Dogmatiek-Christologie – Kolossenzen 1:15-20 – Persoon en werk van Christus

19 juli, 2024

Rubrieken: Dogmatiek

Bijbelboeken: Kolossenzen

Dogmatiek – Christologie

De brief aan de Kolossenzen 1:15-20

Persoon en het werk van Christus

Voorwoord

Kolosse was een van de drie steden (Hiërapolis en Laodicea zijn de andere twee) die ongeveer 150 kilometer ten oosten van Efeze lagen. Het was een rijke streek zowel wat betreft in mineralen als in handel, met een grote bevolking, zowel joden als heidenen. Deze drie steden lagen in elkaars nabijheid. Paulus heeft Kolosse nooit bezocht (zie: 2:1). Gedurende zijn driejarig verblijf in Efeze: ‘hoorde heel Asia het Woord van God’ (Hand.19:10,26). Één van Paulus’ bekeerlingen was een man genaamd Epafras, die in Kolosse woonde. Door Epafras is zeer waarschijnlijk de Gemeente in Kolosse ontstaan (1:4-7; 4:12-13). Het is waarschijnlijk dat de samenkomsten gehouden werden in het huis van Filemon, want die woonde ook in Kolosse (Kol.4:9).

Inleiding

Naast de dwalingen die in Kolosse ingang gevonden hadden en die Paulus in deze brief weerlegt, geeft hij ook een diepgaande beschrijving van de Persoon van Christus. Hij benadrukt de voorrang van Christus. Als je het leest zal je regelmatig de woorden ‘alle’, ‘volheid’ en ‘in Hem, ‘Christus’ tegenkomen (1:9-11, 16-20, 28; 2:2-3, 9-10, 13,19; 3:8, 11, 14, 16-17, 20,22; 4:9,12). Paulus’ thema is ‘Christus is alles en in allen’ (3:11) en dat ‘wij in Hem voleindigt zijn’ (2:10). Omdat gelovigen in de volheid van Christus volmaakt zijn, is Christus alles wat ze nodig hebben! Meer dan ooit is het van het grootste belang ons te verdiepen in wat Gods Woord ons leert over de Persoon en het werk van Christus!

Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van de hele schepping (1:15).

  1. Jezus Christus is God geopenbaard in het vlees, Heer van de schepping, en Heer van de nieuwe schepping. Hij is de uitstraling van de onzichtbare God. Hij is eeuwig, bestaande voor de schepping (Micha 5:2; 1Petr.1:20), almachtig en gelijk aan de Vader. Hij is oppermachtig en volmaakt. In feite: Hij is ‘het beeld van de onzichtbare God’ en ‘in Hem woont de volheid van de Godheid lichamelijk’ (2:9), in het kort samengevat: Jezus is God! (Fil.2:6) Als beeld van de onzichtbare God is Christus de volmaakte zichtbare vertegenwoordiging van God. God als geest – ‘God is een geest’ of ‘God is geest’ (Joh.4:24) – is onzichtbaar en zal dat altijd blijven (1Tim.6:16). Gods Zoon is zijn zichtbare uitdrukking. Hij weerspiegelt niet alleen God, maar als God openbaart hij God aan ons (Joh.1:18; 14:9; Heb.1:1-2). De heerlijkheid van Christus drukt goddelijke heerlijkheid uit (2Kor.4:4). Hij is geen kopie, maar de belichaming van Gods natuur. Ons is ‘de lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus’ gegeven (2Kor.4:6). Jezus is ‘de uitstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen’ (Heb.1:3).

  2. Als eerstgeborene over de hele schepping heeft Hij alle prioriteit en autoriteit als de eerstgeboren prins in het huishouden van een koning (Heb.1:2). De term ‘eerstgeborene’ verwijst niet naar tijd (alsof Christus het eerste was dat God schiep), maar naar positie. Hij kwam uit de hemel, niet uit het stof van de aarde (1Kor.15:47), en Hij is Heer van allen (Rom.9:5; 10:12; Op.1:5; 17:14). Christus is volkomen heilig (Heb.7:26-28; 1Petr.1:19; 2:22; 1Joh.3:5), en Hij heeft de autoriteit om de wereld te oordelen (Rom.2:16; 2Kor.5:10; 2Tim.4:1). Daarom is Christus oppermachtig over de hele schepping, inclusief de geestenwereld (Mat.28:18). Terwijl in het Engels het woord ‘eerstgeborene’ duidt op het oudste kind van menselijke geboorte, verduidelijkt 1:16 dat de betekenis van Jezus ‘titel’ is, dat hij Schepper is. In Psalm 89:28 zegt God: ‘Ja, Ik zal hem tot een eerstgeborene stellen, tot de hoogste van de koningen der aarde.’ Paulus legt in niet mis te verstane bewoordingen uit dat de gelovigen in Kolosse zich moesten concentreren op de godheid van Jezus Christus (dat Jezus God is), anders zou hun christelijk geloof ten prooi vallen aan vals onderwijs. Als we Jezus lager plaatsen, verliezen we de centrale waarheid van het christelijk bijbels geloof.

Want in Hem zijn alle dingen geschapen in de hemelen en op de aarde, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten: alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen (1:16).

Paulus ging hier verder om uit te leggen dat alle dingen in, door en voor Christus geschapen zijn. Dat kleine woordje ‘voor’ laat ons het doel van de hele schepping zien: Christus verheerlijken. De apostel Johannes schreef: ‘Alle dingen zijn door Hem geworden, en zonder Hem is niet één ding geworden dat geworden is.’ (Joh.1:3) De schrijver aan de Hebreeën schreef over Christus, door wie (God het universum heeft gemaakt. De Zoon is ‘de uitstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, en die alle dingen draagt door het woord van zijn kracht.’ (Heb.1:2-3) Net zoals de hele volheid van de Godheid in Hem is (1:9), zo zijn in Hem ook alle creatieve krachten aanwezig die Hem tot de allerhoogste Heer maken.

Omdat de valse leraren geloofden dat de fysieke wereld slecht was, dachten ze dat God zelf deze niet had kunnen scheppen. Als Christus God was, redeneerden ze, zou hij alleen de leiding hebben over de geestelijke wereld. Maar Paulus legde uit dat alle tronen, heerschappijen, overheden en machten op hemel en aarde, van zowel de zichtbare als de onzichtbare wereld (fysieke regering en onzichtbare krachten) onder het gezag van Christus Zelf staan. Er valt weinig te winnen als we proberen elk woord van Paulus hier te identificeren, behalve om de twee hoofdcategorieën te zien. (1) Dat is de hemel die onzichtbaar is; (2) degenen op aarde zichtbaar zijn. Sommige uitleggers hebben hierin de geestelijke vijanden van christenen gezien: de wet, de zonde, het vlees en de dood. Paulus noemde deze vanwege het geloof van mensen dat de wereld werd bewoond door machten van wezens die tegen de mensheid werkten. Het kan zijn dat deze valse leraren hieraan te veel aandacht hebben gegeven, dus plaatste Paulus hen onder de heerschappij van Christus. Christus heeft geen gelijke en geen rivaal. Omdat Christus de Schepper van de wereld is, stond alle macht, of het nu de geestelijke krachten waren die de Kolossenzen wilden bestuderen of enige materiële macht, onder het uiteindelijke gezag van Christus. De woorden van Paulus weerlegden hier de valse leer dat Christus een van de vele tussenpersonen was en dat de engelen aanbeden moesten worden. Alle engelen en hemelse machten in hemel en op aarde zijn onderworpen aan Christus. Hij is Heer van alles.

En Hij is vóór alle dingen en alle dingen bestaan samen in Hem (1:17).

Christus is vóór alle dingen, zowel in tijd als in rang. Hij is niet alleen de schepper van de wereld, hij is ook de instandhouder ervan (1Tim.4:10b). Door hem is alles ontstaan ​​en door hem blijft alles bestaan. In Hem wordt alles bij elkaar gehouden, beschermd en voorkomen dat het uiteenvalt in chaos (Hand.17:28). Omdat Christus de Onderhouder van al het leven is, is niets in de schepping onafhankelijk van Hem. Bij elkaar houden houdt is dat iets op een samenhangende of logische manier bij elkaar wordt gehouden, ondersteund en hooggehouden, en dat het niet in chaos kan ontaarden. Alleen in Hem en door zijn woord vinden we het verenigende principe van al het leven (Heb.1:2-3). De Kolossenzen, en alle gelovigen, zijn zijn dienaren die dagelijks op hem moeten vertrouwen voor bescherming, zorg en levensonderhoud.

En Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente, Hij die het begin is, de eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in alle dingen de eerste plaats zou innemen (18).

  1. Terwijl 1:15-17 de relatie van de Zoon tot de ‘oude schepping’ (de wereld) onthulde, beschrijft dit vers zijn relatie tot de ‘nieuwe schepping’ – dat wil zeggen de Gemeente. De Gemeente (dat wil zeggen het geestelijk Lichaam van alle gelovigen) bestond omdat Christus het begin en de bron was, het hoofd. Net zoals de delen van het lichaam functioneren onder leiding van de hersenen, zo moeten christenen samenwerken onder het bevel en het gezag van Jezus Christus. De Gemeente bestaat uit allerlei soorten mensen met verschillende achtergronden en met één groot verenigend principe: geloof in Christus. Over deze essentiële waarheid zijn alle gelovigen het eens. Alle gelovigen worden door één Heilige Geest gedoopt in één Lichaam van gelovigen, de Gemeente (1Kor.12:13). De mens verliest zijn of haar individuele identiteit niet, maar allen zijn één in Christus, het Hoofd van het lichaam. Het beeld van het lichaam toont de eenheid van de Gemeente. Elk lid is betrokken met alle anderen terwijl zij het werk van Christus op aarde doen (Ef.4:15).

  2. Paulus herhaald dat Christus het begin is, maar hij werkte een ander aspect van dat begin uit. Christus is de eerstgeborene uit de doden; of van tussen de doden uit. Hij was de eerste die stierf en weer tot leven kwam. Hij was ‘eerste’ zowel in tijd als in rang: er zullen er nog veel meer zijn die na de lichamelijke dood voor eeuwig zullen leven (1Kor.15:20). Allen die op Christus vertrouwen, zullen ook de dood verslaan en weer opstaan ​​om eeuwig met Hem te leven (1Kor.15:20); 1Thes.4:14). Maar Hij zal altijd de eerste zijn – dat is de eerste plaats behouden. Er is geen tegenspraak tussen de woorden van Paulus dat Jezus ‘vóór alle dingen is’ (1:17) en dat Hij in alles de eerste plaats zal krijgen. De verklaring is te vinden in Filippenzen 2:5-11 ‘Christus Jezus, die in de gestalte van God zijnde het geen roof geacht heeft God gelijk te zijn. En uiterlijk als een mens bevonden heeft Hij zichzelf vernedert, gehoorzaam wordend tot de dood, ja tot de kruisdood.’ Daarom is Hij verhoogd en verheven tot de status die hem rechtmatig toekwam. ‘Daarom heeft God Hem tot de hoogste plaats verhoogd’, waardoor Christus naar zijn oorspronkelijke positie aan de rechterhand van de Vader werd gebracht, waar Hij voor altijd als Heer en Rechter zal regeren. De opstanding van Jezus is de hoeksteen van het christelijk geloof, de reden dat de Gemeente überhaupt bestaat. Alleen het christelijk geloof spreekt van een God die mens werd, stierf voor Zijn volk en weer werd opgewekt in macht en glorie om voor altijd over de oude schepping en de nieuwe schepping (de Gemeente) te regeren. De opstanding verzekert gelovigen ervan dat Christus geen legende is; Hij leeft en regeert over zijn koninkrijk. Omdat Hij geestelijk het allerhoogste is in het universum, moeten we Hem zeker de eerste plaats geven in al onze gedachten en activiteiten.

Want het behaagde de hele Volheid in Hem te wonen (19).

Het woordje ‘voor’ verklaart waarom Christus in alles de eerste plaats zal hebben. God wilde dat de volheid (wat ‘volledigheid’ of ‘totaliteit’ betekent) in Christus zou wonen (wat ‘permanent leven’ betekent). Dit vers is op verschillende manieren vertaald: (1) dat het Christus behaagde dat Gods volheid in Hem woonde; (2) dat het de volheid behaagde in Christus te wonen; en (3) zoals hier, dat het God behaagde dat de God woont in de Zoon. Het Grieks steunt alle drie de mogelijkheden, maar het belangrijkste punt gaat niet verloren. Paulus wilde de Kolossenzen uitleggen dat Christus Gods woonplaats is; daarom is Christus bij uitstek goddelijk en soeverein. Christus toont op volmaakte wijze alle eigenschappen en activiteiten van God: Geest, Woord, wijsheid, heerlijkheid. Met deze verklaring weerlegde Paulus het Griekse idee dat Jezus niet tegelijkertijd mens en goddelijk kon zijn. Christus is volledig mens; Hij is ook volledig goddelijk. Er is ook niet meer dan één God; één God woont in al zijn volheid in Christus. Paulus weerlegde ook de valse leerstelling dat Gods ‘volheid’ alle engelenmachten betekende, die van God uitgaan, de ruimte tussen hemel en aarde vullen en als tussenpersonen tussen God en de mensen optreden (Demiurg). In plaats daarvan bevestigde Paulus dat Gods ‘volheid’ alleen in Christus woont. Christus is altijd God geweest en zal altijd God zijn. Alles van God (inclusief zijn eigenschappen, karakter, natuur en wezen) woont in de Zoon. Als we Christus hebben, hebben we alles van God in menselijke vorm. Elke leer die enig aspect van Christus bagatelliseert – zowel Zijn menselijkheid als Zijn goddelijkheid – is een valse leer. In Hem hebben we alles wat we nodig hebben.

en door Hem alle dingen tot Zichzelf te verzoenen, na vrede gemaakt te hebben door het bloed van zijn kruis, door Hem, hetzij de dingen op de aarde, hetzij de dingen in de hemelen (20).

Vervolgend op 1:19 legde Paulus uit dat Gods volheid in Christus woont en in die volheid heeft hij alle dingen met zichzelf verzoend. Deze verzoening werd door hem (Christus) en door het bloed aan het kruis tot stand gebracht (2Kor.519). ‘Verzoening’ betekent het opnieuw tot stand brengen van een relatie, waardoor de relatie vriendschappelijk en vreedzaam wordt, terwijl dat niet het geval was. Omdat Christus Schepper en Onderhouder is van ‘alle dingen’ (1:17), voorzag zijn dood aan het kruis in verzoening voor alle dingen. Maar wat bedoelde Paulus met ‘alle’?

  1. Bedenk eerst wat deze verzoening voor de mensheid betekent. Er kan geen vrede bestaan ​​tussen zondige mensen en een heilige God. Omdat mensen in zonde geboren zijn (Ps.51:7), kunnen ze niet goed genoeg worden om aanvaardbaar te zijn voor God. In oudtestamentische tijden aanvaardde God symbolische offers. Jezus was nog niet geofferd, dus aanvaardde God het leven van een dier in plaats van het leven van de zondaar. Toen Jezus kwam, verving hij zijn volmaakte leven voor onze zondige levens en nam hij de straf voor de zonde op zich die wij verdienen. De straf voor de zonde is de dood (Rom.6:23). Wij zijn zondig en schuldig, maar Jezus nam de straf op zich. Zo heeft Hij ons verlost van de macht van de zonde en ons met God verzoend.

  2. Betekent deze verzoening van ‘alle dingen’ dat iedereen gered zal worden? Uit andere passages weten we dat Paulus verlossing opvatte als iets dat geaccepteerd of afgewezen wordt door mensen, die de keuze krijgen (bijvoorbeeld 2Thes.1:5-10). De reikwijdte van Gods verzoening is universeel: zij wordt aan alle mensen aangeboden (Hand.17:30). Maar verzoening wordt alleen bereikt voor degenen die Christus als Verlosser aanvaarden (2Kor.5:17-18).

  3. Ten derde: wat betekent deze verzoening voor ‘alle dingen’ (behalve mensen)? Net zoals de hele schepping viel toen Adam zondigde, zo zal de hele schepping verzoend worden. De zonde heeft ervoor gezorgd dat de hele schepping uit de volmaakte staat is gevallen waarin God haar geschapen had. De wereld is dus onderhevig aan verval, zodat zij haar doel niet kan vervullen. Op een dag zal de hele schepping bevrijd en getransformeerd zijn. Dit wordt beschreven in wat Paulus aan de Romeinen schreef (Rom.8:19-21).

Het oorspronkelijke gevoel van volmaakte orde in de wereld werd ontsierd door de zonde. De geschapen orde functioneert ondanks haar gebreken, maar ziekten, misvormingen en lijden herinneren ons er voortdurend aan dat niet alles in orde is met ons of met de wereld. De hele schepping kijkt uit naar de bevrijding van de gevolgen van de zondeval. God heeft plannen voor een nieuwe hemel en een nieuwe aarde! (Op.21:1) Bovendien was de verwijzing van Paulus naar de dingen op aarde of in de hemel bedoeld als een nieuwe klap voor de valse leraren. Niets in het universum ontsnapt aan het bereik van Christus. Er is geen neutraal terrein; alles valt onder zijn macht. Geen enkele buitenaardse kracht van duisternis kan zijn werk of zijn Gemeente ondermijnen. Satan en demonen zullen niet met God verzoend worden; in plaats daarvan is hun einde zeker (Mat.25:41; Op.30:7-10).

Tenslotte

Het behaagde God dit te doen! Christus heeft gewillig Zijn bloed op het kruis vergoten, zodat wij een relatie met Hem kunnen hebben en eeuwig kunnen leven. De val kwam niet als een verrassing voor God; in zijn eeuwige raad liet hij de zonde toe, zodat Hij kon komen en verlossing kon brengen aan degenen die hem zouden liefhebben en volgen. (Rom.5:6, 8, 11). De enige weg naar verzoening is de weg van het kruis.

______________________________________________________________________________