'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God.
‘Daarna zal Ik terugkeren en de tent van David weer opbouwen die vervallen is’ (Hand.15:16)
Inleiding
Het is 14 mei 2023 vijfenzeventig jaar geleden dat de staat Israël werd opgericht. Dat is zonder overdrijving een wonder te noemen. Maar dat niet alleen, het is ook de voorvervulling van een toekomstig herstel van het volk Israël. Ik zeg ‘toekomstig’ want de volledige vervulling zal zijn wanneer Israël hun Messias heeft aangenomen. Het geloof in een komende Messias en een glorierijke toekomst van het Joodse volk komt niet zomaar uit de lucht vallen, en is ook niet uit de duim gezogen of aan menselijke fantasie ontsproten. Nee, het is gegrond of de beloften van God en de woorden van de Heer Jezus. En zoals we weten en belijden, is Gods Woord betrouwbaar en komen zijn beloften, hoelang geleden ook gedaan, uit.
Het huidige Israël is ontstaan kort na de tweede wereldoorlog, of anders gezegd na de ‘Shoah’, de poging van Hitler om alle Joden uit te roeien in de diverse concentratiekampen. Holocaust is de naam voor de genocide op de Joden die in de periode 1939-1945 plaatsvond in Europa. Dit woord is Grieks en betekent brandoffer. De Hebreeuwse benaming van dezelfde genocide is Shoah wat ‘catastrofe’ betekent. Vaak wordt gezegd dat zonder die periode er nooit een Israël zou zijn gekomen. Aan dat gezegde ligt ten grondslag het feit dat in die tijd, net na de tweede wereldoorlog en het in de publiciteit komen van de gruwelen van de concentratiekampen, er in de wereld nog sympathie voor de Joden in de wereld aanwezig was. Dat is nu, vijfenzeventig jaar wel anders!
Waarom Israël?
Waarom is Israël zo belangrijk om daar aandacht aan te wijden, waarom niet aan een ander volk? De reden daarvoor is dat Israël een bijzondere plaats in het handelen van God in deze wereld inneemt. Daarvoor moeten we even terug in de tijd, namelijk na de zondvloed want toen heeft God alle volken op hun eigen wegen laten (Hand.14:16) en uit al die volken Abraham genomen, waaruit het volk Israël is voortgekomen. ‘De Here nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden’ (Gen.12:1-3). In de boeken van Mozes kunnen we het verslag lezen hoe het volk Israël is ontstaan en de bevestiging van de uitverkiezing door God van dat volk. ‘Want gij zijt een volk, dat de Here, uw God, heilig is; u heeft de Here, uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren om zijn eigen volk te zijn. Niet, omdat gij talrijker waart dan enig ander volk, heeft de Here Zich aan u verbonden en u uitverkoren; veeleer zijt gij het kleinste van alle volken. Maar, omdat de Here u liefhad en de eed hield, die Hij uw vaderen gezworen had’ (Deut.7:8; Jes.41:8v.).
Belofte aan David
In het bestek van dit artikel kunnen we niet ingaan op de vroege gebeurtenissen van het volk Israël, dan alleen dat het is overgegaan van een Godsregering door middel van een priesterschap, naar een volk onder leiding van door God gegeven koningen. De bekendste daarvan is David aan wie de volgende belofte is gedaan: ‘Opdat de Here het woord gestand moge doen, dat Hij aangaande mij gesproken heeft: Indien uw zonen op hun weg acht geven en in trouw, met hun gehele hart en met hun gehele ziel, voor mijn aangezicht wandelen, dan zal het u niet ontbreken aan een man op de troon van Israël’ (1Kon.2:4). Gaan we nog verder dan zien we dat aan de periode van de koningen ook een eind is gekomen. Het volk is tenslotte verdeeld in twee en tien stammen, van een eenheid was geen sprake meer. Uiteindelijk moest God ingrijpen en de waarschuwingen, gedaan in Deuteronomium 28 werden helaas werkelijkheid.
Terzijdestelling
Het boek 2 Kronieken eindigt dan ook met de vermelding van Gods oordeel over het volk Israël met de volgende woorden: ‘De Here, de God hunner vaderen, zond wel zijn boden tot hen, vroeg en laat, want Hij ontfermde Zich over zijn volk en zijn woning, Maar zij bespotten de boden Gods, verachtten zijn woorden en hoonden zijn profeten, totdat de gramschap des Heren zich zozeer tegen zijn volk verhief, dat geen herstel meer mogelijk was. Hij deed de koning der Chaldeeën tegen hen optrekken, deze doodde hun jongelingen met het zwaard in hun heiligdom, en hij spaarde jongeling noch maagd, oude noch grijsaard; alles gaf Hij in zijn macht’ (2Kron.36:15vv.). Het volk vertrok voor zeventig jaar in ballingschap naar Babel.
Het volk Israël was niet meer het volk waardoor God handelde in deze wereld, het werd terzijde gesteld. Zo zegt de profeet Hosea: ‘Toen zeide Hij: Noem hem Lo-ammi, want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn. Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk wezen als het zand der zee, dat niet te meten of te tellen is. En ter plaatse waar tot hen gezegd wordt: Gij zijt mijn volk niet, zullen zij genoemd worden kinderen van de levende God’ (Hos.1:9). De tijden van de volkeren deden hun intrede. Die volkeren waren respectievelijk de Babyloniërs, Meden en Perzen, Griekenland en tenslotte het Romeinse rijk. Het boek Daniël licht ons daarover uitvoerig in; lees daarvoor de hoofdstukken 2 en 7.
Terugkeer onder Ezra en Nehemia
Na die zeventig jaar ballingschap greep God in, en onder Kores in het jaar 445 v.Chr. keerde een gedeelte – een overblijfsel – van het volk terug naar Jeruzalem en herstelde de poorten en de tempel. Dit gebeurde onder Ezra en Nehemia. De nakomelingen dit overblijfsel waren aanwezig toen de Messias, de Heer Jezus in Bethlehem geboren werd, om Hem te verwelkomen. Maar we kennen het verloop van de gebeurtenissen en hoe het volk, onder aanvoering van de geestelijkheid, hun Messias verworpen hebben. ‘Wij willen niet dat deze koning over ons wordt!’ En zo gebeurde het dat in het jaar 70 n.Chr., onder legeraanvoerder Titus, Jeruzalem is ingenomen en verwoest, waarna het volk nogmaals in ballingschap is gegaan, maar nu voor veel langere tijd. De woorden van de Heer Jezus in het evangelie naar Lukas daarover waren in vervulling gegaan, maar het was niet het einde van het volk Israël, er was een ‘totdat’! ‘En zij zullen vallen door het scherp van het zwaard en als gevangenen worden weggevoerd onder alle volken; en Jeruzalem zal door de volken worden vertrapt, totdat de tijden van de volken zijn vervuld (Luk.21:24). Sedert 1967 is, volgens sommige bijbeluitleggers, het laatste gedeelte van deze profetie in vervulling gegaan, omdat toen ook Oost-Jeruzalem onder Israëli’s gezag is gekomen. Anderen zien die profetie in vervulling wanneer de Heer Jezus zal weerkomen op de wolken, om daarna het Vrederijk op te richten.
Belofte aan de discipelen
De vraag die de discipelen de Heer Jezus stelden vlak voor zijn hemelvaart is dan in dit opzicht ook belangrijk, deze luidt: ‘Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft’ (Hand.1:6-7). Geen afstel maar uitstel, dat is de conclusie op het antwoord van de Heer Jezus. Verder onderwijs van de Schrift, speciaal de hoofdstukken 9-11 van de brief aan de Romeinen, bevestigen die gedachten van een toekomstig Israël en een Messiaans koninkrijk.
Het dorre doodsbeenderen dal – Ezechiël 37
‘De hand des Heren kwam op mij, en de Here voerde mij in de geest naar buiten en zette mij neer in een dal; dat was vol beenderen. En Hij deed mij daar aan alle kanten omheen lopen en zie, zij lagen in grote menigte door het dal verspreid, en zie, zij waren zeer dor. En Hij zeide tot mij: Mensenkind, kunnen deze beenderen herleven? En ik zeide: Here Here, Gij weet het. Toen zeide Hij tot mij: Profeteer over deze beenderen en zeg tot hen: gij dorre beenderen, hoort het woord des Heren. Zo spreekt de Here Here tot deze beenderen: Zie, Ik breng geest in u, en gij zult herleven; Ik zal spieren op u leggen, vlees op u doen komen, u met een huid overtrekken en geest in u brengen, zodat gij herleeft; en gij zult weten, dat Ik de Here ben. Ik nu profeteerde zoals mij bevolen was, en zodra ik profeteerde, ontstond er een geruis, en zie, een beweging, en de beenderen voegden zich aaneen zoals zij bij elkander behoorden; Ik zag toe, en zie, er kwamen spieren op, en vlees, en er trok een huid overheen; maar geest was er nog niet in hen. Daarop zeide Hij tot mij: Profeteer tot de geest, profeteer, mensenkind, en zeg tot de geest: zo zegt de Here Here: kom van de vier windstreken, o geest, en blaas in deze gedoden, zodat zij herleven. Toen profeteerde ik, zoals Hij mij bevolen had; en de geest kwam in hen en zij herleefden en gingen op hun voeten staan, een geweldig groot leger. Voorts zeide Hij tot mij: Mensenkind, deze beenderen zijn het gehele huis Israëls. Zie, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vervlogen; het is met ons gedaan. Daarom profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Here Here: zie, Ik open uw graven en zal u uit uw graven doen opkomen, o mijn volk, en u brengen naar het land Israëls. En gij zult weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik uw graven open en u uit uw graven doe opkomen, o mijn volk. Ik zal mijn Geest in u geven, zodat gij herleeft en Ik zal u doen wonen in uw land; en gij zult weten, dat Ik, de Here, het gesproken en gedaan heb, luidt het woord des Heren’ (Ez.37:1-14).
Dit gedeelte uit het boek Ezechiël spreekt min of meer voor zichzelf. Het gaat over het huis Israël (vs.11) en de toekomstige hereniging van de twee en de tien stammen (vs.22). De eerste vervulling is het nationaal ontstaan van het volk Israël in 1948. Een eerste of voorvervulling want ‘geest was er nog niet in hen’ (vs.8). De volledige vervulling zal zijn wanneer hun Messias zal komen aan het einde van de zogenaamde Grote Verdrukking, beter gezegd de 70e. jaarweek, genoemd naar Daniël 9:27. Dan zal het volk hun Messias zien wanneer zijn voeten zullen staan op de Olijfberg (Zach.14:1-7; Mat.24:29-35).
Betekenis voor ons
Om terug te keren naar de vraag waarom het vijfenzeventigjarig bestaan voor Israël ook voor ons belangrijk is, is hiermee eigenlijk al gegeven. De stichting van de staat Israël in 1948 mag één van de tekenen van de tijden zijn, die ons zeggen dat Jezus’ komst nabij is voor het volk Israël. Andere tekenen zijn het fenomeen van de Messias-belijdende Joden en de inname van Oost-Jeruzalem in 1967. Verder mogen we in de huidige Europese Unie een heropleving waarnemen van het vroegere Romeins rijk. Ook het verval van het christelijk geloof, en dat vooral in dat ‘Romeins rijk’ zijn signalen van de eindtijd. Dit gezegd zijnde maakt duidelijk waarom christenen met grote aandacht de verdere ontwikkeling van de staat Israël moeten volgen, want aan de komst van de Messias voor Israël en de volken, gaat immers de Opname van de Gemeente vooraf!