Dagelijks Brood – Nummer 10 – Psalm 47:9 – God regeert over de volken

11 februari, 2024

Rubrieken: Dagelijks Brood

Dagelijks Brood

Nummer 10 – Psalm 47:9

‘God regeert over de volken!’

‘Dagelijks Brood’ bestaat uit een reeks korte artikelen uit het Oude en Nieuwe Testament die het karakter hebben van een geestelijke boodschap voor het dagelijks geloofsleven ter bemoediging, vertroosting of lering.

 

Inleiding

Na de zondvloed en de roeping van Abraham heeft God de volken op hun eigen wegen laten gaan (Hand.14:16; Rom.1:20,21; 3:25). Daar kwam verandering in na de hemelvaart van de Heer Jezus want toen kregen de discipelen de opdracht het evangelie te verkondigen aan alle volken (Mat.28:19). Dat hebben ze gedaan en wordt ook nu nog gedaan. Het evangelie van de genade van God oversteeg de Joodse grenzen en bereikte in de loop van de geschiedenis alle volken. De belofte, gedaan aan Abraham, ‘met u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden’, is vervuld en zal ook in de toekomende tijden haar geldigheid behouden. In Openbaring 7 lezen we immers van een grote schare die niemand tellen kan die uit de grote verdrukking komen.

God heeft de volken tot aanzijn geroepen

In Genesis 10 vinden we de volkenlijst, ontstaan uit de zonen van Noach, Sem, Cham en Jafet, een totaal van zeventig volken. ‘Toen de Allerhoogste aan de volken hun erfenis toedeelde, toen Hij de mensenkinderen van elkander scheidde, heeft Hij de grenzen der volken vastgesteld naar het aantal der zonen van Israël’ (Deut.32:8). God heeft ‘uit één bloed het hele mensengeslacht gemaakt om op het hele aardoppervlak te wonen, terwijl Hij de bepaalde grenzen van hun woonplaats heeft vastgesteld’ (Hand.17:26). ‘Dit zijn de geslachten der zonen van Noach naar hun afstammingen, in hun volken. En van dezen verdeelden zich de volken op de aarde na de vloed’ (Gen.10:32).

God onderhoud de volken

Hoewel Gods aandacht zich met de roeping van Abraham beperkte tot diens nakomelingen, het volk Israël, wilde dat niet zeggen dat de volkeren geen betekenis meer hadden in Gods plannen met deze wereld. Die plannen zullen gerealiseerd worden wanneer de Messias zal komen en zijn Vredesrijk zal oprichten, en elke knie, alle volken, voor Hem zullen buigen. ‘God, is een Onderhouder van alle mensen, het meest van de gelovigen’ (1Tim.4:10). God zelf geeft aan allen leven en adem en al het andere (Hand.17:25; Jes.42:5). ‘Deze, die de uitstraling is van zijn heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen en die alle dingen draagt door het woord van zijn kracht’ (Heb.1:3). De levende God, die de hemel, de aarde, de zee en al wat erin is gemaakt heeft. Hij heeft ten tijde der geslachten, die achter ons liggen, alle volken op hun eigen wegen laten gaan. En toch heeft Hij Zich niet onbetuigd gelaten door wel te doen, door u van de hemel regen en vruchtbare tijden te geven en aan uw harten overvloed van spijs en vrolijkheid te schenken’ (Hand.14:15-17). God is niet alleen de Schepper maar ook de Onderhouder van zijn schepping. De vogels van de hemel, God voedt ze, de leliën en het gras van het veld Hij bekleedt ze (Mat.6:26, 28-30).

God geeft hun tijden en gelegenheden

‘God toch verandert tijden en stonden, Hij zet koningen af en stelt koningen aan’ (Dan.2:21). Nebukadnezar als heerser van de Babyloniërs en aansluitend de Meden en de Persen, Grieken en Romeinen. Met Nebukadnezar zijn de ‘tijden van de volken’ aangebroken: ‘Gij, o koning, koning der koningen, aan wie de God des hemels het koningschap, macht, sterkte en eer geschonken heeft, Ja, in wiens hand Hij de mensenkinderen, waar zij ook wonen, de dieren des velds en het gevogelte des hemels heeft gegeven, en die Hij tot heerser over die alle heeft gemaakt, gij zijt dat gouden hoofd’ (Dan.2:37-38). Dat is een periode waarin het volk Israël tijdelijk terzijde is gesteld: ‘Toen zeide Hij: Noem hem Lo-ammi, want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn’ (Hos.1:9). Maar die overdracht van macht is slechts tijdelijk. Het volk Israël, dat onder alle volken is weggevoerd is al gedeeltelijk teruggekeerd naar het beloofde land, wat wil zeggen dat de tijden van de volken binnenkort vervuld zullen zijn (Luk.21:24). En Israël zal aan het hoofd van de volken zijn (Deut.15:6; Jes.49:22-23; Jer.31:7).

God verlangt de redding van de volken

‘…opdat zij God zouden zoeken of zij misschien naar Hem mochten tasten en Hem vinden, hoewel Hij niet ver is van eenieder van ons’ (Hand.17:27). Tot Israël was gezegd: ‘Ik stel u tot een licht der volken, opdat mijn heil reike tot het einde der aarde’ (Jes.49:6), maar in die opdracht Is het Israël tekortgeschoten. ‘Ik, de Here, heb u geroepen in gerechtigheid, uw hand gevat, u behoed en u gesteld tot een verbond voor het volk, tot een licht der natiën’ (42:6). De vraag die wij onszelf mogen stellen is, in hoeverre wij aan die opdracht gevolg gegeven hebben en erin geslaagd zijn.

Psalm 67

  1. Voor de koorleider. Bij snarenspel. Een psalm. Een lied.

  2. God zij ons genadig en zegene ons, Hij doe zijn aanschijn bij ons lichten;

  3. Opdat men op aarde uw weg kenne, onder alle volken uw heil.

  4. Dat de volken U loven, o God; dat de volken altegader U loven.

  5. Dat de natiën zich verheugen en jubelen, omdat Gij de volken in rechtmatigheid richt, en de natiën op de aarde leidt.

  6. Dat de volken U loven, o God, dat de volken altegader U loven.

  7. De aarde gaf haar gewas, God, onze God, zegent ons;

  8. God zegent ons, opdat alle einden der aarde Hem vrezen.

____________________________________________________________________________________________________