Dogmatiek
Bijbelse Argumenten voor cessationisme
Bron: A biblical case for cessationism van Tom Pennington – 17/10/2013
Inleiding
We gaan het deze morgen hebben over de Bijbelse argumenten vóór cessationisme (van het Engelse werkwoord ‘to cease’ = ophouden). Het probleem met het label “cessationisme” is echter dat het een negatieve term is en daardoor wordt het gemakkelijk gekarikaturiseerd tot “geloven dat de Heilige Geest gestopt is met werken”. Daardoor worden we onterecht beschuldigd dat we de Heilige Geest zouden willen beperken of dat we er zelfs een on-Bijbelse gedateerde verlichtingswereldvisie op na houden. Maar dat zijn karikaturen, dat zijn verdraaiingen.
Integendeel, we geloven dat de Heilige Geest niet alleen Zijn werk voortzet, maar dat Hij in ons en door ons de kracht van de opgestane Christus laat zien. Er gebeurt niets, maar dan ook niets van eeuwigheidswaarde in het leven van een individuele gelovige of van een lokale kerk dat los staat van het werk van de Heilige Geest.
Jij en ik kunnen tijdelijke effecten veroorzaken, maar we hebben niet de capaciteit of de kracht om een eeuwige beloning, een eeuwige gebeurtenis, een eeuwig bouwsel en toerusting in het leven van de gemeente of een individu te veroorzaken. Het is een verkeerde voorstelling van wat we geloven om te zeggen dat we geloven, zoals iemand ooit deed, in “de Vader, de Zoon en de Heilige Schrift”, alsof de Schrift de positie van de Heilige Geest heeft ingenomen in de Heilige Drie-eenheid.
Wat is het dan wel wat cessationisten geloven, waar is de Heilige Geest dan mee opgehouden? Laten we heel duidelijk zijn. We geloven dat Hij slechts met één functie gestopt is en dat is dat Hij niet langer de bovennatuurlijke geestelijke gaven geeft aan de gelovigen van vandaag, waaronder het spreken in andere talen, profetie en genezing.
Onze tegenhangers, de continuationisten (van het Engelse werkwoord ‘to continue’ = blijven doorgaan) geloven ofwel dat de bovennatuurlijke gaven onveranderd zijn blijven bestaan sinds Pinksteren maar andere groeperingen zeggen, nee, ze zijn vervaagd gedurende de meeste eeuwen van de kerkgeschiedenis maar zijn onlangs weer hersteld.
Alhoewel er verschillen zijn tussen de drie strekkingen van de Charismatische Beweging (de Pinksterchristenen, de Charismatici en de 3de Golf Beweging), allemaal zijn ze continuationisten en gebruiken ze dezelfde argumenten in hun literatuur en in hun verdediging. Wat je meestal zult horen is dit:
Argumenten van de continuationisten
Het staat er niet
Eerst en vooral zeggen ze dat het Nieuwe Testament nergens direct stelt dat de bovennatuurlijke gaven zullen ophouden tijdens de kerkgeschiedenis. Maar dat argument snijdt langs beide kanten want het Nieuwe Testament zegt ook nergens dat het zal blijven bestaan.
Impliciete teksten
Ze counteren met het tweede argument: er zijn enkele passages in het N.T. die impliceren dat de bovennatuurlijke gaven zullen blijven bestaan totdat Christus terugkomt. Hun favoriete tekst is die van 1Kor13:10 “maar wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, zal wat ten dele is, tenietgedaan worden.” Ze leggen uit dat dat betekent dat enkel wanneer Christus terugkomt de gedeeltelijke gaven van talen en profetie zullen ophouden. Maar zoals u weet, is dit een passage waarover veel verschil van mening bestaat en er zijn veel mogelijke interpretaties. Er zijn meningsverschillen over hoe je deze passage moet interpreteren aan beide zijden van de kwestie. Dus is het onmogelijk om je theologie en praktijk te onderbouwen met zo’n controversiële passage. En eigenlijk werd deze passage tijdens het grootste gedeelte van de kerkgeschiedenis zelfs gebruikt om cessationisme te verdedigen.
Bedeling van de gemeente
Hun derde belangrijkste argument voor het voortbestaan van de bovennatuurlijke gaven is dat het Nieuwe Testament alleen over de bedeling van de gemeente spreekt en dus moeten de gaven waarmee deze bedeling gestart is ook blijven bestaan zolang deze bedeling duurt. Ze beweren dat we de bedeling van de gemeente kunstmatige opdelen in een apostolische en postapostolische periode. Maar tenzij ze geloven dat er ook nu nog apostelen zijn van het kaliber van Petrus en Paulus – en de meeste charismatici vinden dat ook niet – delen ze de gemeentebedeling zelf ook op. En het moet dan op zijn minst gezegd worden dat ook zij het apostelschap toeschrijven aan de apostolische periode. Ze zijn op die manier de facto gedeeltelijke cessationisten geworden
500 miljoen christenen hebben deze ervaringen
Maar het argument dat veruit het meest gebruikt wordt om hun visie vooruit te schuiven, en deze hebt u zeker ook al gehoord, is dat je het overal tegenkomt. 500 miljoen belijdende christenen die claimen dat ze charismatische ervaringen gehad hebben, kunnen toch niet allemaal verkeerd zijn. Maar laten we daar eens over nadenken. Als we datzelfde argument gebruiken, dan moeten we eigenlijk ook alle mirakels van de Rooms katholieke kerk voor waar aannemen. Want, er zijn er wel een miljard van die, een miljard katholieken die deze mirakels verkondigen en verdedigen. Het punt is ‘miljoenen’, 500 miljoen, een miljard belijdende christenen kunnen wel verkeerd zijn.
Dat waren de meest voorkomende argumenten voor continuationisme. Maar ik wil u graag een Bijbelse verhandeling voor cessationisme voorleggen. Eerst en vooral moeten we ervoor zorgen dat we over hetzelfde praten. We moeten het definiëren. Cessationisme betekent niet, zoals onze critici beweren, dat God niet langer wonderen doet!
Betekenis
Als een voorganger heb ik het voorrecht om vaak wonderen te zien want iedere keer als een geestelijk dode zondaar tot leven wordt gebracht is dat een wonderwerk van Goddelijke genade. De apostel Paulus zegt dat de enige manier dat een blinde zondaar de waarheid kan leren kennen is wanneer de God die gezegd heeft “Er zij licht”: “Er zij licht in dat hart”. Elke keer dat iemand geneest enkel en alleen als antwoord op de gebeden van het volk van God in complete tegenstelling tot wat de medische wereld zegt, is dat een Goddelijk wonder, Hij is tussengekomen.
Dus cessationisme betekent niet dat God geen wonderen meer doet. Cessationisme betekent ook niet dat de Heilige Geest – als Hij dat zou willen – geen bovennatuurlijke mogelijkheden meer zou kunnen geven aan iemand vandaag. Als God kan Hij doen wat Hij maar wil, wanneer Hij maar wil. Als Hij dat zou willen zou Hij nog steeds vandaag kunnen zorgen dat iemand in een taal spreekt die hij nooit gestudeerd heeft. Het zou alleen niet de nieuwtestamentische gave van talen zijn omdat het niet over nieuwe openbaring van God gaat zoals het toen het geval was.
Wat bedoelen we dan wel met cessationisme?
We bedoelen dat de Heilige Geest niet langer op een soevereine manier individuele gelovigen de bovennatuurlijke geestelijke gaven schenkt die je in de Schrift opgesomt vindt en die aanwezig waren in de eerste eeuw van de gemeente. Het is niet in het plan van de Heilige Geest, noch Zijn normale patroon om bovennatuurlijke geestelijke gaven te verdelen onder de christenen en de gemeenten van vandaag op dezelfde manier als Hij deed in de tijden van de apostelen. Dat soort gaven die bij de norm hoorden zijn opgehouden te bestaan met het overlijden van de apostelen.
Maar de cruciale vraag is natuurlijk “waarom?” Waarom geloven wij dat de bovennatuurlijke gaven van de Geest opgehouden zijn terwijl de rest van de functies van de Geest gebleven zijn? Vraag dat aan de doorsnee cessationist en hij zal je naar 1Korinthiërs 13 brengen en ik geloof wel dat er daar een argument gevonden kan worden. Maar cessationisme staat of valt niet met dat ene vers.
Ik wil u graag nog 7 Bijbelse argumenten aanbrengen die het cessationisme ondersteunen. Eigenlijk zou je van elk argument een aparte Bijbelstudie kunnen maken, maar ik zal ze heel compact allemaal vernoemen. Ik kan ze helaas in deze studie niet allemaal volledig uitwerken, dat is onmogelijk. Het is ook niet mijn bedoeling om een antwoord te geven op elk mogelijk tegenargument. Ik hoop jullie wel in vogelvlucht alle argumenten voor te stellen en jullie aan te moedigen om ze zelf meer te gaan uitdiepen in jullie persoonlijk studie.
-
De unieke rol van wonderen.
Het eerste bijbels argument is de unieke rol van wonderen. Vele evangelicalen, en ik denk de meeste charismatici, denken dat er wonderen rondslingeren op bijna elke pagina van de Bijbelse geschiedenis. Terwijl er in realiteit slechts 3 periodes geweest zijn waarin God wonderen bewerkte door mannen die daar door Hem speciaal toe toegerust werden. In andere woorden, er waren slechts 3 periodes waarin God mensen bovennatuurlijke krachten schonk.
-
De eerste was die van Mozes en Jozua. Deze periode duurde van de Uittocht, ongeveer 1445 B.C. over de carrière van Jozua die eindigde ongeveer in 1380 B.C. Met andere woorden, de eerste periode van wonderen duurde ongeveer 65 jaar.
-
Het tweede tijdsvenster waarin wonderen voorkwamen was tijdens de bedieningen van Elia en Elisa. Als we weer even naar de Bijbelse chronologie kijken, zien we dat ze hun bediening hadden van ongeveer 860 B.C. tot 795 B.C. Alweer een periode van slechts 65 jaar.
-
De derde tijd van wonderen was met Christus en Zijn apostelen. Dat begon duidelijk met Christus’ openbare bediening en duurde op zijn langst tot de dood van de apostel Johannes, dus ongeveer 70 jaar.
Nu, doorheen de Bijbelse geschiedenis heeft God bij gelegenheid ingegrepen met een direct wonder. Maar in duizenden jaren van menselijke geschiedenis, waren er slechts 200 jaar waarin God aan bepaalde mannen de kracht schonk om wonderen te doen. En zelfs dan gebeurden die wonderen niet elke dag! Waarom was dat? Omdat het doel van wonderen altijd geweest is om een goddelijk aangeduide boodschapper te certificeren en om de geloofwaardigheid te tonen van iemand die namens God spreekt, dat is niet iemand die onderwijst of die het Woord van God uitlegt, zoals ik vanmorgen, maar iemand in wiens mond God zijn eigen Woorden gelegd heeft. Dit patroon startte met de eerste wonderdoener, Mozes.
Ga met mij naar Exodus 6:27 Mozes vertelt hier wat gebeurde bij zijn roeping. Exodus 6:27, “Het gebeurde op de dag dat de HEERE tot Mozes sprak in het land Egypte dat de HEERE tot Mozes sprak: Ik ben de HEERE. Spreek tot de farao, de koning van Egypte, alles wat Ik tot u spreek. Toen zei Mozes voor het aangezicht van de HEERE: Zie, ik ben niet welbespraakt. Waarom zou de farao naar mij luisteren? Toen zei de HEERE tegen Mozes: Zie Ik heb u voor farao tot een God gemaakt en uw broer Aäron zal uw profeet zijn. U moet alles wat Ik u gebieden zal tegen Aäron zeggen, en Aäron uw broer, moet tot de farao spreken.” Zie je wat hier gebeurt, God zegt: oké, geloof je niet dat ik je zal bekrachtigen? Dat Ik door jou kan bereiken wat ik wil? Ik zal je Aäron meegeven, hij zal als je profeet zijn. Leg jij de woorden in zijn mond die Ik in jouw mond gelegd heb en hij zal ze tegen farao spreken. Kom nu mee naar hoofdstuk 4:15 waar hij wat op de zaak doorgaat. “Dan moet u tot hem (Aäron) spreken en hem de woorden in zijn mond leggen.” Herinner u dat hij de profeet is. Je legt de woorden in zijn mond. “Ikzelf zal met uw mond en zijn mond zijn en u leren wat u moet doen. En hij zal voor u tot het volk spreken. Dan zal het zo zijn: Hij zal voor u tot een mond zijn en u zult hem tot een god zijn.” Merk op dat in deze beide passages duidelijk is dat Aäron niet voor zichzelf kan spreken als Mozes’ profeet, hij mocht enkel de woorden spreken die Mozes hem gaf, die in Gods plaats stond tegenover hem. Dat is wat het betekent om een profeet te zijn. Gods eigen woorden werden in jouw mond gelegd. Dat is de reden ook waarom God toen hij Jeremia aanstelde in Jer.1:9 zei: “Zie, Ik geef u Mijn woorden in uw mond.” Maar hoe kon het volk het weten? Wanneer kon het volk weten dat een man die claimt een profeet te zijn ook daadwerking Gods eigen woorden sprak? Mozes, de allereerste profeet, werd met dit dilemma geconfronteerd. En hij brengt dit ook ter sprake bij God in het begin van hoofdstuk 4:1 “Toen antwoordde Mozes en zei: Maar zie, zij zullen mij niet geloven en niet naar mijn stem willen luisteren, want zij zullen zeggen: De HEERE is niet aan u verschenen.” Hoe weten we dat je een profeet van God bent? Dat dat ook effectief Gods woorden zijn die je spreekt? De HEERE zei tegen hem: Wat hebt u daar in uw hand? En u herinnert zich wellicht hoe het verhaal verder gaat. Hij zegt: Gooi die staf op de grond. En Mozes deed het en de staf werd een slang en Mozes rende er van weg. En God zei: strek uw hand uit en grijp hem bij zijn staart, dus strekte hij zijn hand uit en greep hem vast en hij werd weer een staf in zijn hand. En dan kun je lezen wat God verder zegt: “opdat zij geloven dat de HEERE aan u is verschenen, de God van hun vaderen, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob.” Dat is waarom Ik jou de mogelijkheid geef om wonderen te doen. God bevestigt dit verder met nog 2 wonderen in de volgende verzen. En dus moeten we begrijpen dat God Mozes de mogelijkheid schonk om wonderen te doen met slechts één doel voor ogen en dat was om Mozes te valideren als Gods profeet en de boodschap die Mozes bracht als Gods eigen woorden. Mozes werd universeel geaccepteerd als Gods profeet. En wat hij neerschreef werd letterlijk het Woord van God. Waarom was dat? Omdat de macht om wonderen te doen zijn claim om te spreken namens God valideerde.
Dit blijft het doel van wonderen doorheen het hele Oude Testament. Denk eens na over de Oudtestamentische profeten. Mozes schreef dat God nog mannen als hijzelf zou oprichten die zouden spreken namens God
Ga met mij mee naar Deuteronomium 18:15 “Een profeet uit uw midden, uit uw broeders, zoals ik, zal de HEERE, uw God, voor u doen opstaan; naar Hem moet u luisteren.” Het is duidelijk dat deze profetie zijn ultieme vervulling kreeg in de Messias, maar het is ook duidelijk dat Mozes hier de instelling van de profeten beschrijft, die zelfs in zijn dagen al actief werd volgens Numeri 11:29 en nog lang zou blijven duren. Dus hier in Deuteronomium, geeft Mozes 3 criteria om te kunnen onderscheiden of iemand een ware profeet of een valse profeet is.
-
Kijk eens in de verzen 21 en 22 van Deuteronomium 18, daar zegt hij dat de voorzeggingen van een ware profeet altijd uitkomen. Dat is het eerste criterium. De voorzeggingen van een ware profeet moeten altijd uitkomen. Dat is hoe je kan weten of zijn woorden echt de Woorden van God zijn.
-
In Deut.13:1-5, zegt God wanneer Hij ervoor kiest om iemand te bevestigen als een ware profeet, dat Hij dat doet door hen de gave van het doen van wonderen te geven, zoals Hij bij Mozes deed. Dat is het tweede criterium.
-
Wat meer is, in Deut.13 zegt Hij dat naast het doen van wonderen het derde criterium is dat wat er gezegd wordt in complete overeenstemming moet zijn met eerdere openbaringen van God.
Dus Mozes was een profeet, werd gegeven om wonderen te verrichten om te valideren dat Hij Gods eigen Woorden sprak. De profeten die hem zouden opvolgen, zouden aan dezelfde criteria moeten voldoen. In het Oude Testament werd enkel en alleen aan die profeten macht gegeven om wonderen te doen die onfeilbaar en met autoriteit voor God spraken omdat het hun geloofwaardigheid bevestigde.
Het meest bekende wonder buiten de Pentateuch vinden we tijdens de dienst van Elisa in 1Kon.18:36 waar hij vuur uit de hemel vraag op het altaar op de berg Carmel, luister naar wat hij zegt in zijn gebed. ‘Elia de profeet kwam naar voren en zei: HEERE God van Abraham, Izak en Israël, laat het heden bekend worden dat U God bent in Israël, en ik Uw dienaar, en dat ik al deze dingen overeenkomstig Uw Woord heb gedaan.’ M.a.w. “God, legitimeer mij, valideer mij.”
Wanneer we bij het Nieuwe Testament komen, ontdekken we dat hetzelfde patroon zich ontvouwt. Onze Heer was natuurlijk de ultieme vervulling van de profeet die Mozes beloofde in Deut.18. Hij was de grote Profeet, de Profeet met de grootste boodschap en de grootste claims en dus is het niet verwonderlijk dat Hij meer wonderen verrichte dan welke wonderdoener in de geschiedenis van de mensheid dan ook. Maar zoals het ook was met Mozes en de oudtestamentische profeten, was het ook met Jezus zo dat het belangrijkste doel van zijn wonderen was om te bevestigen dat Hij wel degelijk Gods laatste en ultieme boodschapper was die onfeilbaar sprak in naam van God. Johannes de apostel maakt dit zelfs het centrale thema van zijn evangelie. Ik toon jullie een paar voorbeelden. Joh 5:36, Jezus spreekt: “Maar Ik heb een getuigenis dat groter is dan Johannes, want de werken die de Vader Mij gegeven heeft om die te volbrengen, juist die werken die Ik doe, getuigen van Mij dat de Vader Mij gezonden heeft.” M.a.w. kijk naar wat Ik doe, kijk naar de genezingen, kijk naar de wonderen, die laten zien dat God mij gezonden heeft als de ultieme en laatste boodschapper. In Joh.6:14 “Toen de mensen dan het teken (het gaat hier over de wonderbare spijziging van de 5000) dat Jezus gedaan had, gezien hadden, zeiden zij: “Hij is werkelijk de Profeet, Die in de wereld komen zou.” Dat was hun conclusie. Daartoe diende het teken.
In Joh.7:31 staat “En velen uit de menigte kwamen tot geloof in Hem en zeiden: Wanneer de Christus komt, zal Hij toch niet meer tekenen doen dan Hij gedaan heeft?” In Joh.10:24 staat “De joden dan omringden Hem en zeiden tegen Hem: Hoelang houdt U ons in het onzekere? Als U de Christus bent, zeg het ons vrijuit. Jezus antwoordde hun: Ik heb het u gezegd en u gelooft het niet. De werken die Ik doe in de Naam van Mijn Vader, die getuigen van Mij, maar u gelooft niet, want u bent niet van mijn schapen. In Joh.10:37 “Als Ik dan niet de werken van Mijn Vader doe, geloof Mij dan niet, maar als Ik ze doe en u Mij niet gelooft, geloof dan de werken, opdat u erkent en gelooft dat de Vader in Mij is en Ik in Hem.” Zie je, Jezus’ wonderen waren niet in de eerste plaats bedoeld om efficiënt te evangeliseren. In feite zijn wonderen daar helemaal niet toe in staat. Want Hij zei ooit: Zelfs als iemand uit de dood opstaat, zullen ze niet luisteren als ze al niet willen luisteren naar Mozes en de profeten, zullen ze ook dan niet geloven. Jezus’ wonderen waren zelfs niet in de eerste plaats bedoeld om het menselijke lijden te verzachten alhoewel we door Zijn wonderen heen ook Zijn grote compassie en barmhartigheid konden zien.
Dè belangrijkste reden dat de Heilige Geest Jezus kracht gaf om wonderen te doen was om te bevestigen dat Hij de werkelijke Woorden van God sprak, dat Hij alles was wat Hij claimde te zijn. Op de Pinksterdag herhaalde Petrus dat dat het doel van Jezus’ wonderen was. Kijk naar Handelingen 2:22 “Jezus de Nazarener, een Man Die u van Godswege aangewezen is door krachten, wonderen en tekenen, die God in uw midden door Hem gedaan heeft, zoals u ook zelf weet.” Dat was de reden voor Zijn wonderen. Jezus deed niet alleen zelf wonderen, Hij gaf die macht ook aan de apostelen en ook hun wonderen diende hetzelfde doel. Ga naar Handelingen 14:3 “Zij (Paulus en Barnabas) verbleven daar dan lange tijd en spraken vrijmoedig, in vertrouwen op de HEERE, Die getuigenis gaf aan het Woord van Zijn genade en tekenen en wonderen door hun hand liet gebeuren.”
Heb.2:3-4 ondersteunt ook dit punt. De schrijver van de Hebreeënbrief zegt: “De boodschap van redding werd aan ons bevestigd door hen die Hem gehoord hebben (dat zijn de apostelen), God heeft er bovendien mede getuigenis aan gegeven door tekenen en wonderen en allerlei krachten en gaven van de Heilige Geest overeenkomstig Zijn wil.” De bovennatuurlijke gaven die de apostelen vergezelden waren bedoeld om te bevestigen dat ze ware instrumenten van Gods openbaring waren, net zoals Mozes, de oudtestamentische profeten, Elia en Elisa en Jezus zelf.
Denk hier eens een momentje over na, over dit kort overzicht, alhoewel er nog meer te zeggen is i.v.m. dit punt. Maar aangezien dat dit patroon consistent is doorheen de hele Schrift, is het niet meer dan redelijk om te verwachten dat met de dood van de apostelen, met het einde van Gods openbaring, met de dood van degenen die Gods eigen Woorden brengen, ook het vermogen om wonderen te doen verdwenen is… net op dezelfde manier zoals dat gebeurd is na de dood van Mozes en Jozua, net zoals bij Elia en Elisa.
B.B. Warfield schrijft: “Wonderen verschijnen niet te pas en te onpas hier en daar en overal op de bladzijden van de Schrift, zonder enige aanwijsbare reden. Ze behoren tot “openbaringsperiodes” en verschijnen alleen wanneer God tot Zijn volk wil spreken doorheen door Hem aangestelde sprekers die Zijn genade verkondigen. De overweldigende tentoonstelling van wonderen in de apostolische kerkperiode is het teken van een overweldigende nieuwe openbaring van Gods wege. En wanneer die nieuwe openbaring werd afgesloten, is ook de periode van wonderen gepasseerd als logisch gevolg.” De Schrift leidt er ons toe te verwachten dat de bovennatuurlijke gaven zullen wegvallen omwille van de unieke rol/doel dat wonderen altijd gehad hebben, namelijk de validering van iemand die Gods eigen Woorden sprak.
-
Het einde van de “Gave van Apostelschap”
Een tweede argument dat daaraan gelinkt is, is het einde van de gave van apostelschap. Op twee plaatsen in het N.T. verwijst Paulus naar apostelen als een van de gaven die Christus aan Zijn gemeente gaf. De eerste in 1Kor.12:28 “God heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, vervolgens krachten, daarna genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, bestuurlijke gaven, allerlei talen.” Paulus toont hier de diversiteit van de leden, de Geest heeft de verschillende leden van het lichaam gaven gegeven, en hij vernoemt hier ook de apostelen.
Ziet u, alhoewel niet alle geestelijke gaven ‘ambten’ zijn, zijn wel alle ‘ambten’ gaven ten dienste van Christus’ gemeente. Christus maakt dit heel duidelijk in Ef.4:7, 11 waar Hij beschrijft hoe de gemeente moet functioneren. Ef.4:7 “Maar aan ieder van ons is de genade gegeven naar de maat van de gave van Christus. Daarom zegt Hij: Toen Hij opvoer in de hoogte nam Hij de gevangenis gevangen en gaf Hij gaven aan de mensen.” En in vers 11 vertelt Hij ons wat die gaven zijn: “En Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten, weer anderen als evangelisten, en nog weer anderen als herders en leraars.” Een van de gaven die Christus aan de gemeente gaf waren de apostelen. Maar dat was een tijdelijke gave. De meeste christenen en de meeste evangelische Charismatici zijn het erover eens dat er geen apostelen meer zijn zoals de twaalf of zoals Paulus. Waarom is dat? Omdat een echte apostel voldeed aan 3 kwalificaties.
-
Je moest een getuige zijn van de opgestane Heer. In Handelingen 1 zien we dat de discipelen nadachten over wie de plaats van Judas, die zelfmoord gepleegd had, zou kunnen innemen. In 1:22 “beginnend met de doop van Johannes tot op de dag waarop Hij van ons opgenomen werd, één van die mannen moet met ons getuige worden van Zijn opstanding” Je moest dus een getuige kunnen zijn van het leven van Christus en van Zijn opstanding.
-
Ten tweede, om een apostel te zijn, moest je persoonlijk door Christus aangesteld zijn. In Hand.1:2 wordt er naar de apostelen verwezen als zij die Hij uitgekozen had. En zelf op het einde van Hand.1:24 vinden we in hun gebed om een vervanger voor Judas dezelfde woorden: “wijs van deze twee er een aan die U uitgekozen hebt om deel te krijgen aan deze bediening, namelijk het apostelschap.”
-
Ten derde, om een echte apostel te zijn, moest je in staat zijn om wonderen te verrichten. In Mattheüs 10:1-2 roept Jezus Zijn twaalf discipelen en Hij gaf hun autoriteit over onreine geesten om die uit te drijven en om iedere ziekte en kwaal te genezen.” Niet: vage rugpijn in de onderrug… Dat was met de twaalf apostelen. Dan komen we in 2Kor.12:12 waar er staat “De tekenen van een apostel zijn onder u verricht, in al mijn volharding, in tekenen, wonderen en krachten.” Om een apostel te zijn, moest je in staat zijn om wonderen te doen.
Kijk naar deze drie kwalificaties en je realiseert je meteen dat er geen enkele levende ziel nog voldoet aan deze drie kwalificaties. Er is dus op zijn minst één nieuwtestamentische gave, de gave van apostelschap die opgehouden is te bestaan. Wat dat betekent is dat er een significant verschil is in het werk van de Heilige Geest in de tijd van de apostelen en vandaag, want een van de meest wonderlijke gaven van de Geest, de gave van apostelschap is verdwenen met de apostolische periode. Het is ook van betekenis, denk ik, dan de gave van apostelschap opgehouden is, zonder een kristalhelder statement in het Nieuwe Testament. Want dat houdt in dat er ook nog andere dingen kunnen veranderd zijn met het wegvallen van de apostelen, dat is niet ondenkbaar noch onmogelijk. Zie je, eens je het eens bent dat er vandaag de dag geen apostelen meer zijn van hetzelfde kaliber als Petrus en Paulus, dan heb je ook indirect toegegeven dat er een verandering gekomen is in de verdeling van de gaven door de Heilige Geest in de postapostolische tijd t.o.v. de apostolische periode. De feiten laten zien dat die nieuwtestamentische gave waarbij de wonderen horen, nl. de gave van Apostelschap, is opgehouden te bestaan.
-
De apostelen en profeten, fundament voor de Gemeente
Een derde argument voor cessationisme is de fundamentele aard van de nieuwtestamentische apostelen en profeten. Zie je, in het N.T. worden de apostelen en profeten geïdentificeerd als het fundament waarop de gemeente gebouwd werd. Ga met mij naar Ef.2, Paulus legt hier de basis voor het begrijpen van ‘de gemeente’, deze ene nieuwe mens die geschapen werd waarin joden en heidenen samengebracht werden, er werd vrede gebracht voor ons allemaal individueel maar ook voor alle verschillen die er voordien tussen beide bestonden. En nu zijn we samengebracht. En aan het einde van dit fantastische hoofdstuk laat hij de gemeente zien a.d.h.v. drie beelden. Hij zegt in vers 19 dat we zijn als burgers in Gods Koninkrijk, nog in vers 19 zegt hij dat we huisgenoten van God geworden zijn, we maken deel uit van Gods familie. En dan geeft hij in vers 20 het derde beeld: “… gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is. En op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere; op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest.” Hij zegt: jullie zijn niet alleen medeburgers in Gods Koninkrijk, niet alleen leden van Gods familie, maar jullie zijn zoals individuele stenen die voorzichtig en nauwgezet door God geplaatst worden in een bouwwerk en dat bouwwerk is de tempel waarin God wil aanbeden worden. Maar let eens op de manier waarop het bouwwerk wordt beschreven in vers 20. De gemeente werd gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten. De verwijzing naar de apostelen hier is heel duidelijk en wordt door niemand in vraag gesteld. Maar wie zijn deze profeten?
Omwille van de verrijkende implicaties van dit vers, hebben sommige Charismatici hier nieuwe betekenissen voor bedacht. Sommigen van hen beweren dat Paulus bedoelt dat de gemeente gebouwd wordt op het fundament van de apostelen en de oudtestamentische profeten. Maar in de context hier is het toch duidelijk dat hij het over de nieuwtestamentische profeten heeft. Merk op dat hij slechts een paar verzen verder (Ef.3:3-5) spreekt over dit “Musterion”, dit mysterie of geheimenis dat hem geopenbaard werd en waarvan hij een dienaar geworden is. En hij zegt: in andere tijden (O.T.) was dit niet bekendgemaakt aan de mensenkinderen, zoals het nu geopenbaard is aan Zijn heilige apostelen en profeten door de Geest.” Hij spreekt duidelijk over nieuwtestamentische profeten. Andere charismatici nemen Ef.2:20 en herformuleren het als volgt: “Gebouwd op het fundament van de apostelen die de profeten zijn. M.a.w. het gaat hier om een en dezelfde groep mensen. Maar daar is een taalkundig argument om deze interpretatie te verwerpen. Er is een taalkundige en contextuele reden. Opnieuw maakt ook de context duidelijk dat de apostelen en profeten twee verschillende groepen zijn. Ga met mij naar hoofdstuk 4:11 en hij zegt: Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, anderen als profeten”. Twee duidelijk verschillende groepen. Laten we dat dus eens samen zetten. In Ef.2:20 onderwijst Paulus dat de openbaring die kwam door de apostelen en de nieuwtestamentische profeten het fundament is van de gemeente. En de gemeente werd op dat fundament gebouwd. En dat het beeld dat hier geschetst wordt, spreekt over een fundament dat af is, en waarop nu de bovenbouw van het bouwwerk wordt gebouwd. Trouwens, Paulus gebruikt ditzelfde beeld ook in 1Kor.3 waar hij spreekt dat de leiders van de Korinthische gemeente aan het bouwen zijn, ze bouwen op een fundament dat door iemand anders (Paulus, de bouwheer) gelegd werd; we doen dat vandaag de dag nog altijd. We bouwen verder aan het bouwwerk dat God doorheen de eeuwen al verderzette. Maar het fundament werd gelegd door de apostelen en de profeten, de nieuwe openbaring kwam doorheen hen. Eens dat de nieuwe openbaring (van het geheimenis) die God gaf aan de apostelen en de nieuwtestamentische profeten compleet was, was ook het fundament af. Hun werk wat compleet, hun rol was gedaan. Dat is duidelijk waar wat de apostelen betreft, zoals we eerder al zegen. Er zijn nu geen apostelen meer. En nu, hier in Ef.2, geeft Paulus ook aan dat de rol van profeten een fundament leggen was en dat het ook af is. We zouden niet moeten verwachten dat er nog apostelen zijn, we zouden evenmin nog moeten verwachten dat er nog profeten zijn. We verwachten geen nieuwe openbaringen meer.
-
De aard van de bovennatuurlijke gaven
Een 4de argument voor cessationisme is de aard van de wondergaven. Als de Heilige Geest nog wondergaven zou geven aan de gelovigen vandaag dan zouden dat dezelfde zijn als die we vinden in het Nieuwe Testament. Echter, wat de Charismatici vandaag claimen als “gaven” lijken bijna in niets meer op de nieuwtestamentische tegenhangers. Neem nu bijvoorbeeld: (1) De gave van het spreken in talen. Volgens Lukas in Handelingen 2, was de gave zoals we ze bij Pinksteren vinden de capaciteit om te spreken in een andere bestaande menselijke taal. Luister naar Hand.2:7-8 “En zij waren allen buiten zichzelf en verwonderden zich en zij zeiden tegen elkaar: Zie, zijn het niet allen Galileeërs die daar spreken? En hoe kunnen wij hen dan horen in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn?” Ons eigen dialect, staat er, dit waren bestaande talen, onze moedertalen. Dan kom je bij de tweede gebeurtenis die beschreven staat in Handelingen. In Hand.11:15 vertelt Petrus over de gebeurtenissen bij Cornelius, toen ook hij de gave van talen kreeg. “Toen ik (Petrus) begon te spreken, viel de Heilige Geest op hen, evenals op ons in het begin.” Het was hetzelfde wat ons overkwam zegt Petrus. En wat op Pinksteren gebeurde is kristalhelder. Wanneer Lukas een derde episode van spreken in talen vernoemt in Hand.19 is er niets in de context terug te vinden dat aanleiding geeft om aan te nemen dat het over iets anders zou gaan dan in Hand.2 en Hand.10. En denk eraan wat Lukas wist. Wanneer Lukas het boek Handelingen schreef, wist hij al wat Paulus geschreven had zo’n 6 à 7 jaar daarvoor in 1Kor.14. Hij wist wat er aan de hand was in Korinthe, en toch definieert Lukas het spreken in talen als “iedereen hoort een taal die hij kent” Hij specifieert hier geen extatische toestanden, maar het spreken in een bestaande taal of dialect. Als je dat vergelijkt met het spreken in tongen vandaag, dat heel vaak een extatisch gebrabbel wordt. Het gaat hier niet om hetzelfde! Wat meer is, de nieuwtestamentische gave van het spreken in talen, met inbegrip van 1Kor.14, was een openbare gave bedoeld om andere heiligen toe te rusten tot dienstbetoon. Er moest iemand aanwezig zijn die kon vertalen. De manier waarop ‘tongen’ vandaag de dag toegepast worden, komt daar niet mee overeen. Het gaat vaak in de eerste plaats om “een privé gebedstaal”. Wat vandaag het spreken in “tongen/talen” genoemd wordt, heeft bijna niets gemeen met de nieuwtestamentische gave behalve de term dan.
Of laten we eens nadenken over (2) De gave van profetie.
Deze is ook heel verschillend dan de manifestaties die je vandaag de dag ziet/hoort. In tegenstelling tot de charismatische doctrines vind je in de Bijbel nooit een verschil tussen oudtestamentische profeten en nieuwtestamentische profeten. In het Nieuwe Testament worden profeten evenwaardig beschouwd als die van het Oude Testament. Er is geen verschil in de terminologie die gebruikt wordt. En ik spoor je aan om dit eens te doen, ga eens doorheen het boek handelingen en let erop wanneer het woord profeet of profetie opduikt, je zult zien dat er geen enkel verschil ingelast werd tussen O.T. en N.T. Dat betekent dat net als dat de O.T.-profeten directe, onfeilbare openbaring van God spraken, dat ook zo door de N.T.-profeten gebeurde. Net zoals in het O.T. moesten hun woorden geëvalueerd worden in het licht van eerdere openbaringen, maar eens ze de goedkeuring kregen, zoals we in Hand.2 zien, werden hun profetieën toegevoegd aan het onderwijs van de apostelen om het fundament voor de gemeente te vormen. De tekst die door Charismatici aangehaald wordt om het idee te verdedigen dat er toch een verschil is, nl. Hand.21:11 waarin Agabus profeteert, start ironisch genoeg op net dezelfde manier zoals alle O.T.-profetieën met deze formule: “Dit is zegt de Heilige Geest” Er is geen verschil. Dus we kunnen besluiten dat N.T.-profetieën directe en onfeilbare openbaring betreft. Maar dat is niet te vergelijken wat in de 20ste-eeuwse charismatische beweging wordt bestempeld als profetie. De meest capabele verdediger van de hedendaagse profetieën, Wayne Grudem, geeft toe dat de manier waarop de profetie wordt gepraktiseerd in de Charismatische beweging, niet vooraf zou mogen gegaan worden met “Zo zegt de Heer”, in plaats daarvan suggereert hij dat profetieën zouden moeten beginnen met en ik citeer hem: “Ik denk dat dit is wat de Geest zou kunnen zeggen”. Maar nogmaals, dat is niet hetzelfde als de N.T. gave van profetie.
Nog een ander voorbeeld, (3) de gave van genezing. Wanneer iemand met de gave van genezing in het N.T. zijn gave gebruikte, waren de resultaten compleet, direct, permanent, niet te ontkennen, elke ziekte of malaise. De zogenaamde genezingen van de hedendaagse geloofsgenezers zijn de antithese van die Bijbelse wonderen. Ze zijn onvolledig, op zijn best tijdelijk en nooit te verifiëren. Dus wat nu geëtaleerd wordt als zogenaamde wondergaven zijn echt niet dezelfde als die in het N.T. En het is interessant dat zelfs vele charismatici daarmee akkoord gaan. Wayne Grudem schreef bijvoorbeeld over profetie: geen enkele verantwoordelijke charismaticus gelooft dat de profetieën vandaag onfeilbaar zijn en onmiskenbare openbaring van God.” Hij schrijft verder: “er is een uniform getuigenis uit alle geledingen van de charismatische beweging dat de profetie van vandaag onrein is en elementen zal bevatten die je niet moet gehoorzamen of vertrouwen.” En hoewel we broeder Grudem appreciëren, kunnen we niet leven met de standaard die hij vooropstelt. Als dat zou gebeuren in het O.T., dan zouden deze profeten al lang dood zijn. De 3de golf theoloog Jack Deere geeft toe in zijn boek “Surprised bij de power of the Holy Spirit” dat charismatici van vandaag niet claimen dat ze de kwaliteit van gaven bezitten die de apostelen hadden en dat ze niet de mogelijkheden bezitten om dezelfde wonderen te doen.
Wanneer Charismatici wel claimen dat hun wonderen van hetzelfde niveau zijn als die in het Nieuwe Testament en er zijn ook zo’n mensen, zoals de wilde claims dat ledematen weer aangegroeid zijn of dat er doden opgewekt zijn bijvoorbeeld, dan is het altijd van horen zeggen, en nog nooit werden ze geverifieerd. Dus de aard van de gaven die vandaag de dag door Charismatici gepraktiseerd worden, zijn gewoonweg niet hetzelfde als de nieuwtestamentische gaven en dat komt omdat het gewoonweg geen nieuwtestamentische gaven zijn.
-
Het getuigenis van de kerkgeschiedenis
Een vijfde argument voor cessationisme is het getuigenis vanuit de kerkgeschiedenis.
Apostolische periode (35 AD – 95 AD)
Laten we beginnen met de nieuwtestamentische kerkgeschiedenis. Zie je, er was al een vermindering van de wondergaven gedurende de apostolische periode. Pinksteren en de gebeurtenissen van Handelingen 2 gebeurden al 10 dagen na de hemelvaart van onze Heer, na 10 dagen! De tweede keer dat het spreken in talen voorkomt in Handelingen 10:46 gebeurt ergens in de daaropvolgende 14 jaar, nog voor de dood van Jacobus in 44 AD. De derde vermelding in Handelingen 19:6 gebeurt vroeg in de bediening van Paulus in Efeze, dat is in de begin jaren 50 AD. 1 Korinthe, het enige boek naast Handelingen dat over het spreken in talen spreekt werd geschreven in 55-56 AD. Als je de N.T.-brieven naast elkaar zet in de volgorde dat ze geschreven zijn, dan zien we dat 1 Korinthe pas de vierde geïnspireerde brief was die Paulus schreef, na Galaten en 1 en 2 Thessalonicenzen. Paulus schreef na 1 Korinthe nog 9 canonieke brieven naar 6 verschillende gemeenteen waarin niet één keer sprake meer is van het spreken in talen. In de pastorale brieven van 1 en 2 Timotheüs en Titus, brieven geschreven aan het einde van Paulus’ bediening, bevatten permanente richtlijnen voor de periode na de bediening van de apostelen, er is ook daarin geen sprake van de wondergaven. Dit krijgt een climax in de brief aan de Hebreeën. Ga met mij naar Heb.1:1 “Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten (M.a.w. het Oude Testament), heeft Hij in deze laatste dagen (“de laatste dag” is voor de joden een verwijzing naar de tijd van de Messias) tot ons gesproken door de Zoon.” Gods laatste woord is Zijn Zoon met inbegrip van degenen die de Zoon heeft aangeduid. En daarom vind je aan het begin van hoofdstuk 2 de woorden “om die reden” (of daarom) – omwille van het feit dat we weten van Wie deze boodschap komt – “moeten wij ons te meer houden aan wat door ons gehoord is. En hij gaat verder met argumenteren dat er ernstige straffen waren voor het ongehoorzaam zijn aan het eerste verbond dat door engelen werd overgebracht, hoe veel te meer zullen er strenge straffen staan op het negeren van dit Nieuwe Verbond dat door de Heer zelf aan ons gebracht werd, Die ver boven de engelen verheven is. Laat me er u ook nog aan herinneren dat de Hebreeënbrief hoogstwaarschijnlijk geschreven werd vlak voor de vernieling van de tempel in 70 AD. Dat geeft je een bepaalde tijdsspanne. Vers 3 “hoe zullen wij dan ontvluchten, als wij zo’n grote zaligheid (verlossing) veronachtzamen”. Ik wil erop wijzen op welke manier dat de schrijver van de Hebreeën verdergaat en verwijst naar de wonderen. Hij schrijft vervolgens “die (het gaat nog steeds over de verlossing) in het begin door de Heere is verkondigd en die aan ons is bevestigd door hen die Hem gehoord hebben.” De eerste is de Heer zelf, dan is er een tweede groep in dit vers, degenen die Hem gehoord hebben en het aan ons bevestigden, dat zijn de apostelen, de schrijver van de Hebreeën plaatst zichzelf echter in de derde groep, nl. “ons”. En hij schrijft nog over de tweede groep, de apostelen, in vers 4 “God heeft er bovendien met hen (nvdr: in het Engelse wordt er expliciet bij gezegd “met hen”) mede getuigenis aan gegeven door tekenen, wonderen en allerlei krachten en gaven van de Heilige Geest, overeenkomstig Zijn wil. “Met hen”… niet “met ons”. Al kort voor het jaar 70 AD zegt de schrijver van de Hebreeën eigenlijk al: dat is toen gebeurd. Dat is iets wat de Heer en Zijn apostelen deden en mochten daar ooggetuigen van zijn. Dus in de chronologische volgorde van het geïnspireerde Nieuwe Testament, de geschiedenis van de gemeente, vind je dat er zelfs al een vermindering was van de wondergaven nog voordat de Schrift helemaal compleet was. De bovennatuurlijke gaven die als doel hadden te bevestigen wat de apostelen verkondigden, begon toen al uit te doven. Dat is de realiteit van het historische verslag van het N.T.
Post-apostolische periode (2de eeuw – heden)
Wanneer we de geschiedenis van het N.T. verlaten, ontdekken we dat het getuigenis van de gemeente na het nieuwtestamentische tijdperk precies hetzelfde was, zowel in wat onderwezen als wat gepraktiseerd werd. En dat was dat deze wondergaven ophielden toen de apostelen er niet meer waren. Hieronder slechts enkele voorbeelden uit verschillende perioden van de kerkgeschiedenis.
Johannes Chrysostomos (349-407)
Johannes Chrysostomos, de grote exegeet in de jaren 300, schreef: ‘Deze plaats (hij spreekt over 1Kor.12 en de gaven die daar genoemd worden) is vrij onbekend, maar de onbekendheid komt door onze onwetendheid over de feiten die hier vernoemd worden en omdat ze opgehouden zijn, terwijl ze toen gebeurden, maar nu niet langer plaats vinden.’
Augustinus (354-430)
Augustinus, die schreef in de late jaren 300, begin jaren 400: “In de vroege tijden viel de Heilige Geest op degene die geloofde en spraken in vreemde talen die ze niet geleerd hadden zoals de Geest het hun gaf te spreken”. Dat werd gedaan als een teken en het is opgehouden.
Maarten Luther (1483-1546)
We spoelen door naar de reformatie, Martin Luther schrijft: “Deze zichtbare uitstorting van de Heilige Geest was noodzakelijk voor de vestiging van de vroege gemeente, net zoals de wonderen die vergezeld gingen met de gave van de Heilige Geest. Eens dat de gemeente gevestigd was en duidelijk bevestigd was door deze wonderen is de zichtbare verschijning van de Heilige Geest opgehouden.”
Johannes Calvijn (1509-1564)
Calvijn: “De gave van genezing, net zoals de rest van de wonderen waarvan de Here ze voor een bepaalde periode wilde voortbrengen, is verdwenen opdat de prediking van het evangelie voor eeuwig wonderbaarlijk zou zijn”.
Jonathan Edwards (1703-1758)
Edwards schrijft: “Over de bovennatuurlijke gaven, ze werden gegeven voor de stichting en vestiging van de gemeente in de wereld, maar sinds de canon van de Schriften voltooid is en de Christelijke Kerk volledig gesticht en gevestigd is, zijn deze bovennatuurlijke gaven opgehouden.
Charles Haden Spurgeon (1834-1892)
Spurgeon zegt: “Die vroegere wondergaven zijn van ons weggegaan.”
B.B. Warfield (1851-1921)
Warfield schrijft: “Deze gaven waren zeer specifiek de authenticatie van de apostelen. Ze maakten deel uit van de geloofsbrieven van de apostelen en toonden dat ze van God de autoriteit kregen om de gemeente te stichten. De functie van de gaven beperkte hen tot de apostolische gemeente en zijn ook noodzakelijkerwijze weggevallen met het einde ervan. De wonderen en krachten die slechts een teken zijn van Gods openbarende kracht kan niet verwacht worden te blijven en blijft dan ook niet bestaan nadat de openbaring gebeurd is en compleet is.”
Dit was slechts een bloemlezing uit de geschiedenis. Er zijn er nog anderen te vinden ook.
Ook al moet het gezegd worden dat je doorheen de geschiedenis nog af en toe een vermelding vindt van een wonder, toch is er een consistentie in het getuigenis van vele vooraanstaande gemeenteleiders in hun tijd dat de wondergaven ophielden na de tijd van de apostelen. En dit bezorgt onze continuationistische vrienden een groot probleem. Zoals Sinclair Ferguson uitdrukte in zijn excellente boek over de Heilige Geest: het continuationisme voorziet niet in een overtuigende theologische uitleg voor het verdwijnen van sommige gaven gedurende het grootste deel van de kerkgeschiedenis. Ze kunnen het niet gegrond uitleggen.
-
De genoegzaamheid of toereikendheid van de Schrift
Het zesde argument voor cessationisme is de genoegzaamheid van de Schrift, of m.a.w. de Schrift is volledig, compleet en bevat alles wat we ooit kunnen en moeten weten over de Here God. Nu is het zo dat Dr. Lawson ook van plan is om hierover te spreken op deze conferentie, dus laat me het gewoon kort vernoemen. De canon van de Schrift werd afgesloten met de geschriften van de apostelen en hun medereizigers die daartoe de autoriteit kregen. Het N.T. leert dat het resultaat van Gods voltooide openbaring een Geschrift is dat alom-toereikend is. We vinden dat terug op verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament. 2Tim.3:16 “Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.” Er is niets méér nodig. De mens die God toebehoort heeft geen bijkomende openbaring van God nodig, hij heeft alles al in dit boek. Jezus roept en onderwijst niemand doorheen een 21ste -eeuwse bestseller, integendeel Hij roept mensen en onderwijst hen door Zijn Geest en door een 2- tot 3-duizend jaar oude bestseller. De Heilige Geest spreekt in en door het geïnspireerde Woord. In 1539 schreef Luther in zijn commentaar op Psalm 119: “God wil jou Zijn Geest geven enkel en alleen doorheen het uitwendige Woord.” Luther hield van die uitdrukking “het uitwendige Woord”. God gaf ons een boek, het is niet subjectief, het staat buiten onszelf, het bestaat uit woorden, zinnen en paragrafen die we kunnen leren, analyseren en bestuderen. Het is extern. We moeten ons daarover niet het hoofd breken of die gedachten die we hebben nu ons eigen denken is of dat het van God komt, we hebben een duidelijke boodschap van God. Luther schreef ook nog: “Laat degene die God wil horen spreken, de heilige Schrift lezen.”
-
De regels die het N.T. zelf geeft voor de wondergaven