'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.
Wie in het Oude Testament op zoek gaat naar vermeldingen over de Gemeente zoals wij dat in het Nieuwe Testament tegenkomen, zullen teleurgesteld worden. De Gemeente is immers een heel ander project in Gods heilsgeschiedenis dan Israël. Zie daarvoor de rubriek: Israël Theologisch op mijn website. De Gemeente was wel door God voorgekend, maar niet geopenbaard. In de Bijbel krijgen we niet eerder van de Gemeente te horen dan nadat Israël hun Messias verworpen heeft. Het verschil tussen Israël en de Gemeente is van groot belang en voorkomt veel misverstanden in de uitleg van de Bijbel.
De Gemeente voorgekend
In retroperspectief gezien weten we dat de verbinding van Adam en Eva, als man en vrouw een beeld is van de Gemeente. ‘Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. Deze verborgenheid is groot, maar ik doel op Christus en de Gemeente’ (Ef.5:31-32). We zien dat de Gemeente in het Oude Testament latent aanwezig was. Dit is latent aanwezig zijn van de Gemeente is op te merken bij de bestudering van de typologie van de Bijbel.
In het evangelie naar Mattheüs vinden we drie keer een verwijzing naar een groep gelovigen die niets anders kunnen zijn dan leden van de Gemeente omdat ze naast Israël geplaatst worden. Ik doel op (1) ‘de velen die van oost en west zullen komen en met Abraham, Isaak en Jakob zullen aanliggen in het koninkrijk der hemelen’ (Mat.8:11) elders aangeduid als ‘de zonen van het koninkrijk (Mat.13:38). (2) ‘De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen’ (Mat.20:28). De resultaten van het offer van Christus strekken zich uit tot alle mensen (1Tim.2:6) en niet alleen tot Israël. Het heil in Christus strekt zich dan wel uit tot alle mensen, maar is slechts toepasbaar voor mensen van de Gemeente die wederom geboren zijn. ‘Maar nu is zonder de wet gerechtigheid van God geopenbaard, waarvan door de Wet en de Profeten is getuigd: namelijk gerechtigheid van God door het geloof in Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven, want er is geen onderscheid’ (Rom.3:21-22). En (3) ‘Dit is mijn bloed van het nieuwe verbond, dat door vele vergoten wordt tot vergeving van zonden’ (Mat.26:28). De teksten Mattheüs 20:28 en 26:28 verwijzen naar de ‘velen’ in Jesaja 53:11-12.
De Gemeente aangekondigd
Er zijn maar twee teksten in de Evangeliën te vermelden die over de Gemeente gaan en ons leren dat het iets is wat in Jezus’ tijd in de (nabije) toekomst lag. (1) ‘En ook Ik zeg je dat jij Petrus, bent, en op deze rots zal ik mijn Gemeente bouwen (Mat.16:18) en (2) ‘Als hij echter hun geen gehoor geeft, zeg het aan de Gemeente; als hij echter ook de gemeente geen gehoor geeft, laat hij voor u zijn als de heiden en de tollenaar’ (Mat.18:17). Maar ook hier vinden we weer meerdere zinspelingen in de Evangeliën op de Gemeente. Ook hier vermeld ik drie plaatsen: (1) ‘Ik heb nog andere schapen, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik toebrengen, en zij zullen naar mijn stem horen; en zij zullen één kudde, één herder worden’ (Joh.10:16). Hieruit blijkt dat er naast de gelovigen uit Israël, ook gelovigen zullen worden toegevoegd die niet van die stal zijn; dat kan niets anders betekenen dan dat de Gemeente, het collectief is van alle gelovigen uit Joden en heidenen. (2) ‘Dit nu zei hij (de hogepriester) niet uit zichzelf, maar daar hij hogepriester in dat jaar was, profeteerde hij dat Jezus zou sterven voor het volk: en niet alleen voor het volk, maar opdat Hij ook de verstrooide kinderen van God tot één zou vergaderen’ (Joh.11:51-52). Hieruit blijkt dat er ook buiten Israël gelovigen waren en nog zouden komen, die samen de Gemeente zouden gaan vormen (1Kor.12:13). En tenslotte (3) Hoewel het woord ‘gemeente’ hier niet genoemd wordt kunnen we hier toch een beeld van de Gemeente in zien, maar dan in de eenwording met de Heer Jezus, zoals we die zagen in de ‘éne kudde, en de éne herder’ (Joh.10:16). In Joh.15:1-8 voorgesteld in ‘Ik ben de wijnstok, u de ranken’. Deze geestelijke eenheid is iets nieuws en kan geen betrekking hebben op het volk Israël, maar is een kenmerk van de gelovigen van de Gemeente.
De Gemeente, haar ontstaan
Omdat de apostel Paulus leert dat het de Heilige Geest is die ons tot één lichaam heeft gedoopt (1Kor.12:13), kan het ook niet anders dat de Gemeente niet eerder kon ontstaan nadat de Geest was uitgestort. Dat gebeurde, zoals we weten op de Pinksterdag ná Jezus’ hemelvaart (Hand.2:1vv.). Het komen van de Heilige Geest was al eerder aangekondigd: ‘Maar Ik zeg u de waarheid: het is nuttig voor u dat Ik wegga; want als Ik niet wegga, zal de Voorspraak niet tot u komen; maar als Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden’ (Joh.16:7, 13; 7:39; 15:26). In de brief aan Efeze zien we dat het doel van Jezus’ offer ook inhield: ‘dat Hij die twee – gelovigen uit de Joden en de volken – in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen, vrede makend, en die beiden in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis’ (Ef.2:15). ‘Opdat wij beiden in één Geest de toegang tot de Vader hebben’, zo vervolgd Paulus (Ef.2:18). Het is dus duidelijk dat de Gemeente pas is ontstaan nadat de Heilige Geest was uitgestort, Die ook niet eerder kon komen voordat de Heer Jezus was verheerlijkt (Joh.7:39). Er kan dus geen sprake zijn van de Gemeente in het Oude testament.
Het fundament van de Gemeente
Eén van de metaforen die in het Nieuwe Testament voor de Gemeente wordt gebruik is de Gemeente als ‘huis van God’ (bv. 1Tim.3:15) of als een ‘tempel’ (Ef.2:21). Een huis wordt gebouwd op fundamenten en zo is het ook met de Gemeente. ‘Dus bent u geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar bent u medeburgers van de heilige en huisgenoten van God, opgebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus Zelf hoeksteen is, in Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, opgroeit tot een heilige tempel in de Heer; in Wie ook u mee opgebouwd wordt tot een woonplaats van God in de Geest’ (Ef.2:19-22). In de eerste brief aan de Korinthiërs zegt de apostel Paulus: ‘Want Gods medearbeiders zijn wij, Gods akker, Gods gebouw bent u. Naar de genade van God die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fundament gelegd en een ander bouwt erop. Maar laat ieder uitkijken hoe hij erop bouwt. Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat er ligt, dat is Jezus Christus’ (1Kor.3:9-11). Uit bovenvermelde Bijbelteksten mag duidelijk zijn dat er van een Gemeente geen sprake kon zijn in het Oude Testament. Paulus kon dan ook ná het ontstaan van de Gemeente spreken van drie verschillende groepen mensen, zoals hij dat doet in de brief aan de Korinthiërs: ‘Weest geen struikelblok voor (1) Joden en voor (2) Grieken en voor (3) de Gemeente van God’ (1Kor.10:32).
De gemeente geopenbaard door Paulus
Hoewel de Gemeente was ontstaan op de Pinksterdag (Hand.2:1v.) doordat toen de Heilige Geest werd uitgestort om ons tot één Lichaam te kunnen maken (1Kor.12:13), was het onderwijs met betrekking tot de Gemeente nog niet geopenbaard, dat was de taak en het voorrecht van de apostel Paulus. In de brief aan de Efeziërs schrijft hij in verband daarmee: ‘Daarmee ik, Paulus, de gevangene van Christus Jezus voor u, de volken… (waar u immers hebt gehoord van het rentmeesterschap van de genade van God, mij voor u gegeven, dat mij door openbaring de verborgenheid is bekendgemaakt – zoals ik tevoren in het kort geschreven heb; daardoor kunt u, als u dit leest, mijn inzicht opmerken in de verborgenheid van Christus – die in andere geslachten de zonen van de mensen niet bekend is gemaakt, zoals zij nu in de Geest geopenbaard is aan zijn heilige apostelen en profeten’ dat zij uit de volken mede-erfgenamen zijn en medeïngelijfden en mededeelgenoten van de beloften in Christus Jezus ziin’ (Ef.3:1-5). En vervolgt hij: ‘…wat het rentmeesterschap is van de verborgenheid die van alle eeuwen verborgen was in God… opdat nu aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten door de Gemeente de veelvoudige wijsheid van God bekend gemaakt wordt’ (Ef.3:9-10; Kol.1:26).
Zie voor de andere verborgenheden of geheimenissen ook die de apostel Paulus heeft geopenbaard: Rom.16:25; 1Kor.2:7; Ef.1:9-11 met betrekking tot de Heer Jezus als Middelpunt van Gods plannen. Ef.3:9; 5:32; Kol.1:26; 2:2 met betrekking tot de Gemeente. 1Kor.15:51-52; 1Thes.4:13-18 met betrekking tot Jezus’ komst, verschijning en eeuwige heerschappij. En tenslotte Rom.11:25 met betrekking tot het volk Israël.
Conclusie
We weten nu dat de Gemeente in het Oude testament niet bekend was, maar aangekondigd, en ‘geboren’ is nadat de Heilige Geest was uitgestort. Dat het een verborgenheid was die geopenbaard is door de dienst van de apostel Paulus. Dat het fundament van de Gemeente de Heer Jezus is waarop de apostelen hebben gebouwd. Gelovigen uit Joden en de volken vormen samen de Gemeente doordat de Heilige Geest ze tot één Lichaam heeft gedoopt.