Nieuw Testament – De verwerping van de Heer Jezus – Lukas 4

20 juli, 2023

Bijbelboeken: Lukas

Nieuwe Testament

De verwerping van de Heer Jezus

Lukas 4:16-30

Inleiding.

Na zijn ‘dienst’ in het verborgene, thuis (Luk.2:40, 52) en in de woestijn, vinden we hier de Heer Jezus in de synagoge, een optreden in het openbaar. Na de verzoeking in de woestijn lezen we dat ‘Hij leerde in hun synagogen, en door allen geëerd werd’ (Luk.4:15). Dat laatste bleek echter niet het geval in de synagoge van Nazareth, de plaats waar Hij was opgevoed! Dat geen enkele profeet aangenaam is in zijn vaderstad, moest ook de Heer Jezus helaas ervaren (vs.24). Later lezen we in het evangelie naar Lukas, dat de Heer Jezus dagelijks in de tempel leerde en dat al het volk aan zijn lippen hing als het Hem hoorde (Luk.19:48; Mark.12:37). De reactie die Jezus’ boodschap opwekte bij de overpriesters en de schriftgeleerden was daaraan echter totaal tegengesteld, herhaaldelijk lezen we in de Evangelieën: ‘Dat zij Hem trachtten om te brengen’ (Luk.19:47; 20:19; 22:2). Een vijandige houding die ook de apostel Paulus in zijn dienst herhaaldelijk heeft ervaren (1Thes.2:14-16; Hand.17:5). Hoe dan ook, het was sabbat en de Heer Jezus ging naar zijn gewoonte naar de synagoge (4:16). Een voorbeeld om na volgen (Hebr.10:25). Als rondreizende prediker was de Heer Jezus bekend en dus werd Hem de gelegenheid gegeven om de schriftlezing te doen. Dit gebruik vinden we ook als de apostel Paulus de joden in de synagoge in Antiochië bezoekt. We lezen daar: ‘En na de voorlezing van de wet en de profeten lieten de oversten der synagoge hun vragen: Mannen broeders, indien gij een woord van opwekking voor het volk hebt, spreekt het dan’ (Hand.13:1; 18:24-26). Je vraagt je wel eens af met voor verwachting de Heer Jezus die dag naar de synagoge ging. Hij had in andere synagogen geleerd en werd door allen geëerd (4:15), maar hier in de stad waar Hij was opgevoed?

De tekst.

In de synagoge had men, wat we zouden kunnen noemen een soort leesrooster, en het voorgeschreven gedeelte uit het boek Jesaja was op die bewuste sabbat aan de beurt. Het zal dus wel geen toeval zijn geweest dat de Heer Jezus deze tekst mocht lezen, eerder de wil van God. Zo konden geestelijke leiders later niet beweren dat hij bewust die tekst had opgezocht. De tijd van vragen stellen door de Heer Jezus was voorbij (Luk.2:46) en de tijd dat Hij met gezag leerde was aangebroken (Luk.4:32). De Heer Jezus las: ‘De Geest van de Heer is op Mij, doordat Hij Mij heeft gezalfd om aan armen het evangelie te verkondigen; Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te prediken en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijlating, om te prediken het aangename jaar van de Heer’ (Luk.418; Jes.61:1-2). De joodse rabbijnen pasten deze tekst terecht toe op de komende Messias, en de bezoekers in de synagoge waren daarvan op de hoogte. De vermelding van ‘het aangename jaar des Heren’ duidt op het zogenaamde ‘jubeljaar’. Iedere zevende jaar was een ‘sabbatsjaar’ voor het volk, opdat het land zou rusten; en iedere vijftigste jaar (ná zeven sabbatsjaren) werd een jubeljaar genoemd. Het was een jaar dat ieder van het volk zijn bezittingen zou terugkrijgen, bezittingen die waren verkocht kwamen weer in het bezit van hun oorspronkelijke eigenaren, en alle schulden werden kwijtgescholden. Het land mocht niet bebouwd worden. (Lev.25:1-13). Wat de Heer Jezus niet las waren de laatste woorden van de tekst uit Jesaja, want die eindigden als volgt: ‘En een dag der wrake van onze God’.

De uitleg

Toen de Heer Jezus, na de lezing ging zitten om de tekst die Hij had voorgelezen wilde uitleggen, waren alle ogen op Hem gericht. De Heer viel als het ware met de deur in huis toen Hij de tekst op Zichzelf toepaste: ‘Heden is dit Schriftwoord in uw oren vervuld’, met andere woorden: Ik ben de Messias! De Heer Jezus had, voordat hij deze woorden in de woorden voorlas, uitlegde en op Hemzelf toepaste al geruime tijd gepredikt in de ‘hele streek en in hun synagogen. Hij was dus gekend en geëerd en geen onbekende en zeker in zijn vaderstad niet! Uitgaande van de tekst verkondigde de Heer Jezus drie dingen: (1) dat de Schrift in Hem tot vervulling was gekomen, Hij was het die gezalfd door de Geest geroepen was aan armen het Evangelie te verkondigen en herstel te brengen waar nodig. Die woorden werden ondersteund door ‘de tekenen van het koninkrijk’, waarnaar de Heer Jezus verwees toen Johannes de doper Hem vroeg: ‘Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten? En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij hoort en ziet: blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie’ (Mat.11:2-5; zie ook: Jes.29:18, 32:1-3, 35:5, 42:16-18). (2) dat het Jubeljaar was begonnen, het aangename jaar van de Heer, dat zoals hierboven vermeld, verwees naar de rust die God het volk had beloofd. (3) Dat dit voorrecht en zegen kwam door de genade die God bewees, aan het volk Israël maar ook de volkeren, die ook zouden delen in de genade van God. Een genade voor de volkeren, die zo vaak over het hoofd wordt gezien, maar zo prachtig wordt beschreven in Psalm 67.

De reactie

De ‘woorden van genade’ die uit Jezus’ mond kwamen (Ps.45:3) konden de aanwezigen niet overtuigen, hoe zeer ze zich er ook over verwonderden. Hij, Jezus de beloofde Messias, is hij niet de zoon van Jozef, de timmerman? De Heer Jezus snijdt hun als het ware de pas af door te verwijzen naar de gebeurtenissen die in Kapernaüm waren gebeurd, waar de Heer Jezus met zijn moeder, broers en discipelen hadden verbleven (Mat.4:13; Joh.2:12). Wat was daar dan gebeurd, dat ook in Nazareth moest gebeuren? In Kapernaüm had de Heer de o.a. de knecht van een hoofdman genezen van zijn verlamming (Mat.7:5vv.; Joh.4:43-54), de schoonmoeder van Petrus genezen en de geesten van bezetenen uitgedreven, alle lijdenden genezen (Mat.8:14-17). Wel, deze dingen moest Jezus ook maar eens doen in zijn vaderstad, bewijs je hier ook maar eens, dan zouden wellicht hun opinie over Hem wijzigen! Het tegendeel bleek echter waar, zoals we nog zullen zien! Dat ‘een profeet in zijn eigen vaderstad niet geëerd wordt bleek niet alleen uit de verwerping van de Heer Jezus, maar ook het Oude Testament geeft daarvan getuigenis en wel door de profeten Jesaja, Jeremia, Ezechiël, Micha en Amos (Mat.23:34). De verwerping van de Heer Jezus die hier een aanvang nam resulteerde in de totale afwijzing door het gehele volk Israël, bij monde van de overpriesters. ‘Wij willen niet dat Deze koning over ons wordt, wij hebben geen koning dan de keizer (Joh.19:16), waardoor ze verwezen Jezus naar het kruis verwezen.

De genade van God

De twee gebeurtenissen uit het leven van de profeet Elia en Elisa, waarnaar de Heer Jezus verwijst, zijn in eigenlijk al een vooruitblik en een aanwijzing van wat na zijn sterven, opstanding en hemelvaart zou plaatsvinden, namelijk de verkondiging van het Evangelie aan alle volken (Mat.28:19). ‘Door hun (Israëls) overtreding is de behoudenis tot de volken gekomen’ (Rom.11:11) Zij (de farizeeën en wetgeleerden) hebben de raad van God voor zichzelf terzijde gesteld (Luk.7:30). ‘De genade van God, heilbrengend voor alle mensen is verschenen’ (Tit.2:11). Zoals al gezegd wordt deze waarheid en verandering van Gods handelen, door de Heer Jezus geïllustreerd in de zending van de profeet Elia naar de weduwe in Sarepta bij Sidon (1Kon.17) en de bemiddeling in de genezing van de legeroverste Naäman van zijn melaatsheid 2Kon.5). Beiden, de weduwe en Naäman, behoorden niet tot het volk Israël en konden nergens aanspraak op maken; ze hadden geen deel aan de verbonden die God met het volk Israël gesloten had. Zij behoorden tot de volken die God, na de roeping van Abraham (Gen.12:1), op hun eigen wegen had laten gaan (Hand.14:16). Dat het heil ook voor de volken was, was ongezien en het is daarom dan ook de reden dat door de prediking van de apostel Petrus, de gelovigen uit de volken buiten zichzelf waren dat de gave van de Heilige Geest ook op de volken werd uitgestort (Hand.10:45, 11:18, 13:48, 14:27).

De verwerping

Was het eerst een afwijzende houding die de bezoekers van de synagoge toonden, wat er nu volgt gaat verder, het is de verwerping van de Heer Jezus! Dat genade werd betoond aan de volkeren was er te veel aan! Zij toch waren het uitverkoren volk! Nu begrijpen we ook waarom Jona weigerde om naar Nineve te gaan om hen het oordeel aan te kondigen. Toch zouden de Joden als uitverkoren volk, de volkeren tot jaloersheid hebben moeten wekken, maar het tegenovergestelde was waar, en dat verwijt de Heer Jezus hen: ‘Wee u echter, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, want u sluit het koninkrijk der hemelen voor de mensen; want uzelf gaat niet naar binnen, en hun die willen binnengaan, laat u niet toe binnen te komen’ (Mat.23:13). Dat de toorn van de mens Gods gerechtigheid niet bewerkt (Jak.1:20) wordt hier wel duidelijk. ‘Ze werden met toorn vervuld, stonden op en wierpen Hem de stad uit, maar dat was blijkbaar nog niet voldoende want ze wilden Hem van de steilte afwerpen! Maar de Heer Jezus ging midden tussen hen door en vertrok, zijn uur was nog niet gekomen (Joh.7:30; 8:20), dat ‘uur’ was door de Vader bepaald! ‘Vóór het feest van het Pascha nu, heeft Jezus, die wist dat Zijn uur was gekomen dat Hij uit deze wereld zou overgaan naar de Vader, en die de zijnen, die in de wereld waren had liefgehad, hen had liefgehad tot het einde’ (Joh.13:1, 12:23, 17:1). De verwerping die hier gebeurde is later, toen de apostelen uitgingen om het Evangelie te verkondigen aan de Joden, veel vaker voorgekomen. Het was één van de grootste klachten van de apostel Paulus (bv. 1Thes.2:14-16). ‘Wie u hoort, hoort Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, verwerpt Hem die Mij heeft gezonden’ (Luk.10:16). ‘Het aangename jaar van de Heer’ (4:19), zou worden ‘Een dag van de wraak van God’ (Jes.61:2).

______________________________________________________________________________________________________________________________