Geestelijk Leven – Drie vijanden van een gelovige – Jakobus 4:1-7

21 juli, 2023

Rubrieken: Geestelijk Leven

Bijbelboeken: Jakobus

Geestelijk Leven

Drie vijanden van een gelovige

Jakobus 4:1-7

Wij dienen in genade te wandelen voor hen die buiten de gemeenschap van God zijn. Maar we moeten niet vergeten dat er drie vijanden zijn die wij dienen te bestrijden: (1) de wereld, (2) de satan, en (3) ons vlees. Daarmee dienen we geen medelijden mee te hebben! Jakobus geeft ons drie oplossingen: (1) onderwerping aan God, (2) nader tot God en (3) vernedert u voor God.

‘U hebt gehoord dat gezegd is: U zult uw naaste liefhebben en uw vijand haten. Maar Ik zeg u: hebt uw vijanden lief en bidt voor hen die u vervolgen” (Mat.5:43-44).

Het ‘uw vijand haten’ is geen verwijzing naar tekst uit het OT. Uit Lev.19:18 kan de conclusie getrokken worden dat ‘de naaste’ de Israëliet was die men moest liefhebben, en (dus) ‘de vijand’ de niet-Israëliet die men moest haten! De tekst uit Mattheus is duidelijk: wij dienen zowel onze naaste als onze vijand lief te hebben. Een onmogelijke opgave? Maar ook nu zijn er vijanden die zich niet vrijwillig aan God onderwerpen. Jacobus noemt er drie: onze hartstochten, de wereld en de duivel. (Jak.4:10; Ef.2) Hij geeft echter ook de oplossing aan in de strijd tegen deze ‘vijanden’: nederigheid (vs.6), weerstaan (vs.7) en vernedering (10).

De wereld – 4:1-3

Met de ‘wereld’ bedoeld Jakobus natuurlijk, de menselijke samenleving die met God geen rekening houdt (Psalm 2). Het gehele systeem van deze maatschappij is antichristelijke en tegen God. Abraham was een vriend van God (Jak.2:23); Lot was een vriend van de wereld. Lot geraakte in een oorlog gevangen, en Abraham redde hem (Gen.14). Een gelovige kan geleidelijk in deze wereld geraken, zoals in Jakobus 4 geleerd wordt. Ten eerste is er de vriendschap jegens deze wereld (Jak.4:4). Deze vriendschap resulteert daarin dat je er door besmet raakt (Jak.1:27) zodat bepaalde facetten van je leven de goedkeuring van de wereld krijgen. Vriendschap jegens de wereld leidt tot liefde voor de wereld (1 Joh.2:15-17 en daardoor wordt het gemakkelijker om die wereld gelijkvormig te worden (Rom.12:2). Het droevig resultaat is om met de wereld geoordeeld te worden (1 Kor.11:32), onze zielen worden gered ‘maar als door vuur’ (1 Kor.3:11-15). Vriendschap met de wereld is gelijk aan overspel. De gelovige is gehuwd met Christus (Rom.7:1-4) en behoort trouw aan Hem te zijn. De joodse gelovigen die deze brief lazen verstonden dit beeld van ‘geestelijke ‘overspel’ omdat de profeten Ezechiël, Jeremia en Hosea  het gebruikten toen Juda om zijn zonden gestraft werd. Door de zonden van de andere volken over te nemen, en door hun goden te aanbidden, pleegde Juda overspel jegens God. De wereld is de vijand van God, en wie een vriend van de wereld wil zijn kan geen vriend van God zijn.

Het vlees – 4:4-5

‘Het vlees’ betekend de oude natuur dat we hebben overgekregen van Adam, en die is gevoelig voor de zonde. Het vlees is niet het lichaam. Het lichaam is niet zondig; het lichaam is neutraal. De Geest gebruikt het lichaam om daarin God te verheerlijken, of het vlees gebruikt het lichaam om de zonde te dienen. Als een       zondaar zich overgeeft aan Christus, ontvangt hij een nieuwe natuur van binnen, maar de oude natuur wordt niet verwijderd noch vernieuwd. Om deze reden is er een innerlijke strijd: ‘Want het vlees begeert tegen de Geest, en de Geest tegen het vlees; want deze twee staan tegenover elkaar, opdat u niet doet wat u wilt’ (Gal.5:17). Dat is wat Jakobus bedoeld met ‘uw hartstochten, die in uw leden strijd voeren’ (Jak.4:1). Leven in het vlees bedroeft de Heilige Geest van God die in ons leeft. ‘Of meent u dat de Schrift tevergeefs spreekt? Begeert de Geest die in ons woont met afgunst?’ (Jak.4:5). Zoals de wereld de vijand van God de Vader is, zo is het vlees de vijand van God de Heilige Geest. Er is een heilige jalousie van een vrouw jegens haar man en andersom, en dat is goed. De Geest in ons waakt met jalousie over onze relatie met God, en de geest raakt bedroefd als we zondigen tegen Gods liefde. Leven naar onze oude natuur betekend een oorlogsverklaring jegens God, ‘omdat wat het vlees bedenkt, vijandschap is tegen God’ (Rom.8:7vv.). Het laten toestaan dat het vlees ons leven beheerst, betekend dat de zegening gepaard gaande met een levende relatie met God teloor gaat. Lot had een vleselijke geest, hij hield geen rekening met God en geraakte in een oorlog. ‘Want wat het vlees bedenkt is de dood, maar wat de Geest bedenkt, is  leven en vrede’ (Rom.8:6).

De duivel – 4:6-7

De wereld is in conflict met God de Vader; het vlees strijdt tegen God de Heilige Geest; en de duivel staat tegenover God de Zoon (antichrist). Trots is satans grootste zonde, en is een van zijn grootste wapens in zijn strijd tegen de gelovigen en de Heiland. God wil dat we nederig zijn; satan wil dat we hoogmoedig worden. ‘Je zal als God zijn’, beloofde satan aan Eva, en ze geloofde hem. Een pasbekeerde moet niet op een belangrijke plaats gesteld worden in de gemeente, opdat hij niet hoogmoedig wordt (1 Tim.3:6). God wil dat we afhankelijk zijn van zijn genade ‘Hij geeft grotere genade’ (4:6), terwijl de duivel wil dat we ons op ons zelf verlaten. Satan is de oorsprong van alle ‘doe-het-zelf’ ervaringen. Hij schept er genoegen in om ons ego op te blazen en de gelovige te doen geloven dat hij alles moet doen op zijn eigen manier. Ondanks Jezus’ waarschuwing van satan’s plannen, viel Petrus in de valstrik, trok zijn zwaard, en probeerde zo Gods wil naar zijn eigen goeddunken te volbrengen. Wat maakte hij er een warboel van! Een van de problemen vandaag de dag in de gemeenten is dat er teveel vooraanstaanden willen zijn en te weinig dienaars. Christelijke werkers worden zo naar voren geschoven dat er weinig plaats blijft voor Gods heerlijkheid. De mens heeft niets in zichzelf waar hij trots op kan zijn. ‘In ons woont geen goeds’ (Rom.7:18); maar als we op Christus vertrouwen ontvangen we goede dingen (genadegaven) die ons tot zijn kinderen maken (2 Tim.1:6,14). Er zijn dus drie vijanden die ons van God willen wegtrekken: de wereld, het vlees, en de duivel. Deze vijanden zijn overgebleven van onze vroeger leven in de zonde (Ef.2:1-3). Christus heeft ons ervan verlost, maar ze vallen ons nog steeds aan. Hoe kunnen we hen overwinnen? Hoe kunnen we vrienden van God zijn en vijanden van de wereld, het vlees en de duivel.

____________________________________________________________________________________________________