De Gemeente – Gaven en Bedieningen – Deel 6

7 augustus, 2023

Rubrieken: De Gemeente

De Gemeente

Deel 6

Gaven en Bedieningen

Inleiding

Aan de Gemeente zijn vijf bijzondere bedieningen geschonken: apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars. Maar daarbij is het niet gebleven want naast deze bijzondere bedieningen spreekt de Schrift ook over verschillende andere genadegaven. Het beeld wat de apostel Paulus van de Gemeente schets in verband met bedieningen en gaven is dat van een lichaam met vele leden. Zoals bekend zijn door de uitstorting van de Heilige Geest, op die bewuste Pinksterdag nadat de Heer Jezus was opgestaan en ten hemel gevaren, gelovigen uit Joden en heidenen tot één lichaam gevormd: het Lichaam van Christus (Ef.1:21). Zoals bekend, zijn de andere metaforen van de Gemeente: Herder en kudde, Huis of tempel van God en Bruid van het Lam. Maar in dit artikel gaat het over bedieningen en gaven en die horen bij het Lichaam. Op seminars studiedagen en voordrachten wordt meestal de nadruk gelegd op de vijf bedieningen, vermeld in Efeze 4, maar de Schrift beperkt zich daar niet toe en geeft ons een rijk scala van gaven waarover wij kunnen beschikken.

In de gelijkenis van de talenten (Mat.25:14-30) wordt ons duidelijk gemaakt dat de Heer aan ons talenten heeft gegeven, ‘en de één gaf hij vijf talenten, de ander twee, de derde één, ieder naar zijn eigen bekwaamheid. Dat wil dus zeggen dat God, maar ook wij, rekening moeten houden met onze natuurlijke bekwaamheden. Dus er is ‘voor elk wat wils’.

Al die gaven aan de Gemeente kunnen we samenvatten als ‘genadegaven’ en die hebben het volgende tot doel, volgens de apostel Petrus: ‘Laat ieder de anderen dienen met de genadegave zoals hij die ontvangen heeft, als goede beheerders van de veelsoortige genade van God. Als iemand spreekt, dan als iemand die de woorden van God spreekt; als iemand dient, dan als iemand die dient uit kracht die God schenkt; zodat God in alles verheerlijkt wordt door Jezus Christus. Hem komt de heerlijkheid en de kracht toe, tot in alle eeuwigheid. Amen’ (1Petr.4:10, 11).

De vijf bedieningen

Wij beginnen met de bespreking van de vijf bedieningen. Het is niet mijn bedoeling deze vijf bedieningen uitputtend te bespreken, maar slechts de belangrijkste zaken aan te tippen. Voor meer uitleg verwijs ik u naar de Evangelische Dogmatische Reeks (EDR), ‘De Kerk van God’ de delen 7 en 8 van Dr. W.J. Ouweneel.

‘Maar aan ieder van ons is de genade gegeven naar de maat van de gave van Christus. Daarom zegt Hij: ‘Opgevaren naar de hoge, heeft Hij de gevangenschap gevangen genomen en de mensen gaven gegeven. Dit nu: ‘Hij is opgevaren, wat is het anders dan dat Hij ook is neergedaald naar de lagere delen van de aarde? Hij die is neergedaald, is ook Degene die is opgevaren boven alle hemelen, opdat Hij alles zou vervullen. En Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten, anderen als evangelisten, anderen als herders en leraars, om de heiligen toe te volmaken, tot het werk van de bediening, tot de opbouwing van het lichaam van Christus, totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de maat van de volgroeidheid van de volheid van Christus, opdat wij niet meer onmondigen zijn, zijn, heen en weer bewogen en rondgedreven door elke wind van de leer, door de bedriegerij van de mensen, door hun sluwheid om door listen te doen dwalen, maar terwijl wij de waarheid vasthouden in liefde, in alles opgroeien tot Hem die het hoofd is, Christus uit Wie het hele lichaam, samengevoegd en verbonden door elk gewricht dat de ondersteuning verleent naar de werking die elk deel is toegemeten, de groei van het lichaam bewerkt tot opbouwing van zichzelf in liefde’ (Ef.4:7-16).

Het eerste dat opvalt bij de opsomming van de bedieningen is het woordje ‘sommigen’, iets wat je bij de gaven niet tegenkomt. Verder zijn de genoemde bedieningen niet beperkt tot, of verbonden aan één plaatselijke gemeente, maar hun dienst strekt zich uit tot de Gemeente wereldwijd. De gedachte dat alle vijf bedieningen ook nu nog bestaan, is een gevolgtrekking van Efeze 4:12 waar staat: ‘om de heiligen te volmaken, tot het werk van de bediening, tot de opbouwing van het lichaam van Christus’. Je zou kunnen zeggen tot de wederkomst van Christus.

Apostelen

Dat er twaalf apostelen zijn, die door de Heer Jezus aangesteld, betekent niet dat er nu geen apostelen meer zijn. Daar wijst 1 Korinthe 15:7 als op, dat zegt: ‘Daarna is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen’. Matthias werd aangesteld in plaats van Judas, en hij werd aan de elf apostelen toegevoegd’ (Hand.1:26). De apostel Paulus had een aparte roeping (Hand.9) en bediening, namelijk als apostel van de heidenen (Gal.2:7). Al deze apostelen voldeden aan de voorwaarden vermeld in Handelingen 1:21 (zie ook: 1Kor.9:1; 15:4-8). Apostelen van nu behoren niet tot die categorie die de Heer gezien hebben, maar ze zijn wel apostelen in de betekenis van ‘gezondenen’. Trouwens, de visie dat er ook nu nog apostelen zijn, kan moeilijk ontkend worden door te zeggen dat de apostelen verder functioneren ‘door de leer van de apostelen’ (Hand.2:42), zoals wel beweerd wordt. Ook nu zijn er wel apostelen maar dan in de zin van ‘gezondenen’, niet ‘aangestelden’ zoals de twaalf. Barnabas en Andrónicus en Junias waren zulke profeten (Hand.14:14; Rom.16:7). De kwaliteiten van apostelen kunnen we misschien het best samenvatten met de idee van ‘leider’ of, ‘voorganger’ maar dan in de betekenis van Hebreeën 13:7.

Profeten

Je hebt ‘schrijvende’ – zoals bijvoorbeeld Mozes, Jozua, Jesaja en Jeremia – en ‘niet-schrijvende’ profeten zoals Elia en Elisa. Een profeet is niet zozeer een toekomstvoorspeller, maar iemand die spreekt namens God tot het volk, en zoals 1Korinthiërs 14:3 ons leert: ‘wie profeteert, spreekt voor mensen tot opbouwing, vermaning en vertroosting’. Een voorbeeld daarvan vinden we in Handelingen 15:32 waar staat: ‘En Judas en Silas, die zelf ook profeten waren, vertroostten de broeders met vele woorden en versterkte hen’. Dit wordt ook duidelijk door wat Petrus daarover zegt: ‘Als iemand spreekt, laat het zijn als uitspraken van God’ (1Petr.4:11; 2Kron.18:13). Een profeet in Israël was iemand, die kon zeggen: ‘Zo spreekt de Here’. Daarom moest het woord dat de profeet sprak ook uitkomen (Deut.13:13; 18:15-22). Profeten en apostelen worden vaak samen genoemd, zoals bijvoorbeeld in Lukas 11:49 en Ef.2:20; 3:5; 2Petr.3:2; Op.18:20), wat de indruk geeft dat de bediening van apostelen en profeten vaak samenvallen.

Evangelisten

Getuigen zijn we allemaal (Hand.1:8), maar ‘sommigen’ zijn evangelisten! Op welke manier we kunt getuigen van ons geloof kunnen we leren van de blinde man, die tegen de leiders van de Farizeeën zei: ‘Of Hij (Jezus) een zondaar is, weet ik niet; één ding weet ik, dat ik blind was en nu zie’. Een persoonlijk getuigenis hoe men met Christus in aanraking is gekomen, wat ertoe heeft geleid dat je je bekeerd hebt, is het sterkte middel in evangelisatie. Maar dat maakt je nog niet tot een evangelist. Zelfs Timotheüs was geen evangelist, maar hij werd aangespoord door de apostel Paulus om ‘het werk van een evangelist te doen’ (2Tim.4:5). Een voorbeeld van een evangelist vinden we in Filippus in zijn ontmoeting met de Ethiopische kamerling. In Handelingen 21:8 wordt Filippus een evangelist genoemd. Op Filippus’ vraag: ‘Begrijpt u wel wat u leest?’ zei de kamerling: ‘Hoe zou ik dat immers kunnen, als niet iemand mij begeleidt?’ Daarna opende Filippus zijn mond en te beginnen van die Schriftplaats (Jes.53) verkondigde hij hem Jezus (Hand.8:26-40). Een evangelist is een ‘brenger van goed nieuws’ (vgl. Luk.2:10). Het is vreemd dat we het woord ‘evangelist’ maar drie keer tegenkomen in het Nieuwe Testament (Hand.21:8; Ef.4:11; 2Tim.4:5). De schaarse gegevens samenvattend moeten we concluderen dat een evangelist ook in staat moet zijn om de Schrift uit te leggen. Niet alleen het ‘blijde nieuws’ te verkondigen, maar ook duidelijk kunnen maken wat de mens is, wie God is en wat God heeft gedaan voor de redding van de in zonde gevallen mens.

Herders

Apostelen en profeten worden soms samen vermeld, maar ook herders en leraars. Soms vloeien deze gaven in elkaar over, zo worden ze ook in Efeze 4:11 in één adem genoemd. De herder heeft een meer pastorale taak, de leraars hebben tot taak onderwijs te geven in de Schrift. Sommige uitleggers hebben dan ook gedacht bij de tekst in de eerste brief aan de Korinthiërs waar staat dat de één een woord van wijsheid en de ander een woord van kennis heeft (1Kor.12:8) aan het onderscheid tussen een herder en een leraar. De taak van een herder is om de ‘schapen’ te weiden, dat is geestelijke begeleiding of pastoraat toepassen, de zwakke ‘schapen’ te versterken, de zieke te genezen, de gewonde te verbinden, de afgedwaalde terug te halen, de verlorene te zoeken, de ‘schapen’ bij de kudde te houden (vgl. Ez34:3v.). De Heer Jezus zag de mensen ‘als schapen die geen herder hebben’ (Mat.9:36) en was de Goede Herder die zijn leven voor de schapen heeft gegeven (Joh.10:1-18). In de eerste brief van Petrus lezen we: ‘De oudsten onder u vermaan ik dus, de mede-oudste en getuige van het lijden van Christus en ook de deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden, hoedt de kudde van God die bij u is en houdt toezicht, niet gedwongen maar vrijwillig, in overeenstemming met God, ook niet om schandelijke winst, maar bereidwillig; ook niet als heersers over de erfgoederen, maar als zij die voorbeelden voor de kudde worden’ (1Petr.5:1-3).

Leraars

Een leraar dient inzicht te hebben in de Schrift en het vermogen dat inzicht over te brengen naar zijn publiek. In het Oude Testament waren dat de Levieten (Deut.33:10; vgl. 2Kron.17:7-9; Neh.8:8-10). De apostel Paulus was ‘prediker, apostel en leraar van de heidenen’ (2Tim.1:11). Uit de brief aan de Hebreeën weten we dat een leraar iemand was die het Woord van God onderwees. ‘Want hoewel u, gelet op de tijd, leraars zou moeten zijn, hebt u weer iemand nodig die u onderwijst in de grondbeginselen van de woorden van God’ (Heb.5:12). Dat een leraar zich bewust moet zijn van zijn verantwoordelijkheid om het ‘Woord der waarheid recht te snijden’ (2Tim.2:15) leert ons Jakobus, die zegt: ‘Laten niet velen leraars worden, mijn broeders, daar u weet dat wij een des te strenger oordeel zullen ontvangen’ (Jak.3:1). Een gelovige is wedergeboren, niet uit vergankelijk maar onvergankelijk zaad, door Gods levend en blijvend woord (1Petr.1:23) en dient ook op te groeien in dat woord (1Petr.2:2), daarvoor zijn leraars, onderwijzers nodig. In het bijzonder in de tijd waarin wij leven moeten we voorzicht zijn omdat we, via internet, overspoeld worden met valse en/of verkeerde leer. We dienen daarom alles te toetsen aan de Schrift: ‘Uw Woord is de Waarheid’ (Joh.17:17).

Gaven

Het is niet mogelijk, en niet de bedoeling om in dit artikel alles gaven die in de Schrift vermeld zijn te bespreken. Trouwens er zijn veel meer gaven die niet in de Schrift vermeld zijn! Ik laat gewoon de teksten volgen die daarover gaan voor zichzelf spreken. De veel gebruikte term ‘De vijfvoudige bediening’ is misleidend en kan de gelovige op een verkeerd been zetten doordat deze ervan uitgaat dat deze vijf gaven uitsluitend zijn! Nee, er zijn nog veel meer gaven waarnaar je naar op zoek mag gaan om te ontdekken wat God voor jou heeft weggelegd en waarmee jij Hem kunt dienen. ‘En de één gaf hij vijf talenten, de ander twee, de derde één, ieder naar zijn eigen bekwaamheid’ (Mat.25:15).

Romeinen 12:3-8

Want door de genade die mij gegeven is, zeg ik aan ieder die onder u is, dat hij van zichzelf niet hoger moet denken dan het behoort, maar dat hij bescheiden moet, zoals God aan ieder een maat van geloof heeft toebedeeld. Want zoals wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde werking hebben, zo zijn wij, de velen, één lichaam in Christus, en elk afzonderlijk leden van elkaar. Daar wij nu verschillende genadegaven hebben, naar de genade die ons gegeven is, hetzij profetie, laat het zijn naar gelang van het geloof; hetzij dienst, in het dienen; hetzij wie leert, in het leren; hetzij wie vermaant, in het vermanen; wie meedeelt, in eenvoudigheid; wie leiding geeft, in ijver; wie barmhartigheid bewijst, in blijmoedigheid’.

1 Korinthiërs 12:1, 4-11

‘Wat nu de geestelijke uitingen betreft, broeders, wil ik niet dat u onwetend bent… Nu is er verscheidenheid van genadegaven, maar het is dezelfde geest; en er is verscheidenheid van bedieningen, en het is dezelfde Heer, en er is verscheidenheid van werkingen, maar het is dezelfde God die alles in allen werkt. Maar aan ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is. Want aan de één wordt door de Geest gegeven een woord van wijsheid; en aan de volgende een woord van kennis volgens dezelfde Geest; en aan een volgende geloof door dezelfde Geest; en aan een volgende genadegaven van genezing door ene Geest; en aan een volgende werkingen van krachten; en aan een volgende profetie; en aan een onderscheidingen van geesten; aan een ander allerlei talen; en aan een volgende uitlegging van talen. Maar al deze dingen werkt één en dezelfde geest, die aan ieder afzonderlijk toedeelt zoals Hij wil’.

Over de gaven van genezing en talen bestaat verschil van mening. Er zijn er die deze twee hier genoemde gaven tijdgebonden verklaren en menen dat deze alleen bestonden in de begintijd van de verspreiding van het christelijk geloof.

______________________________________________________________________________________________________________________________