'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God.
‘En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld en Ik kom tot U. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij één zijn zoals Wij’ (Joh.17:11).
‘En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn’ (Joh.17:22).
Inleiding
Uit de brief aan de Romeinen weten wij dat Paulus het verlangen had om Rome te bezoeken. Dat verlangen om de gemeenten in Rome te bezoeken werd wellicht nog versterkt door het feit dat hij gehoord had van problemen onder de gelovigen aldaar (Rom.14). De verschillen die er waren, konden een aanleiding tot scheuring worden en dat wilde de apostel voorkomen. De gemeente bestond nog niet lang; op het moment dat hij deze brief schreef misschien vijfentwintig jaar. Joden die Jeruzalem bezocht hadden en het evangelie hadden gehoord door de prediking van de apostel Petrus en tot bekering waren gekomen, waren teruggekeerd naar Rome en op die wijze was vermoedelijk de gemeente in Rome ontstaan (Hand.2:10). Later kwamen daar ook nog Griekse gelovigen bij, mensen uit de volkeren, andere culturen en met andere gewoonten, en dat gaf aanleiding tot wrijving. Elke gemeente, ook de onze, bestaat uit een diversiteit van mensen met een verschillende culturele achtergronden en maatschappelijke posities. En verder spreekt de apostel Paulus ook nog over ‘zwakken’ en ‘sterken’, geestelijke en ongeestelijke en kinderen en volwassenen in het geloof (Rom.14:1, 15:1; 2Kor.3:1; 1Kor.3:1; Heb.5:14). Verder kunnen we denken aan slaven en heren, rijk en arm, enz. Een bonte mengeling, en probeer daar maar eens een eenheid van te maken zonder dat dat ten koste gaat van de individualiteit van iedere gelovige!
Eenheid persoonlijk
‘Eén gemaakt met Christus’, dat is een uitdrukking die we tegenkomen in de brief aan de Romeinen, en het gaat daar over heel praktische zaken, o.a. de doop (Rom.6:5). Maar niet alleen hoe de doop moet worden toegepast of aan wie, maar vooral de geestelijke betekenis ervan. Onze doop is niet een éénmalige gebeurtenis zonder verdere gevolgen en dat maakt vers 4 wel duidelijk. ‘Wij zijn dan met Hem begraven door de doop tot de dood, opdat, zoals Christus uit de doden is opgewekt door de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in nieuwheid van leven zouden wandelen’. Paulus vervolgt: ‘Want als wij met Hem één zijn geworden in de gelijkheid van zijn dood, dan zullen zij het ook zijn in de gelijkenis van zijn opstanding; daar wij dit weten, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde te niet gedaan zou zijn, opdat wij niet meer de zonde dienen’ (6:56). We zijn als gelovige één geworden dat wil zeggen Dat wil zeggen dat zoals Hij is, ook wij zijn in deze wereld behoren te zijn (1Joh.4:17). Wat dat in de praktijk wil zeggen wordt wellicht duidelijk voor ons wanneer we de volgende teksten, uit de eerste brief van Johannes, onderzoeken en toepassen in ons leven als gelovige. (1) Dat wij niet wandelen in de duisternis maar, zoals Hij, in het licht opdat wij gemeenschap met Hem zouden kunnen hebben (1Joh.1:6-7). (2) Dat wij wandelen, zoals Hij gewandeld heeft ‘die geen zonde heeft gedaan en geen bedrog werd in zijn mond gevonden, die als >Hij uitgescholden werd, niet terugschold, als Hij leed niet dreigde’ (1Joh.2:6: 1Petr.2:22-23). (3) Dat wij ons in deze wereld een reine wandel laten zien, zoals Hij rein is (1Joh.3:3). (4) Dat wij rechtvaardig handelen, de gerechtigheid doen, zoals Hij rechtvaardig is (1Joh.2:29; 3:7). Dat is, in het kort gezegd, hoe we de eenheid in die we in Christus ontvangen hebben, gestalte kunnen geven.
Eenheid samen
We zijn niet alleen op de wereld, en ook in de Gemeente ontmoeten we andere gelovigen met wie we door één deur zullen moeten. ‘En ik heb nog andere schapen, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik toebrengen, en zij zullen naar mijn stem horen; en zij zullen één kudde, één herder worden’ (Joh.10:16). De Gemeente wordt in verschillende beelden in het Nieuwe Testament gepresenteerd en één daarvan is de Gemeente als het Lichaam van Christus. De andere zijn ‘huis van God’ en ‘bruid van het Lam’. Over het Lichaam schrijft de apostel Paulus: ‘…zoals het lichaam één is en vele leden heeft’ en dat ‘…de leden voor elkaar gelijke zorg dragen’ en nog ‘U bent het lichaam van Christus en ieder afzonderlijk leden’ (1Kor12:12, 25, 27). Uit praktijk blijkt wel dat gezamenlijk, als Gemeente, het uitdrukken van die éénheid erg moeilijk is gebleken, getuige de kerkgeschiedenis. En nu wij kort voor de wederkomst de Heer Jezus staan, zien we grotere verdeeldheid die er ooit geweest is. Het gebed van de Heer Jezus tot zijn Vader was: ‘Opdat zij één zijn zoals Wij één zijn’ (Joh.17:22). Maar gelukkig, er is nog een andere eenheid dan de praktische en dat is de geestelijke eenheid, dat hieronder besproken wordt.
Eenheid gemaakt
Hoe is die eenheid, die de gelovigen samen heeft gebracht in één Lichaam eigenlijk tot stand gebracht? Daarover zegt de Heer Jezus, vooruitlopend op de verdere openbaring van de verborgenheid van de Gemeente, dat door de apostel Paulus later uitgelegd wordt, het volgende: ‘Dat Jezus zou sterven voor het volk; en niet alleen voor het volk, maar opdat Hij ook de verstrooide kinderen van God tot één zou vergaderen’ (Joh.11:51). En in hoofdstuk tien vinden een soortgelijke verklaring wanneer de Heer zegt: ‘Ik heb nog andere schapen, die niet van deze stal zijn: ook die moet Ik toebrengen, en zij zullen naar mijn stem horen; en zij zullen één kudde, één herder worden’(Joh.10:16). Eén kudde, één herder en verder denk ik aan: de wijnstok – ranken (Joh.15), een huis en stenen (1Petr.2:4) en een Hoofd en een lichaam (Ef.5:30). De eenheid van gelovigen uit de Joden en gelovigen uit de volken heeft plaats gevonden door de komst van de Heilige Geest op aarde, zoals we dat vinden in het boek Handelingen. De geestelijke betekenis van wat daar heeft plaatsgevonden, vinden we onder woorden gebracht in de brief aan de Korinthiërs, waar staat: ‘Immers, wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden hetzij Grieken, hetzij slaven hetzij vrijen, en ons allen is van één Geest te drinken gegeven’ (1Kor.12:13).
Eenheid bewaren.
De vaststelling dat alle wedergeboren gelovigen in één Lichaam verenigd zijn is één ding, het in stand houden een andere zaak. Die geestelijke eenheid kan onmogelijk te niet gedaan worden, de praktische eenheid is al vrij vroeg in de kerkgeschiedenis verloren gegaan. Toch worden we door de Schrift opgeroepen die eenheid te bewaren, in stand te houden, er uitdrukking aan te geven. ‘Ik vermaan u dan, ik, de gevangen in de Heer, dat u wandelt waardig de roeping waarmee u bent geroepen, terwijl u in alle lankmoedigheid elkaar in liefde verdraagt en u beijvert de eenheid van de Geest te bewaren in de band van de vrede; één lichaam en één geest, zoals u ook geroepen bent in één hoop van uw roeping; één Heer, één geloof, één doop; één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen’ (Ef.4:3-6). Die eenheid moest ertoe dienen opdat ‘opdat de wereld zou geloven dat de Vader de Heer Jezus heeft gezonden’ (Joh.17:21). ‘Hieraan zullen allen weten dat u mijn discipelen bent als u liefde hebt onder elkaar’ (Joh.13:35). Uitdrukking geven aan die eenheid kan wanneer we in onze gemeenten samenkomen met allen die de Heer aanroepen vanuit een rein hart en die zich onttrekken aan ongerechtigheid, op grondslag van Gods Woord (2Tim.2:19-21).
Eenheid beleven
‘Maar leert de Bijbel, dat wanneer we samenkomen als gemeente, alle neuzen dezelfde kant op kijken? Gaat onze individualiteit teloor door de eenheid die we na dienen te streven? Eenheid vereist geen uniformiteit! Want aan ieder van ons is de genade gegeven naar de maat van de gave van Christus. Hij heeft sommigen gegeven als apostelen…. om de heiligen te volmaken, tot het werk van de bediening, tot de opbouwing van het lichaam van Christus’ (Ef.4:7-12). Of zoals Paulus het aan de Korinthiërs schrijft: ‘Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest; en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here; en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt. Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen’ (1Kor.12:4-6). Zoals we zien allemaal verschillend, is dan een eenheid nog mogelijk? Dat was ook de vraag in de gemeente in Rome, zoals we kunnen lezen in het veertiende hoofdstuk van de brief aan de Romeinen. Paulus noemt daar vijf adviezen waardoor de individualiteit blijft bestaan en de praktische eenheid behouden kan blijven. Het eerste advies is: ‘ieder zij in zijn eigen denken ten volle verzekerd’ (14:5). (2) ‘Want niemand van ons leeft voor zichzelf en niemand sterf voor zichzelf’ (14:7). (3) Dus zal dan ieder van ons voor zichzelf rekenschap geven aan God (14:12)’ (4) ‘Laten wij dan jagen naar wat de vrede en de onderlinge opbouwing dient (14:19). (5) ‘Alles wat niet op grond van geloof is, is zonde’ (14:23) En tot slot: ‘Laat ieder van ons de naaste behagen ten goede, tot opbouwing’ (15:2).
We kunnen misschien samenvatten als: In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde!