Dagelijks Brood – Nummer 16 – Jona 1:3 – Wie God verlaat!

24 maart, 2024

Rubrieken: Dagelijks Brood

Dagelijks Brood

Nummer 16 – Jona 1:3

‘Wie God verlaat!’

‘Dagelijks Brood’ bestaat uit een reeks korte artikelen uit het Oude en Nieuwe Testament die het karakter hebben

van een geestelijke boodschap voor het dagelijks geloofsleven ter bemoediging, vertroosting of lering.

 

‘Maar Jona maakte zich op om te vluchten naar Tarsis, weg van het aangezicht des Heren.’

 Inleiding

‘Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen!’ U zult deze spreuk tevergeefs zoeken in de Bijbel, maar de betekenis vinden we wél doorheen de hele Bijbel, en daarnaast zult u wellicht de betekenis werkelijkheid hebben zien worden in de levens van veel gelovigen. Velen hebben schipbreuk geleden wat hun geloof betreft (1Tim.1:19), anderen hebben de tegenwoordige eeuw lief gekregen, zoals Demas (2Tim.4:9), nog anderen hebben veel kwaad berokkend aan het werk van de Heer. (2Tim.4:13) We zien het ook geïllustreerd in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. ‘Een mens daalde af van Jeruzalem naar Jericho.’ (Luk.10:30) Jeruzalem, de plaats waar de tempel was, waar God verbleef, verliet hij en daalde af naar een plaats waar een vloek op rustte, Jericho en… hij viel in handen van rovers! Afval van God gebeurt meestal in fasen, zoals dat ook met de zonde in het algemeen het geval is. Zo zegt Jakobus: ‘Maar ieder wordt verzocht als hij door zijn eigen begeerte meegesleept en verlokt wordt. Daarna als de begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volwassen geworden is, brengt zij de dood voort.’ (Jak.1:14-15) Dat patroon vinden we ook terug in het leven van Jona.

Als je leven in een neerwaartse spiraal terecht komt

‘Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht?’ (Ps.139:7) In plaats van naar Nineve te gaan, zoals God hem geboden had, vluchtte Jona naar Tarsis, weg van het aangezicht des Heren. (Jona 1:3) In het begin leek het of Jona’s beslissing een goede was, immers alles ging zoals hij gedacht had. Hij ging naar Jafo en vond al gauw een schip die hem naar Tarsis zou brengen. Hij beschikte over voldoende middelen om zijn ‘ticket’ te kunnen betalen en ging aan boord op weg naar Tarsis, weg van het aangezicht des Heren. Jona’s weg ging neerwaarts, hij daalde af in het ruim van het schip en viel in een diepe slaap (1:3,5). Je zou verwachten dat zijn geweten Jona wakker hield, maar hij viel in een diepe slaap. Heel anders was het met David die zei: ‘Want ik ken mijn overtredingen, mijn zonde staat bestendig voor mij.’ (Ps.51:5) Uit het vervolg van de geschiedenis weten we dat God Jona nauwlettend in het oog hield en met hem bezig was.

De mens wikt, maar God beschikt

‘Het hart des mensen overdenkt zijn weg, maar de Here bestiert zijn gang.’ (Spr.16:9) Mensen kunnen plannen maken; God bepaalt hoe dingen zullen aflopen. Jona zal niet geweten hebben dat God op de achtergrond dingen ‘beschikte’ met het doel hem van gedachten te doen veranderen. Het ging hoe langer hoe slechter met Jona! Allerlei blokkades kwamen op zijn weg en schenen geen uitwerking te hebben. Blokkades door God opgeworpen, maar of Jona dat opgemerkt zou hebben? In plaats van een zegen voor de bemanning te zijn, kwamen ze door hem in grote moeilijkheden. De Here wierp een hevige wind op (vs.4) en de bemanning raakte in grote nood en zochten naar de oorzaak. Ze kwamen terecht bij Jona en wierpen hem overboord; hij daalde af in de zee! (1:15) Maar daarmee was het nog niet gedaan, want tenslotte belandde hij de buik van een grote vis. (1:17) Hoe diep kan een mens vallen!

Waar vergeving is, kan herstel zijn

Na drie dagen en drie nachten in het ingewand van de vis te hebben verbleven, geeft Jona zich over. Hierin was Jona een type van de Heer Jezus die drie dagen en nachten in het graf gelegen heeft, om daarna op te staan! (Mat.12:40) Jona riep tot de Here in zijn nood, en de Here antwoordde hem. Hij kwam tot het inzicht dat het God was geweest die hem getuchtigd had. ‘Gij hadt mij geworpen in de diepte, in het hart der zee, en een waterstroom omving mij; al uw brandingen en uw golven gingen over mij heen.’ (2:3) Zo gauw Jona inzag en beleed dat hij gezondigd had, toen hij alle hoop had opgegeven, riep hij tot God en ‘mijn gebed kwam tot U in uw heilige tempel.’ (2:7) ‘Maar ik, met lofzegging wil ik aan U offeren; wat ik beloofd heb, wil ik betalen; de redding is des Heren.’ (2:9) Jona werd hersteld in zijn relatie met God; ‘de Here sprak tot de vis en deze spuwde Jona uit op het droge’ (2:10) en hij kreeg een tweede kans. ‘Het woord des Heren kwam ten tweeden male tot Jona: Maak u op, ga naar Nineve, de grote stad, en breng haar de prediking, die Ik tot u spreken zal’. (3:1-2)

Tenslotte

God heeft met de mens een strijd van geslacht tot geslacht. Nadat Jona zijn boodschap had gebracht en de Ninevieten zich bekeerden, vinden we Jona in een zeer slecht humeur. In plaats van blij te zijn met die verandering in Nineve, werd hij toornig. God kon opnieuw aan het werk en riep Jona ter verantwoording. Nu ‘beschikte’ de Here een wonderboom, daarna een worm en een gloeiende oostenwind, om hem van gedachten te doen veranderen (4:6-8). Heeft het geholpen? We komen het niet te weten want het boek Jona eindigt met een vraagteken. God wil dat zijn kinderen aan het beeld van zijn Zoon gelijkvormig worden (Rom.8:29), en dat Christus gestalte in hen krijgt (Gal.4:20). Hoe ver bent u al gevorderd?

____________________________________________________________________________________________________