Nieuw Testament – Kolossenzen
‘Opdat Christus gestalte in u krijgt!’
Kolossenzen 3:1-17
‘Verborgen aanwezig deelt U mijn bestaan’ (Kol.3:3 Lied Opwekking 770)
Inleiding
‘De hemel op aarde’ zou ook een goede titel geweest zijn om boven dit hoofdstuk van de brief aan de Kolossers te plaatsen, want het eeuwig leven dat we door het geloof in Christus hebben ontvangen dient op aarde uitgewerkt te worden. We moeten onze behoudenis met vrees en beven bewerken (Ef.2:12). In het eerste en tweede hoofdstuk van deze brief scherpt Paulus de leer omtrent de Here Jezus, die het beeld is van de onzichtbare God, aan. Dit doet hij omdat de gemeente dreigt te worden beïnvloed door allerlei vreemde en valse leringen, zoals Grieks-filosofische (o.a. ascese) en Joods-ritualistische elementen (besnijdenis, wet, overlevering, engelenverering). Daar tegenover plaatst hij de uitnemende positie die Christus heeft als Hoofd van het lichaam, de Gemeente, in Wie al de schatten van de wijsheid en kennis verborgen zijn (2:3). Dat is dan ook de reden om ons oog te blijven richten op deze Christus, opdat: we blijven zien op de Jezus, de overste leidsman en voleinder van het geloof, opdat we niet moe en in onze zielen zouden bezwijken (Heb.12:2-3). Een leven zonder Christus is een verloren leven! God wil dat we gelukkig zouden zijn en blijven, want er worden door de duivel steeds pogingen gedaan om onze vrede en vreugde weg te nemen.
In de eerste twee hoofdstukken van deze brief geeft de apostel Paulus ons theoretisch onderwijs, die hij toepast door een aantal praktische voorbeelden in de laatste twee hoofdstukken. Het is niet voldoende dat gelovigen de waarheid verkondigen en verdedigen en niet zouden toepassen. Over de Kretenzen schrijft Paulus aan Titus dat ‘ze belijden God te kennen, maar zij verloochenen Hem met de werken’ (Tit.2:16). Geloof in Christus betekend met Hem te zijn ééngemaakt; en als we deelhebben aan Zijn leven, dienen we ook Zijn voorbeeld te volgen. ‘Want te leven is voor mij Christus’ (Fil.1:21), was het motief van waaruit Paulus leefde en werkte.
We zijn gestorven.
We zijn gestorven met Christus maar ook met Hem opgewekt, opdat wij in nieuwheid van leven zouden wandelen (Rom.6). ‘Ik leef niet meer, maar Christus leeft in Mij’, ‘Ik ben met Christus gekruisigd’. “Twee jonge vrouwen hadden voordat ze tot geloof kwamen, deelgenomen aan allerlei wilde feesten. Ze ontvingen een uitnodiging voor een party maar stuurden een kaart terug waarin stond: ‘Het spijt ons dat we niet kunnen komen, we zijn gestorven!’.
We zijn opgewekt.
Het is mogelijk levend te zijn en toch nog leven in het graf!
Ons leven is verborgen.
Doodt dan uw leden.
Net zoals Lazarus moet u zich ontdoen van de doodskleren die bij het oude leven horen. Leg door het geloof de zonden af die u hadden gebonden; Christus heeft u vrijgemaakt.
Doet dan aan.
God wil dat u genadekleren draagt, geen doodskleren! Als u gericht bent op de hemelse dingen, dan zult u God gehoorzamen in de aardse dingen, in het bijzonder in uw relaties met anderen.
Laat het woord rijkelijk in u wonen.
Kolossers 3:16-4:1 en Efeziers 5:18-6:9 zijn parallelle gedeelten, alleen ligt in Kolossers de nadruk op het vervuld zijn met het Woord van Christus. Wanneer het Woord het in uw leven voor het zeggen heeft, zult u blij zijn (3:16), dankbaar (3:17), en onderdanig (3:18-4:1), en dit zijn dezelfde kenmerken als die in Efezieers 5:18-6:9 genoemd worden van een met de Geest vervulde christen. Vervuld te zijn met de Geest van God houdt in geleid te worden door het Woord van God.
Een van de bewijzen dat er geestelijke groei en verandering van ons denken heeft plaatsgevonden in uw en mijn leven is de gewilligheid waarmee we anderen, die Christus toebehoren, liefhebben én Hem verheerlijken.
Aantekeningen
-
‘Laat niemand u tot prooi maken’
-
We moeten geworteld zijn in Hem. Denk aan het planten van een wijnstok die eerst enige jaren wortel moet schieten alvorens hij vrucht kan voortbrengen.
-
Paulus stelt voortdurende het ‘beneden’ en ‘boven’ tegenover elkaar.
-
De ‘oude’ tegenover de ‘nieuwe’ mens.
-
‘Afleggen’ tegenover ‘aandoen’.
Het is niet voldoende voor Christus dat hij voorrang heeft in de evangeliën, het kruis, schepping en de Gemeente; Hij wil ook de eerste plaats innemen in uw leven. Heel specifiek geeft de apostel Paulus hoe wij de Here Jezus de eerste plaats in ons leven kunnen geven. Nadat Paulus in de eerste twee hoofdstukken het leerstellige fundament heeft neergelegd, gaat hij in de twee laatste hoofdstukken over tot de praktische toepassing, want waarheid moet niet alleen geleerd maar ook geleefd worden.
In praktische heiligheid – verhouding t.o.v. mijzelf (3:1-17)
Hoofdstuk 2:20 begint met “als u met Christus bent gestorven”, hoofdstuk 3 begint met “als u nu met Christus bent opgewekt”. Deze gedachten sprong vinden we ook terug in de brief aan de Romeinen waar staat: ‘wij zijn dan met Hem begraven door de doop tot de dood, opdat, zoals Christus uit de doden is opgewekt door de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in nieuwheid van leven zouden wandelen.’ Vroeger waren we dood in zonde (Ef.2:1-3), nu dienen we ons voor de zonde dood te houden! ‘Het nieuwe leven in ons vraagt om een nieuw leven buiten ons.’ Te veel gelovigen hechten enorm veel waarde aan de belangrijke leerstukken van hoofdstuk 1 en 2, en vergeten de plichten van hoofdstuk 3 en 4. Er volgen dan ook een aantal aanwijzingen die te maken hebben met onze innerlijke motivatie “zoek en bedenk de dingen die boven zijn”, en de uiterlijke uitwerking daarvan “doodt dan uw leden”, “doet dan aan” en “laat het woord van Christus rijkelijk in u wonen”.
Al in de evangeliën worden we er door de Here Jezus erop attent gemaakt
om “eerst het koninkrijk van God te zoeken” (Mat.6:33), en Petrus krijgt het verwijt van de Here Jezus te horen: “je bedenkt niet de dingen van God, maar de dingen van de mensen.” (Mt.16:23).
Gal.2:20 ‘Maar gij geheel anders’
Joh.3:30 ‘Hij moet meer, ik minder worden’
____________________________________________________________________________________________________