Mochten de twaalf apostelen en de apostel Paulus eens een kijkje mogen nemen om te zien wat er van het christelijk geloof en de Kerk c.q. Gemeente is geworden in de loop van de achter ons liggende eeuwen, zouden ze hun ogen niet geloven! Van een groep eenvoudige gelovigen zouden ze nu een mengeling van Rooms Katholieke Kerken, Protestante kerken en Evangelische Gemeenten zien, om van allerlei sekten maar niet te spreken. Van een eenheid die de apostelen in hun tijd nastreefden is weinig of niets meer over. En wat te zeggen van allerlei rituelen, priestergewaden, altaren en nog erger de scheiding tussen leken en geestelijken. Van het ‘Gij zijt allen broeders’ is ook weinig of niets meer over. En wat zouden ze denken over de praktijken die in de loop van de geschiedenis van de kerk zijn ontplooid. Ik hoef alleen maar te denken aan de Kruistochten, de Investituurstrijd, het in bezitnemen van diverse landen om daar het Christelijk (lees: Rooms Katholieke) geloof aan de inwoners op te leggen. De machtspositie en de aanmatiging van de Rooms Katholieke kerk om te heersen over koningen en keizers, vooral in de Middeleeuwen. Om maar te zwijgen van de Jezuïeten en de vervolging van andersdenkende gelovigen. En wat te denken over wat er in de diverse geloofsgemeenschappen geleerd wordt. Een Rooms Katholieke kerk die de Traditie gelijkwaardig of hoger acht dan de Bijbel, of andere kerken waar het gezag van de Bijbel genegeerd wordt. En zo kunnen we nog wel een tijd doorgaan! Hoe is het zover kunnen komen, en wat zijn de oorzaken dat de kerk, die Jezus Christus moest prediken en Hem laten zien door hun handel en wandel, in de loop van de geschiedenis zover van haar doel is afgeweken?
Gelijkenis van het mosterdzaad
‘Een andere gelijkenis hield Hij hun voor en zei: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mosterdzaad, dat een mens nam en in zijn akker zaaide; het is wel kleiner dan alle zaden, maar als het is opgegroeid, is het groter dan de groenten en wordt een boom, zodat de vogels van de hemel in zijn takken komen nestelen’ (Mat.13:31-32)
De bedoeling van dit artikel is om de oorzaken op te sporen die in de loop van de geschiedenis de Kerk heeft gevormd van een ‘mosterdzaad’ in een ‘boom’, met andere woorden een Kerk die een onnatuurlijke ontwikkeling heeft ondergaan. Dat is wat de gelijkenis van het mosterdzaad ons wil zeggen. In het oosten symboliseert het mosterdzaadje iets kleins en onbeduidends. Het produceert een grote plant, maar geen boom in de strikte zin. De plant is echter groot genoeg voor vogels om in de takken te zitten. Aangezien Jezus deze gelijkenis niet heeft uitgelegd, moeten we het doen met wat Hij in de andere gelijkenissen wel heeft uitgelegd om de betekenis ervan te vinden. De vogels in de gelijkenis van de zaaier stellen Satan voor (Mat.13:19). Passages als Daniël 4:12 en Ezechiël 17:23 geven aan dat een boom een symbool is van macht. Dat suggereert 171dat de gelijkenis een abnormale groei van het koninkrijk der hemelen leert, een die het mogelijk maakt voor Satan om erin te werken. Het christendom is een wereldmacht geworden met een complexe organisatie met veel vertakkingen. Wat nederig begon, pronkt met materiële bezittingen en politieke invloeden. Sommige uitleggers proberen de mensen wijs te maken dat deze gelijkenis het wereldwijde succes van het evangelie leert. Maar dat zou in tegenspraak zijn met wat Jezus in deze gelijkenis leerde. Het Nieuwe Testament laat ons eerder een groeiende achteruitgang van de Kerk zien naarmate het einde der tijden nadert. Het Babylon van de eindtijd! (Op.17)
Inleiding
Het jaar 313 wordt gekenmerkt door een radicale ommekeer in de geschiedenis van het christendom, want toen vaardigde keizer Constantijn het Edict van Milaan uit, waarbij aan alle mensen vrijheid van godsdienst werd toegestaan. Deze periode is van blijvend belang omdat hierin werd begonnen met een verbond tussen Kerk en Staat: zou de Kerk in staat zijn de wereld te behouden, wanneer zij daarmee een bondgenootschap zou aangaan? Kort daarop, in 325, werd, in Nicea, het eerste grote concilie gehouden. Er waren daar 1500 afgevaardigden, en wel viermaal zoveel leken als bisschoppen. Daar werd een belangrijke leerbeslissing genomen, waar bij het Arianisme als ketterij werd afgezworen. Hoewel deze beslissing juist was en daarmee zowel de Drie-eenheid van God als de Godheid van Christus opnieuw werden beklemtoond, was de manier waarop hier werd opgetreden verre van bijbels. De keizer en de bisschoppen oefenden hun macht uit, er werd druk geïntrigeerd, en daarmee ontstond een kerk wier optreden berustte op macht, om de leer zuiver te houden! Met andere woorden, wat leerstellig gezien gewonnen was, werd kerkordelijk gezien prijsgegeven, en daarmee trad aardse macht in de plaats van hemelse, geestelijke volmacht.
We zien wij dat de Kerk het verbond is aangegaan, door zich aan de keizer te koppelen. Er kwam een einde aan een tijdperk van verdrukking en armoede, en een nieuw tijdperk van aardse rijkdom brak aan. De keizer schonk een aantal indrukwekkende bouwwerken, basilieken genoemd, aan de bisschoppen om deze voortaan als kerken te gebruiken. Wat door veel zware vervolging niet was gelukt, schijnt nu te gelukken door vleierij en rijkdom. Het resultaat is dat naarmate de geestelijkheid de beschikking kreeg over gewaden, tronen, altaren, wierook, gewelven, sieraden en voorwerpen van kunst, het waarachtige geestelijk leven de achterdeur uitging.
Waar het Christendom tot staatsgodsdienst is geworden, worden tal van overheidstaken voortaan door de Kerk uitgevoerd, zoals het sluiten van huwelijken, het bidden voor en het vaststellen van veldtochten en dergelijke. Daarmee wordt dan ook de Kerk een zaak voor het gehele volk, en niet slechts voor de uitverkoren heiligen. Zo worden ook de heidenen de Kerk binnengebracht, maar dan zonder de eis van bekering en het verzaken van hun zondig en werelds leven. Om deze heidenen te gerieven werd de eredienst prachtig opgesierd en veranderde het karakter van de preken aanzienlijk. Ook werden nu de heidense feesten ingevoerd, zij het in een gekerstende vorm: Een voorbeeld daarvan is het Midwinterfeest: de dag dat Mithra de duisternis overwon werd nu gemaakt tot Kerstmis, Christus als “zon der gerechtigheid” ging zijn verjaardag vieren op de geboortedag van de heidense zonnegod, ter gelegenheid waarvan in Rome de Grote Spelen van het Circus plaatsvonden. Zo werd Kerstmis voorgoed tot een spektakelfeest, waarbij het heidendom in de kerk werd ingevoerd. Dit alles nog afgezien van het feit dat wij, volgens Paulus, thans Christus niet meer naar het vlees kennen, en dus stellig niet “zijn verjaardag” moeten vieren, op welke dag dan ook! Wat overigens heel iets anders is dan het dankbaar gedenken van Christus’ komst in het vlees. Een laatste punt is dat het toenemen van de middelen en, naar men meende, ook van “de Geest”, het waarachtig geestelijk licht en de verwachting van de wederkomst deed verduisteren. In deze periode komt de Kerk dan ook tot een officieel vastgesteld uitstel van Christus’ wederkomst door te stellen dat eerst een “Duizendjarig Rijk” op aarde gevestigd moet worden, door de gezamenlijke inspanning van Kerk en Staat. Er is dus een groot mensoptimisme, een verwachting dat met keizer Constantijn een begin is gemaakt met deze periode van duizend jaar. En wie daaraan niet meedoet, vertraagt daarmee de komst des Heren! Het onmiddellijke vooruitzicht van de gelovigen is dus niet meer Zijn komst, maar het Rijk van Koning en Kerk, die Hem voor minstens duizend jaar “in de kerk-kast” heeft gestald: weliswaar hoogverheven, maar tegelijkertijd onbereikbaar!
Een direct gevolg was ook dat de Joden als volk nu voorgoed werden afgeschreven: alle profetieën van een toekomstig herstel van Israël werden nu op de Kerk toegepast. Deze tweede periode wordt gekenmerkt door een mengvorm van Gemeente en Kerk, waarbij deze laatste steeds meer de overhand gaat krijgen. De periode loopt af in het jaar 606, als Bonifatius III wordt gekroond tot “universeel bisschop”, kort nadat Gregorius de Grote deze functie al feitelijk had ingevoerd en zich had toegeëigend. Hiermee krijgt de Rooms-Katholieke Kerk in haar definitieve hiërarchische vorm gestalte.
Het Christendom onder het volk gebracht
Nu het Christendom tot mode was geworden en tal van steden zich als “christelijke stad” hadden uitgeroepen, kreeg het officiële Christendom een geheel nieuwe dimensie. Door het toenemen van de Christenvervolgingen eerder, waren steeds meer mensen gunstig over de Christenen gaan denken, waardoor er velen zich spontaan tot Christus en de leer van de Christenen bekeerden. Dat is trouwens een bijbels gegeven dat we ook tegenkomen in Jeruzalem (Hand.2), en vooral ook na de eerste Christenvervolging na de dood van Stéfanus (Hand.8). Maar nu gebeurde er iets geheel anders: de positie van het Christendom was geworden tot een object van politiek. In het Rijk, regionaal en plaatselijk, kon men zien hoe de kerkelijke leiders gingen inspelen op de grillen van de massa om daarmee de positie van de kerk veilig te stellen en uit te breiden. Opnieuw was het Christendom in het circus gebracht, maar nu werden niet de Christenen voor de leeuwen geworpen, maar wierpen de kerkelijke leiders elkaar en hun opvattingen voor de “leeuwen” van een publiek dat nu eenmaal was ingesteld op “brood en spelen”. Helaas was dit niet zomaar een voorbijgaande gril, maar was het gekomen om te blijven, zij het ook in verschillende gedaanten, zoals het latere carnaval, de semi-religieuze stierengevechten of de glitter en spetter van de Kerstmis in midwintertijd! Met dit alles nam ook de intolerantie in kerkelijke zaken toe. Aan zaken van ondergeschikt belang werd de grootste aandacht besteed, evenals aan een opgelegde uniformiteit die altijd een levenloze religie kenmerkt. Dit voldoen aan de eisen van “de geestelijkheid” werd al gauw gelijkgesteld met “orthodoxie”, en allen die zich daarin niet konden vinden en schikken werden als ketters en rebellen gebrandmerkt: zij konden kiezen tussen zich gedwongen conformeren of eruit gezet worden (excommunicatie). En dat tekent de tragiek en de ironie wel ten volle: de Kerk die zelf zo heftig was vervolgd en die eindelijk haar vrijheid had verworven, heeft geen scrupules om zelf de rol van vervolger op zich te nemen en de vrijheid aan anderen te ontzeggen.
Van Rome als imperium naar Rome als Kerk
De opkomst van de Kerk van Rome loopt parallel met de neergang van Rome als politiek centrum van de wereld. Al lang trokken dreigende wolken samen als teken van de horden die het Romeinse Rijk zouden vertreden, dat zoveel eeuwen de wereld had beheerst. Een grote volksbeweging in China leidde tot de volksverhuizing van de Hunnen, die op hun beurt weer de Goten voor zich uitdreven tot aan de grenzen van het Rijk: het Oostelijke Byzantijnse Rijk met Constantinopel als hoofdstad, en het Westelijke Romeinse Rijk met Rome als centrum. Onder de druk van de Goten braken ook tal van Germaanse stammen op, zoals de Franken, de Vandalen, de Bourgondiërs en anderen. Eerst werden grote provincies zoals Spanje en Gallië verwoest, waarvan de steden werden gebrandschat en de bevolking uitgemoord of als slaven weggevoerd. Dit lot trof ook Rome, dat in 410 door de Goten onder Alarik werd veroverd; de stad werd geplunderd en haar bevolking weggevoerd. In 476 kwam het westelijke deel van het Romeinse Rijk tot haar einde en in verschillende landen ontstonden nieuwe kleinere koninkrijken. Het oostelijk deel van het Rijk bleef nog bijna tien eeuwen in stand, totdat in 1453 Constantinopel door de Mohammedaanse Turken werd ingenomen.
Augustinus
Augustinus wordt terecht beschouwd als de grootste christelijke leraar sinds Nieuwtestamentische tijden. Er bestaat geen twijfel over zijn geestelijk niveau en zijn verstandelijke capaciteiten, waardoor zijn bijdrage aan het Christendom ontzaglijk groot is. Als theoloog en als apologeet was hij een man van ongeëvenaard postuur, maar dat maakt ook, dat de zaken die hij heeft doordacht, werden voorzien van een bijna apostolisch gezag; dat gold zowel zijn goede als zijn kwade leringen, en over deze laatste gaat het in deze paragraaf. Meer dan iemand anders is Augustinus verantwoordelijk geweest voor de verderfelijke leer dat een mens behouden wordt door de sacramenten van een georganiseerde, aardse Kerk, toegediend door de gewijde priesters, met alle ellende die dit de eeuwen door heeft teweeggebracht. Weliswaar lag de oorsprong hiervan al veel eerder dan bij Augustinus, maar hij heeft wel de reeds gegroeide “praktijken der Nicolaïeten” tot de officiële kerkelijke leer gemaakt. Augustinus hield vast aan de “inclusieve kerk-theorie” waardoor de genade Gods aan de mensen wordt bediend door de sacramenten. Buiten deze Kerk, aldus Augustinus, kan er geen redding bestaan, ook al is iemand nog zo rechtvaardig, of is zijn geloof nog zo sterk. Om mensen binnen de sfeer van dit katholieke systeem te brengen, keurde Augustinus zelfs het gebruik van geweld goed. Persoonlijk gaf hij er de voorkeur aan dat mensen “Gods weg” (lees: de Katholieke Kerk) leerden kennen door onderricht. Maar wanneer zij daar niet op ingingen, moesten zij daar maar toe gedwongen worden. Om deze houding vanuit de Schrift te staven, haalde hij de woorden van de Heer aan: “Dwing ze om in te gaan” (Luk.14:23). Zo stemde hij er tenslotte mee in om tegen de Donatisten geweld te gebruiken. Hij zag de Kerk als een aardse organisatie die haar eenheid zichtbaar moest uitdrukken, en dat bracht hem ertoe ook aardse middelen in te zetten om deze organisatie op te bouwen en haar macht in stand te houden. Deze terreur heeft geleid tot onuitsprekelijk lijden van Christenen, en daardoor gingen ook allerlei vormen van kwaad hoogtij vieren die door de Kerk werden teweeggebracht. Daarmee zou die Kerk weldra een periode ingaan die in de geschiedenis te boek staat als de (tien) duistere Middeleeuwen. Zo zien we dus hoe een waarlijk groot man zowel in het goede als in het kwade groot kan zijn. Bij zijn eigen bekering had Augustinus de kracht van God ervaren die hem door Zijn Woord tot inkeer bracht, en door genade alleen had hij vrede en rust gevonden. En toch staat hij later toe om de werking van de Geest te vervangen door de vrees voor martelingen, ja, hij bepleit dit zelfs. Daarmee aanvaardt hij een afgedwongen belijdenis als het geloof dat de ziel behoudt. Zo is het leven van Augustinus dan ook een duidelijk voorbeeld van de onverantwoordelijke uitersten waartoe iemand van krachtige overtuiging en gepassioneerde ijver kan komen wanneer hij, zelfs met de beste bedoelingen, afwijkt van de beginselen van de Bijbel. De leer van de Kerk zoals Augustinus die had ontwikkeld, vond zijn volle uitdrukking in het Rooms-Katholieke systeem. Iedereen die niet “de enige en ware Kerk” aanhing werd tot ketter verklaard. Elke groep Christenen die zich naar de Schrift onafhankelijk opstelde en zich alleen boog voor de Heer die in hun midden woont, werd van “scheuring” beticht. Door intriges, overtuiging of vervolging probeerde de Roomse Kerk allen onder haar vleugels (terug) te brengen. Maar God heeft zichzelf niet zonder getuigenis gelaten. Zelfs binnen het Katholicisme stonden er mannen op die God waren toegewijd en zich met grote kracht uitspraken tegen het flagrante kwaad dat haar praktijken meebrachten. Dezen hadden een echte last om het Evangelie te bedienen, maar dikwijls werden zij in een compromis gedreven vanuit een misplaatste trouw aan de gedegenereerde Kerk waarin zij geboren en getogen waren. Door dit compromis werden zulke mannen in hun dienst belemmerd en werd hun geestelijk inzicht verduisterd, omdat zij de lijkwade van het kerkelijk traditionalisme maar niet konden afleggen. Maar daarnaast waren er ook die buiten de verstikkende omarming van Rome stonden en die in eenvoud en afhankelijkheid van de Heer en Zijn Woord, bleven staan in het licht, het leven en de vrijheid van de vroege gemeenten. Naarmate de Kerk dus steeds meer het geestelijk leven verstrikte en verstikte, zullen deze “vrije christelijke gemeenten” steeds meer de hoofdstroom gaan vormen van het geestelijk leven door de eeuwen heen. Daarom krijgen deze ook steeds meer onze aandacht, die hun in de meeste leerboeken wordt onthouden.
Tweezwaardenleer
De tweezwaardenleer is de verdeling van de wereld in twee machtssferen: een geestelijke en een wereldlijke. Elk van beide kon rechtspreken binnen zijn eigen gebied. Het zwaard staat symbool van het uitoefenen van de macht en verwijst ook naar een vermelding van twee zwaarden in de Bijbel (Luk.22:38). De twee machten moesten niet tegen elkaar vechten, maar elkaar versterken. Deze leer van paus Gelasius I (492-496) bouwde voort op de tweerijkenleer van kerkvader Augustinus (354–430). Paus Gelasius I stelde in 494 op basis van Mattheüs 22:21 in zijn tweezwaardenleer de geestelijke en wereldlijke machtssferen voor als zwaarden. De twee machten moesten niet tegen elkaar vechten, maar elkaar versterken. Kerstening van de staat werd van groot belang wat in 800 culmineerde in de kroning van Karel de Grote (747/748-814) tot keizer, wat zou uitmonden in het Heilige Roomse Rijk dat ondanks het voortbestaan van het Oost-Romeinse Rijk volgens de translatio imperii gezien werd als voortzetting van het Romeinse Rijk. Waar de keizer nu niet alleen aanspraak maakte op wereldlijke macht, maar via het Rijkskerkenstelsel ook op geestelijke macht, wat hem in toenemende mate in conflict bracht met de paus. In 1075 stelde paus Gregorius VII (1073-1085) in het Dictatus papae dat hij het hoogste gezag vormde, zowel als bisschop van Rome tegenover de overige bisschoppen, als tegenover het wereldlijk gezag. Deze beroemde Dictatus papae (“Dictaten van de Paus”) bestaat uit 27 korte en bondige verklaringen die het pauselijke primaat verheerlijken en zelfs de radicale claim bevatten dat de paus het recht had keizers af te zetten. Dit mondde uit in de investituurstrijd waaraan met het Concordaat van Worms in 1122 een einde kwam. De keizer werd daarbij beperkt in het recht om bisschoppen aan te stellen. In 1302 vaardigde paus Bonifatius VIII de bul Unam Sanctam uit waarin werd gesteld dat de houder van het wereldlijke zwaard ondergeschikt was aan die van het spirituele. Er werden dogmatische stellingen in vastgelegd over de eenheid van de Katholieke Kerk, de noodzaak om tot de Kerk te behoren voor het eeuwig heil, de positie van de Paus als opperhoofd van de Kerk en de daaruit voortvloeiende plicht om zich aan de Paus te onderwerpen om tot de Kerk te behoren en zo het heil te bereiken. Niet alleen politiek, maar ook in de historiografie kwam de tweerijkenleer naar voren, zoals bij Otto van Freising (ca. 1112-1158) in zijn Chronica (1143-1146). Waar Augustinus op aarde geen manifestatie van de civitates Dei zag, had die voor Otto vanaf het begin der tijden bestaan, maar was eerder verborgen. Er waren wel sporen zichtbaar, met uitverkorenen als Abel, Isaak, Noach en andere Israëlieten. Met de komst van Christus werd deze wereld echt zichtbaar. Na een eeuwenlange strijd tussen de aardse stad en de stad van God brak met de christelijke keizers Constantijn en Theodosius (379-395) een gelukkige periode aan waarin de aardse stad in diepe slaap raakte.
Tenslotte
In de komende artikelen in deze reeks zullen we zien wat de ‘kerstening’ in de praktijk inhield. Kerstening is het historische bekeren van niet-christelijke volkeren tot het christendom door aanhangers van het christelijk geloof en hun wereldlijke bondgenoten. Dat gebeurde vaak massaal en ook door systematisch gebruik van geweld of het inzetten van zware straffen. Een ‘hoogtepunt” van deze wijze van handelen vinden we bij keizer Karel de Grote, de Saxenslachter’.
N.B.: Translatio imperii (Latijn: “overdracht van het rijk”) is een politieke theorie uit de oudheid, de middeleeuwen en de vroege nieuwe tijd, die stelt dat het ene wereldrijk het andere opvolgt. De middeleeuwse vierrijkenleer is gebaseerd op de vier koninkrijken van Daniël uit het boek Daniël uit de Hebreeuwse Bijbel.)
Mijn Website
Rubriek: Eschatologie – Acht koningen van de eindtijd
Rubriek: Europees Christendom – Serie: Kerstening van Europa – Diverse artikelen
Rubriek: Kerkgeschiedenis Algemeen – Diverse artikelen
Rubriek: Kerkgeschiedenis – De Investituurstrijd – Het Concordaat van Worms
Literatuurlijst
Das Grosse Bibellexikon (3 dln.) Brockhaus – ISBN: 3-417-2461-3
De Franken en het Christendom – Pierre Trouillez – ISBN 9789059087217 – Uitg. Davidsfonds
De Germanen en het Christendom – Pierre Trouillez – ISBN 978940191434 – Uitg. Omniboek
De Grote Volksverhuizing – Chayah Visser – pdf.
De kerstening van Europa – Aat van Gilst – ISBN 9789461538734 – Uitg. Aspekt
En zij werden verstrooid onder alle volken – W. Keller – ISBN 90 6084 611 7 – Voorhoeve
Handelingen der Gemeente, dl.1 en 2 – ISBN: 90-242-2625-2 – R.H. Matzken – Kok Kampen
Het ontstaan van het Christendom – Evangelische Omroep – ISBN: 90-70100-51-7
Karel de Grote – Aat van Gilst – ISBN 9059117026 – Uitg. Aspekt