Diverse Onderwerpen – Nieuw Testament – Doodslag en Toorn – Mattheüs 5

23 juli, 2023

Rubrieken: Diverse Onderwerpen

Bijbelboeken: Matteüs

Diverse Onderwerpen

Doodslag en Toorn

Mattheüs 5:21-26

Inleiding

‘U hebt gehoord dat tot de ouden gezegd is: U zult niet doden; en: Wie doodt, zal vervallen aan het gericht. Maar Ik zeg u: Dat ieder die ten onrechte op zijn broeder toornig is, zal vervallen aan het gericht, en al wie tot zijn broeder zegt: Raka!, zal vervallen aan de Raad, en wie zegt: ‘Dwaas!’, zal vervallen aan de hel van het vuur. Wanneer u dan uw gave offert op het altaar en u daar herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft, laat dan uw gave vóór het altaar en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom dan terug en offer uw gave. Wees spoedig welgezind jegens uw tegenpartij, terwijl u met hem onderweg bent, opdat uw tegenpartij u niet misschien aan de rechter en de rechter u aan de dienaar overlevert en u in de gevangenis geworpen wordt. Voorwaar, Ik zeg u: u zult daar geenszins uitkomen, voordat u de laatste kwadrant hebt betaald’.

De verzen 21 tot 26 van hoofdstuk 5 van het evangelie naar Mattheüs maken deel uit van, en staan in de context van de zogenaamde ‘Bergrede’ van de Heer Jezus (Mat.5-7). Ik zeg dit omdat ik geen biblicist wil zijn die een bepaalde manier van geloven en theologiseren hebben waarin men zich vastlegt op de letterlijke betekenis van wat in de Bijbel – die als Gods Woord wordt opgevat, met veronachtzaming van de heilshistorische context, de literaire voorvragen en de geschiedenis van de theologie. De Bergrede, die bestemd was voor de discipelen van de Heer Jezus (5:1) begint met een opsomming hoe zo’n discipel diende te zijn (5:3-12). Er moest een innerlijke verandering plaatsvinden, zoals later door de apostel Paulus met de volgende woorden is omschreven: ‘Want laat die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was’ (Fil.2:5). Deze gezindheid was in het geheel niet aanwezig bij deze fictieve personen die zich lieten verleiden tot doodslag en toorn. Het woord van de ‘ouden’ staat hier tegenover het woord van Jezus: ‘Maar Ik zeg u!’, dat tot tien keer in de Bergrede voorkomt. Jezus verheft daarmee de moraal op een hoger niveau; het gaat er niet om wat de mens doet, maar waarom hij het doet, namelijk vanuit zijn innerlijk. ‘Want uit het hart komen voort boze overleggingen, moorden, overspel, hoererijen, diefstallen, valse getuigenissen, lasteringen’ (Mat.15:19). Daarom: ‘Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen des levens’ (Spr.4:23).

Uit de voorbeelden, vermeld in de verzen 21-26 blijkt dit niet het geval te zijn. Het staat tevens in verbinding met het opgaan naar de tempel om te offeren op het altaar, wat de zaak alleen maar ernstiger maakt, zeker wanneer we zouden vergelijken met het avondmaal en onze houding die we daarbij dienen te hebben (Zie: 1Kor.11:27-34). Mensen die in zo’n gezindheid opgaan naar het altaar om te offeren, tonen dat ze geen ware gelovigen zijn. De apostel Johannes zegt: ‘Ieder die zijn broeder haat, is een mensenmoordenaar, en u weet dat geen mensenmoordenaar eeuwig leven in zich heeft wonen’ (1Joh.3:15). Voordat men offert, dient met zich te verzoenen, doet of wil men dat niet dan mag daaruit blijken dat we niet met een gelovige te maken hebben. ‘Want, Ik zeg u, dat als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en farizeeën, u het koninkrijk der hemelen geenszins zult binnengaan’ (5:20). We hoeven dus niemand echt te doden, maar als we in ons hart moordplannen hebben zijn we al veroordeeld. Dat komt nog duidelijker naar voren in de volgende perikoop over overspel en echtscheiding (5:27-32), waar de Heer Jezus zegt: ‘U hebt gehoord dat gezegd is: U zult geen overspel plegen; Maar Ik zeg u, dat ieder die een vrouw aanziet om haar te begeren, al overspel met haar gepleegd heeft in zijn hart’.

Wat bedoeld de Heer Jezus in de verzen 21-26 eigenlijk duidelijk te maken? Wel, we kunnen zeggen dat het in het geloof – Joods of Christelijk – niet om de buitenkant gaat, maar om het innerlijk. Dit komt heel duidelijk naar voren in Jezus’ rede tot de schriftgeleerden en farizeeën (Mat.23). Het is dan ook niet wanneer ‘Raka’ (leeghoofd) tegen iemand zegt dat je daarom veroordeeld wordt tot de hel van het vuur, maar of je werkelijk een wedergeboren mens ben die de Geest van God heeft ontvangen. Wanneer een scheldwoord voldoende zou zijn om niet in de hemel te komen, dan vrees ik dat er daar niet veel mensen zullen binnenkomen.

_________________________________________________________________________________________________