloofsgetuigen die we vinden in Hebreeën 11 begint met de vermelding van Gideon. Dat is niet zonder reden want de overwinning die God door Gideon had verricht was één van die momenten uit de geschiedenis van Israël waaraan het volk graag terugdacht (Ps.83:10-12; Jes.9:3; 10:26). Zijn ‘belangrijkheid’ blijkt ook uit de lengte van het verslag van zijn daden in vergelijking met de andere richters.
Wie was Gideon eigenlijk dat de Here juist hem tot zijn dienst riep? Met de gegevens die ons ter beschikking staan krijgen we de indruk dat zijn familie redelijk welgesteld was, met minsten tien knechten in dienst (6:27). Hij was de jongste van het gezin (6:15). Mogelijk was zijn vader ook betrokken in de Baälverering (6:25), want Gideon had vrees voor zijn familie en de mannen van de stad toen hij de gewijde paal wilde omhakken (6:27). Nee, Gideon begon niet als ‘een dappere held’, zoals de Engel des Heren hem aanspreekt en zijn volksgenoten zagen in hem niet iemand die hun zou kunnen redden uit de macht van Midjan, en zeker niet door een zoon van een boer. Hoe is Gideon dan een ‘dappere held’ geworden? God handelde met Gideon op dezelfde wijze als Hij dat met ons doet: God kan van zwakke mensen, krachtige getuigen maken!
Gideon ontmoet de Engel des Heren (6:11-40)
Voordat de Engel des Heren bij Gideon kwam zond de Heer een (onbekende) profeet tot het volk om hen op te roepen tot terugkeer naar de dienst aan de Here, maar daar werd niet naar geluisterd (6:7-10; vgl. Jer.44:16). Op het moment dat Gideon druk aan het werk was om tarwe uit te kloppen en te verbergen uit vrees voor de Midjanieten, kwam de Engel des Heren bij hem, we zouden zeggen op een ongelegen moment (2Tim.4:2). Wat mogen we verstaan onder de Engel des Heren, die ook Here wordt genoemd, en die Gideon ook zo aanspreekt (6:1vv; 2:1; 5:23; 13:6vv)? De eerste keer dat we de Engel des Heren in dit boek tegenkomen was toen Hij ging van Gilgal naar Bochim (2:1). En later nog een keer wanneer de Engel des Heren verschijnt aan Manoach, de vader van Simson en diens vrouw (13) . De mening van de meeste uitleggers is dat het hier gaat om een persoon van de drie-enige God, de Heer Jezus. Op de woorden waarmee de Engel des Heren Gideon begroet: ‘De Here is met u’, antwoord Gideon: ‘Och, mijn heer, indien de Here met ons is, waarom is dit alles ons dan overkomen? Waar zijn dan al zijn wonderen, waarvan onze vaderen ons vertelden, als zij zeiden: Heeft de Here ons niet uit Egypte gevoerd? Maar nu heeft de Here ons verstoten en ons prijsgegeven aan de greep van Midjan’ (6:13). Een vraag die veel gelovigen ook stellen wanneer ze tegenslag ervaren in hun leven: ‘Waarom overkomt ons dit?’ Het antwoord op Gideons vraag kunnen we vinden in 2:1-4 (1) Het volk had zich niet gehouden aan het verbond, ze waren begonnen altaren te bouwen en de dienst aan de Here na te laten en ze luisterden niet meer naar Gods stem. Wanneer wij in situaties komen waarin we ons gaan afvragen ‘waarom overkomt mij dit?’ gelegen kan zijn in wat de apostel Paulus in de brief aan de Romeinen zegt, namelijk dat we moeten leren begrijpen, dat alle dingen meewerken ten goede voor hun die God liefhebben, tenminste als er geen zonde in ons leven is! Het meest duidelijk zien we dat geïllustreerd in het leven van Jozef die kon getuigen: ‘Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, ten einde te doen, zoals heden het geval is: een groot volk in het leven te behouden’ (Gen.50:20; 45:5-8).
Gideon aanvaard de opdracht (6:27-35)
Nee, Gideon was geen Jesaja die op Gods oproep ‘Wie zal Ik zenden, wie zal voor Ons gaan?’, repliceerde met de woorden: ‘Hier ben ik, zend mij’ (Jes.6:8). Gideon leek eerder op Mozes die herhaaldelijk probeerde onder de opdracht uit te komen (Ex.3:11, 13; 4:1,10,13; Jer.1:6). Gideon beriep zich op zijn geringe afkomst en zijn leeftijd (6:15) en vroeg bovendien om een teken om er zeker van te zijn dat de Here het was, die met hem sprak en de opdracht gaf. Dat teken kreeg hij doordat het offer dat hij bracht verteerde door vuur uit de rots (6:20vv.). Gideon was bij de wijnpers om tarwe te kloppen toen hij de Engel des Heren ontmoette. Dat wat hij tot dusver had gedaan in het huis van zijn vader is diende mogelijk als voorbereiding van de taak die voorafging aan zijn openbare dienst, waartoe hij nu geroepen werd. Voorbereiding is ook dienst aan God ook al zal je het op dat moment niet begrijpen. Elia moest zich verbergen bij de beek Krit, en pas in het derde jaar moest hij in het openbaar optreden. ‘Toen er geruime tijd verstreken was, kwam in het derde jaar het woord des Heren tot Elia: Ga heen, vertoon u aan Achab, want Ik wil regen op de aardbodem geven. En Elia ging heen om zich aan Achab te vertonen’ (1Kon.18:1-3). En heeft Mozes zich ook niet veertig jaar moeten voorbereiden door het hoeden van de schapen voordat hij geroepen werd om het volk uit Egypte te leiden? (Hand.7:23, 30). Gideons optreden begon thuis waar hij het altaar van Baäl moest afbreken om daarvoor in de plaats een altaar voor de Here te bouwen en de Here een offer te brengen. ‘Toen nam Gideon tien mannen van zijn knechten en deed zoals de Here hem gezegd had; omdat hij dit echter uit vrees voor zijn familie en de mannen van de stad niet overdag wilde doen, deed hij het des nachts’ (6:27). We denken aan Nicodemus die ook in de nacht tot Jezus kwam uit vrees of schaamte voor de Joden (Joh.3:2). De tijd voor Gideons openbaar optreden was aangebroken, de Geest des Heren vervulde hem en hij blies de hoorn (6:34). De strijd kon beginnen!
Gideon overwint de vijand (6:36-40)
Maar voordat Gideon de strijd aanvangt vraagt hij de Here nogmaals om een bevestiging en de Here kwam hem daarin tegemoet. De bekende gebeurtenis met het vlies, dat respectievelijk droog of nat was (6:36-40). Er waren 32.000 mannen opgekomen op de oproep van Gideon: de Abiëzrieten uit Manasse, Aser, Zebulon en Naftali; veel krijgsvolk. Gideon zal zich daarover verheugd hebben en hij zal er ook door bemoedigd geweest zijn, maar de Here dacht er anders over. 31.700 strijders mochten terugkeren naar hun woonplaats en er bleven maar 300 over, dat is nog geen 1 procent! De mogelijke reden daarvoor was misschien dat Israël zich anders tegen de Here zou hebben kunnen beroemen, zeggende: mijn eigen hand heeft mij verlost (7:2) maar ‘De Here kan evengoed verlossen door weinigen als door velen’ (1Sam.14:6). In die nacht gebeurde het onverwachte. Gideon en zijn dienaar Pura hoorden, toen zij op onderzoek waren uitgegaan, in een gesprek tussen twee mannen van het leger van Midjan, een droom vertellen met de uitleg daarvan, waaruit bleek dat deze mannen ervan uitgingen dat Gideon Midjan zou verslaan! Ja, de muren kunnen oren hebben… Gideon boog zich daarop in aanbidding voor de Here neer en instrueerde zijn mannen zich gereed te maken. Hoe Gideon op de idee is gekomen om zijn mannen toe te rusten met een kruik en een fakkel, we weten het niet, maar het bleek wel effectief te zijn! Het hele leger van Midjan raakte daardoor in verwarring en ging op de vlucht. De kruiken, fakkels en hoorn hebben een geestelijke betekenis. Wij, gelovigen, worden gezien als vaten die afgezonderd en bruikbaar voor de Meester dienen te zijn (2Tim.2:21); we mogen ons licht laten schijnen in deze wereld, het licht is Christus (Mat.14, 16; Joh.8:12) en we dienen een duidelijk geluid te laten horen (1Thes.1:8). Het verloop van de strijd en Gideons overwinning zijn gemakkelijk te ontdekken: (1) Hij geloofde in de belofte van de Heer (6:16; 7:7-9), hij had een altaar en offer gebracht (6:25), een kruik om te breken waarin een brandende lamp en een trompet om te blazen en, ‘last but mot least’: hij was vervuld van de Geest (6:34). Hij overwon niet door kracht, noch geweld, maar door Gods Geest! (Zach.4:6). Ja, Gods ‘wapenen’ zijn vaak ‘dwaas, zwak of onaanzienlijk’ maar ze werken wel! (1Kor.1:26-29). Het hele leger ging al roepend en schreeuwend op de vlucht; alle gevallenen bedroegen honderdtwintigduizend mannen, die het zwaard konden voeren (7:21; 8:10).
Gideons einde
Tot zover ging alles goed, Gideon had een ontmoeting met de Engel des Heren gehad, hij had de opdracht aanvaard om het volk te verlossen en een grote overwinning behaald. Maar het verhaal is nog niet afgelopen en wat je niet zou verwachten gebeurde, Gideon geschiedenis eindigt helaas in mineur en dat is jammer! En wat daarvan de oorzaak is blijft een beetje gissen. Er zijn er die zeggen: Gideon won de slag maar verloor de oorlog! Na de strijd en nadat de verwijten van Efraïm ten opzichte van Gideons handelswijze waren bijgelegd, de steden Sukkot en Penuël waren bestraft en de koningen Zebach en Salmunnan waren gedood, kwam het volk samen om Gideon tot koning uit te roepen. Dat gebeurde wellicht met goede bedoelingen, want had Gideon hen tenslotte niet bevrijd uit de macht van Midjan? Daardoor wilde het volk mogelijk hun dankbaarheid uitdrukken. Gideon was echter consequent in zijn afwijzing van het aanbod: ‘Doch Gideon antwoordde hun: Ik zal over u niet heersen en ook mijn zoon zal over u niet heersen, de Here zal over u heersen’ (Richt.8:23). Zijn zoon Abimelek (vader is koning!), werd echter wel koning van Sichem (9:1vv.). Was God niet hun Koning? Toen het volk in de dagen van Samuël een koning wilde zei de Here tot Samuël: Luister naar het volk, in alles wat zij tot u zeggen, want niet ú hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn (1Sam.8:7; Deut.17:14-vv.). Na de weigering om koning te worden, spreekt Gideon de wens uit of hij van uit de buit van iedereen een gouden ring mocht hebben’ (vs.24). Zo vergaarde hij rijkdom, Gideon weigerde het koningschap maar door die gave leefde hij daarna wel als een koning! Hij verkreeg op die manier een groot vermogen, maar dat leidde hem van de Here af. Zoals opgemerkt: ’Met geld kun je veel dingen verkrijgen, maar je moet ervoor zorgen dat je de dingen die je niet met geld kunt kopen, niet kwijtraakt! Doorheen heel de Bijbel worden de gelovigen gewaarschuwd voor de bedrieglijkheid van rijkdom: ‘Beveel de rijken in de tegenwoordige eeuw niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet gevestigd te hebben op de onzekerheid van de rijkdom, maar op God die ons alle dingen geeft om van te genieten, om goed te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig te zijn en mededeelzaam’ (1Tim.6:17-18; Mark.4:19). Gideon deed met zijn rijkdom geen goed werk; hij maakte een efod, waar heel Israël afgoderij mee bedreef, en dat voor Gideon en zijn huis tot een valstrik werd (8:27). Gideon gebruikte zijn reputatie en de invloed, die hij verkregen had door het volk te bevrijden, niet ten goede. Hij leefde als een vorst, had zeventig vrouwen en een bijvrouw die hem een zoon baarde die hij Abimelek noemde. Helaas zien we bij Gideon, na alle zegen die hij had ervaren geen enige aanwijzing van dank naar God toe.
Tenslotte
Ja, Gideon laat ons achter met een aantal vragen, waar de Schrift geen antwoord opgeeft. Wat was de diepere oorzaak van zijn handelswijze om een leven te leiden zoals beschreven? Waarom heeft hij het volk niet verder tot God geleid en de dienst aan God weer aan het volk geleerd? Bracht hij aan het begin van zijn dienst een offer aan de Here, na de overwinning geen enkel getuigenis van dank aan God. Heeft hij rijkdom begeerd of macht? Hij had veel vrouwen en zeventig zonen, die later allemaal vermoord zijn door zijn zoon Abimelek (9:5). Dacht hij dat de strijd gestreden was, en heeft hij vergeten ‘dat er geen verlof tijdens de strijd is’ (Pred.8:8) De duivel zit niet stil. Jammer dat hij zó de geschiedenis uitstapt, niet een gepensioneerde strijder van God die geniet van zijn pensioen en verder een godvruchtig leven leidt ten dienste van zijn volk, maar een man die zichzelf verrijkte en door het volk niet werd geëerd! ‘Ik – de Psalmist en misschien u ook – tobde erover om zulke dingen te begrijpen, een kwelling was het in zijn ogen, totdat hij in Gods heiligdom inging, en op hun einde lette’ (Ps.37:16-17). De gebeurtenissen in het leven van Gideon zijn ook voor ons een les, dat zij die de wedloop lopen de prijs pas uitgereikt krijgen aan de meet, en dat met een gewonnen strijd de oorlog nog niet gewonnen is! ‘Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt’ (Hebr.12:1).