De Gemeente – Bruid van het Lam – Deel 5 – Ecclesiologie

7 augustus, 2023

Rubrieken: De Gemeente

De Gemeente

De Gemeente van de Levende God

Deel 5 – De Bruid van het Lam

Inleiding

Er zijn gelovigen die moeite hebben met de idee dat Christus twee bruiden zou hebben, en toch is het wat ik denk dat de Bijbel ons dat leert. Ik ga aan die discussie voorbij en stel vast dat het hemelse Jeruzalem de bruid van het Lam is (Op.21:9v.) en dat het aardse Jeruzalem de bruid van de Koning is. Dat er twee volken zouden zijn wordt duidelijk uit wat de Here tegen Abraham zegt: Toen riep de Engel des Heren ten tweeden male van de hemel tot Abraham en zeide: ‘Ik zweer bij Mijzelf, luidt het woord des Heren: omdat gij dit gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, Mij niet onthouden hebt, zal Ik u rijkelijk zegenen, en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren des hemels en als het zand aan de oever der zee, en uw nageslacht zal de poort zijner vijanden in bezit nemen. En met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat gij naar mijn stem gehoord hebt’ (Gen.22:15-18). Er is een zegen vóór Abraham, en dóór Abraham; een aards volk en een hemels volk.

In de typologie is in dit verband wel aan de twee vrouwen van Jakob gedacht als type van Israël en de Gemeente. Zoals Jakob voor Rachel koos, maar eerst Lea als vrouw verkreeg, om daarna toch ook Rachel als vrouw te verkrijgen, koos Christus eerst voor Israël (Rachel), verwierf daarna de Gemeente (Lea) om dan toch Israël (Rachel) te verkrijgen. Nog duidelijk zien we het in type bij Jozef, die op het hoogtepunt van zijn macht, Asnat (iemand uit de volken) tot vrouw verwierf, die dan een type van de Gemeente is, terwijl Jozefs broers Israël voorstellen. Maar de vraag is: heeft Christus twee bruiden, en waarom zou dat niet kunnen, het heeft immers niets te zien met een aardse seksuele relatie?

Israël als bruid

Een aantal teksten uit het Oude Testament geven aan dat Israël gezien wordt als dat volk dat God zich tot bruid wil verwerven, vooral in het boek Hosea, en ik laat die teksten maar voor zichzelf spreken. ‘En het zal te dien dage geschieden, luidt het woord des Heren, dat gij Mij noemen zult: mijn man, en niet meer: mijn Baäl. Ja, Ik zal de namen der Baäls verwijderen uit haar mond; hun naam zal niet meer genoemd worden. Te dien dage zal Ik voor hen een verbond sluiten met het gedierte des velds, het gevogelte des hemels en het kruipend gedierte der aarde. Dan zal Ik boog en zwaard en oorlogstuig in het land verbreken, en hen veilig doen wonen. Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig: Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming; Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw; en gij zult de Here kennen’ (Hosea 2:15-19). De relatie tussen God en het volk Israël is er een van man en vrouw, bijvoorbeeld in de volgende teksten. ‘Het woord des Heren nu kwam tot mij: Ga, predik ten aanhoren van Jeruzalem: Zo zegt de Here: Ik gedenk de genegenheid van uw jeugd, de liefde van uw bruidstijd, toen gij Mij gevolgd waart in de woestijn, in onbezaaid land; Israël was de Here geheiligd, de eersteling zijner opbrengst; allen die daarvan wilden eten, zouden schuld op zich laden, onheil zou over hen komen, luidt het woord des Heren’ (Jer.2:1-3). Het volk pleegde echter geestelijke overspel (Hos.2:1-4), maar zal in de eindtijd hersteld worden: ‘Vrees niet, want gij zult niet beschaamd staan; word niet schaamrood, want gij zult niet te schande worden; ja, gij zult de schande van uw jeugd vergeten en aan de smaad van uw weduwschap niet meer denken. Want uw man is uw Maker, Here der heerscharen is zijn naam; en uw losser is de Heilige Israëls, God der ganse aarde zal Hij genoemd worden. Want als een verlaten en diepbedroefde vrouw heeft u de Here geroepen, als een vrouw uit de jeugdtijd, nadat zij versmaad werd – zegt uw God. Een kort ogenblik heb Ik u verlaten, maar met groot erbarmen zal Ik u tot Mij nemen; in een uitstorting van toorn heb Ik mijn aangezicht een ogenblik voor u verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid ontferm Ik Mij over u, zegt uw Losser, de Here’ (Jes.54:4-8). ‘En het zal te dien dage geschieden, luidt het woord des Heren, dat gij Mij noemen zult: mijn man, en niet meer: mijn Baäl’ (Hos.2:15). En tot slot Jesaja 62:4-5 ‘Men zal u niet meer noemen: Verlatene, en men zal uw land niet meer noemen: Woestenij; maar gij zult genoemd worden: Mijn Welgevallen, en uw land: Gehuwde. Want de Here heeft een welgevallen aan u, en uw land wordt ten huwelijk genomen. Want zoals een jongeling een maagd huwt, zullen uw zonen u huwen, en zoals de bruidegom zich over de bruid verblijdt, zal uw God Zich over u verblijden’.

De Gemeente als bruid

Dat Israël als vrouw en/of bruid wordt voorgesteld is nu wel duidelijk, maar hoe zit het met de Gemeente? Daarvoor hebben we heel wat minder Bijbelteksten die ons daarbij kunnen helpen. De belangrijkste is 2Kor.11:2-3, waar staat: ‘Want Ik ben naijverig over u met een naijver van God; want ik heb u aan één man verloofd om u als een reine maagd voor Christus te stellen. Maar ik vrees dat wellicht, zoals de slang Eva verleidde door haar sluwheid, uw gedachten bedorven en afgeweken zijn van de eenvoudigheid en de reinheid jegens Christus’. Zoals bij het volk Israël zien we hier ook dat de relatie van God met Israël, en hier met Christus en de Gemeente, vergeleken wordt met de relatie tussen een man en een vrouw. Dat komt sterker naar voren in de brief van Efeze in het gedeelte dat gaat over het huwelijk. ‘Vrouwen, weest aan uw eigen mannen onderdanig als aan de Heer, want de man is het hoofd van de vrouw, evenals Christus het hoofd is van de gemeente: Hij is de Behouder van het lichaam. Maar zoals de gemeente aan Christus onderdanig is, zo ook de vrouwen aan hun mannen in alles. Mannen, hebt uw vrouwen lief, evenals ook Christus de gemeente heeft liefgehad en Zichzelf voor haar heeft overgegeven, opdat Hij haar zou heiligen, haar reinigend door de wassing met water door het woord, opdat Hij de gemeente voor Zich zou stellen, heerlijk zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar opdat zij heilig en onberispelijk zou zijn. Zo behoren ook de mannen hun eigen vrouwen lief te hebben als hun eigen lichamen. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt en koestert het, evenals ook Christus de gemeente. Want wij zijn leden van zijn lichaam, van zijn vlees en van zijn gebeente. ‘Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. Deze verborgenheid is groot, maar ik doel op Christus en op de gemeente. In elk geval, ook u, laat ieder van u zijn eigen vrouw zó liefhebben als zichzelf; en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man’ (Ef.5:22-32).

Christus de Bruidegom

Tot slot nog een paar passen tekstenteksten:Waarom vasten wij en de farizeeën dikwijls, maar uw discipelen vasten niet? En Jezus zei tot hen: ‘Kunnen de bruiloftsgasten soms treuren, zolang de bruidegom bij hen is? Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen wordt weggenomen, en dan zullen zij vasten’ (Mat.9:14-15). Vervolgens ‘Hij die de bruid heeft, is de bruidegom; maar de vriend van de bruidegom, die daarbij staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap over de stem van de bruidegom. Deze blijdschap van mij dan is vervuld geworden’ (Joh.3:29). En tot slot: ‘Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; en haar is gegeven bekleed te zijn met blinkend, rein, fijn linnen, want het fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen. En hij zei tot mij: Schrijf: gelukkig zij die geroepen zijn tot het bruiloftsmaal van het Lam’ (Op.19-7-9).

Ik wil afsluiten met een type uit het Oude Testament en wel dat van Izaäk en Rebekka. We lezen uit het boek Genesis hoofdstuk 24. Abrahams knecht Eliëzer wordt uitgezonden naar een ver en vreemd land om een vrouw voor Abrahams zoon Izaäk te zoeken. Eliëzer vindt haar en brengt haar naar Izaäk. Zo heeft God de Heilige Geest vooruit gezonden om een bruid voor zijn Zoon te verwerven. Het is gemakkelijk in te zien dat Rebekka hier een beeld is van de Gemeente, die onder leiding van Eliëzer (de Heilige Geest) op weg gaat om haar bruidegom (Izaäk) te ontmoeten.

Met die gedachte, aan bruid en bruidegom, verlaten we ook het Nieuwe Testament, want op de laatste bladzijde van de Bijbel lezen we: ‘En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! Laat hij dorst heeft, komen: laat hij die wil het levenswater nemen om niet’ (Op.22:17).

______________________________________________________________________________________________________________________________