Oude Testament – Waar is een God aan U gelijk? – Psalm 139

21 juli, 2023

Bijbelboeken: Psalmen

Oude Testament

Waar is een god aan u gelijk?

Psalm 139

Inleiding

Psalm 139 is een psalm van David waarin hij zijn gevoelens beschrijft. We weten echter dat de psalmen ook over de Heer Jezus spreken, want, zegt Hij tegen de discipelen: ‘Alles moest worden vervuld wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en in de profeten en psalmen.’ (Luk.24:44; 27). Veel psalmen verwijzen dan ook heel duidelijk daarnaar. Hij is de Gekruisigde in psalm 22 en 69; de goede Herder in psalm 23; de komende Koning in psalm 2 en 24; het Offer in psalm 40; de Hogepriester in psalm 110; de Hoeksteen in Psalm 118:22-23. Maar niet alleen de psalmen spreken over de Heer Jezus, ook alle andere geschriften (Joh.6:39)! Luther noemde de Bijbel: ’De kribbe waarin Jezus ligt’. De psalmen geven ook uitdrukking aan de lofprijzing van God door de mens om Wie Hij is en wat Hij doet. Ze drukken ook de behoefte uit die de mens heeft aan God in tijden van beproeving, en zijn vertrouwen dat God zal helpen. U zult in het boek Psalmen een volledig scala van menselijke emoties aantreffen, van uitbundige vreugde tot wanhoop en berouw. U zult er ook openbaring van God aantreffen die troost brengt en bemoediging als u op Hem vertrouwt. Dat verklaart waarom het boek Psalmen zo bijzonder geliefd is bij Gods kinderen, want elk van ons kan zich herkennen in de schrijvers als ze ontdekken dat Gods genade genoeg is in alle ervaringen tijdens hun leven. In wat voor omstandigheden u zich ook bevindt en wat u ook voelt, er is altijd een psalm die perfect bij uw situatie past. In deze prachtige psalm 139 vinden we een aantal eigenschappen van God waardoor we een beter beeld kunnen krijgen van Wie Hij eigenlijk is. Uw en mijn visie op Wie God is, is bepalend voor het handelen in uw leven als gelovige. Als u de Heer trouw bent, zal deze psalm u bemoedigen. Als u zich probeert te verbergen voor de Heer, zal deze psalm u doen beseffen dat u kansloos bent.

God weet wat u doet – 139:1-6 (De alwetendheid van God)

‘De HERE immers is een alwetend God en door Hem worden de daden getoetst’ (1Sam.2:3)

God kent u persoonlijk en Hij kent u grondig, dus probeert u maar niet Hem voor de gek te houden. Wees open en eerlijk voor God, en blijf in zijn liefde. Zijn oog is op u, en u hebt niets te vrezen. Maar Hij ziet ook wanneer het verkeerd gaat in uw leven. Toen Mozes een Egyptenaar doodsloeg, lezen we dat hij, voordat hij de hand aan de Egyptenaar sloeg, ‘naar alle kanten keek’, maar hij vergat naar boven te kijken want God zag het, en nog een aantal mensen (Ex.2:12,14; Hand.7:28). De apostel Petrus getuigde: Heer, U weet alles, U weet dat ik van U houd’ (Joh.21:17). Hoe vaak houden wij geen rekening met de alwetendheid van God in ons leven? In het Nieuwe Testament lezen we in Joh.1:49 dat ‘Jezus Nathanaël naar Zich toe zag komen en van hem getuigde: Zie, waarlijk een Israëliet in wie geen bedrog is. Nathanaël zei tot Hem: Vanwaar kent U mij? Jezus antwoordde en zei tot hem: Voordat Filippus je riep, terwijl je onder de vijgenboom was, zag Ik je.’ Dit bracht Hem tot de belijdenis ‘Rabbi, U bent de Zoon van God’. Maar denk ook aan wat we lezen in Joh.4:16 over de ontmoeting die de Heer Jezus had met de Samaritaanse vrouw, tot wie Hij zei: ‘Ga heen, roep uw man en kom hier. De vrouw antwoordde en zei tot Hem: Ik heb geen man. Jezus zei tot haar: U hebt terecht gezegd: Ik heb geen man; want vijf mannen hebt u gehad, en die u nu hebt is uw man niet; dit hebt u naar waarheid gezegd.’ Dit bracht de Samaritaanse vrouw tot de belijdenis: ‘Heer, ik zie dat U een profeet bent.’  Uit deze voorbeelden kunnen we leren dat God en de Here Jezus weet hebben van alles wat ons bezighoudt en wat we doen. Dat kan ons beangstigen maar ook vertroosten. Als we denken aan Hanna, de vrouw van Elkana, die geen kinderen kon krijgen, of aan Job en zijn beproeving, dan mogen ook wij weten dat God alles weet en bezig is Zijn plan in ons te volbrengen.

God weet waar u heen gaat – 139:7-12 (De alomtegenwoordigheid van God)

‘En geen schepsel is voor Hem onzichtbaar, maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen van Hem met Wie wij te doen hebben’ (Heb.4:13)

Wat een rust om te weten dat God bij u is en voor u zorgt! Of u nu naar boven gaat of naar beneden, naar het oosten of naar het westen, Hij is daar. Zondaars proberen zich te verschuilen voor God, maar gelovigen schuilen bij God. ‘Op bergen en in dalen, ja overal is God!’ De eerste keer dat God de mens een vraag stelde was in de hof van Eden. Hij vroeg Adam: ‘Mens, waar zijt gij?’ (Gen.3:9). In 2 Kon.5:20-27 vinden we een prachtige illustratie die goed weergeeft wat we bedoelen met ‘alomtegenwoordigheid’. We lezen daar over Gechazi, die geschenken van Naäman aannam en daarna terugkeerde naar Elisa, waarop deze hem vroeg: ‘Vanwaar Gechazi?’, waarop Gechazi hem antwoordde: ‘Uw knecht is nergens heen geweest.’ Maar Elisa zeide tot hem: Ben ik in de geest niet meegegaan, toen die man zich omkeerde van zijn wagen af u tegemoet?’. We kunnen weglopen van God zoals Jona deed, of veel erger, een mens kan zich het leven nemen (Heb.9:27), maar God kun je niet ontlopen want: ‘Met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd.’ (vs.3). Dat heeft Jona ervaren toen hij wegvluchtte van het aangezicht des Heren. Hij betaalde voor deze vlucht een hoge prijs! Hij kwam daardoor buiten de gemeenschap met God te staan en zonde kwam in zijn leven. Onesimus, een slaaf van Filemon te Kolosse, liep weg en vluchtte naar Rome, waar hij met Paulus in aanraking kwam en christen werd. Paulus zond hem naar zijn meester terug met een brief waarin hij Onesimus aanbeval en zich bereid verklaarde, geleden schade te vergoeden. Zou God daar niet in betrokken zijn geweest?

God weet wie u bent – 139:13-16 (De almacht van God)

‘Want zijn maaksel zijn wij, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, die God tevoren heeft bereid, opdat wij daarin zouden wandelen’ (Ef.2:10).

God heeft u gemaakt, uw mogelijkheden beraamd, en uw dagen beschikt. Hoe en wie u bent is het wijze plan van een liefhebbende Schepper, die weet wat het beste voor u is. Aanvaard hoe u bent als zijn geschenk aan u, en gebruik het dan verstandig als uw geschenk aan Hem. U bent uniek, God heeft u zo gemaakt. Zoals u is er maar één en u heeft bepaalde kwaliteiten of bekwaamheden die een ander niet bezit en die Hij u heeft gegeven om ze tot Zijn eer te gebruiken. We lezen in de gelijkenis van de talenten: ‘En de één gaf hij vijf talenten, de andere twee, de derde één, ieder naar zijn eigen bekwaamheid’ (Mat.25:14-30). Talenten dienen we te onderscheiden van bekwaamheden. De talenten representeren mogelijkheden om onze bekwaamheden te gebruiken om Christus te dienen. We zijn geboren met verschillende bekwaamheden en de Heer geeft ons allerlei mogelijkheden om die bekwaamheden in praktijk te brengen. Het belangrijkste daarbij is dat we trouw zijn (1 Kor.4:2), want daarnaar zal God ons beoordelen en belonen. In de gelijkenis van de talenten (Mat.25:14-30) lezen we dat de eerste twee dienstknechten beiden trouw waren en hun talent verdubbelden en dezelfde beloning kregen (vs.21, 23). De christen die trouw is in zijn of haar dienst, ook al is die maar klein, krijgt dezelfde beloning als degene met een ‘grote’ dienst. Met de derde dienstknecht is het anders gesteld. Hij noemt de Heer een ‘hard mens’ (vs.24). Eigenlijk weigert hij de beloning door niet de gelegenheden te benutten die Christus hem ook had gegeven. In vs.26 herhaalt Christus de onjuiste beschuldiging van de man (maar zegt niet dat het waar is!), en zegt: ‘Boze en luie slaaf! Je wist dat Ik maai waar ik niet heb gezaaid, en inzamel waar ik niet heb uitgestrooid? Dan had je mijn geld bij de bankiers moeten brengen, en ik zou bij mijn komst het mijne met rente hebben teruggekregen.’ Het principe m.b.t. de gaven wordt gegeven in Mat.25:29. Als we falen te gebruiken wat Hij ons heeft gegeven, zullen we het verliezen aan een ander. Niet jezelf onderwaarderen of overwaarderen, maar accepteer jezelf zoals God je geschapen heeft.

Gods gedachten over ons – 139:17-18

‘Talrijk hebt Gij gemaakt, o Here, mijn God, uw wonderen en uw gedachten jegens ons; niets is bij U te vergelijken. Wilde ik ze vermelden en uitspreken, te talrijk zijn zij om te noemen’ (Ps.40:6).

De psalmist overpeinsde Gods gedachten. Op welke manier zou David op de hoogte zijn gekomen van Gods gedachten? Hoe komen wij te weten wat Gods gedachten zijn? David spreekt in deze psalm over Gods alwetendheid, alomtegenwoordigheid en almacht. Maar er zijn veel meer gedachten van God, te talrijk om te noemen! Die gedachten van God vinden we in Zijn Woord geopenbaard en het is goed daaraan aandacht te besteden. In het Nieuwe Testament worden meer gedachten van God bekendgemaakt dan we reeds kenden uit het Oude Testament. Denken we maar aan de verborgenheden die de Heer Jezus en Paulus hebben bekendgemaakt, die in vorige geslachten niet waren bekendgemaakt en die van de grondlegging der wereld verborgen zijn geweest (Mat.13:35; Rom.11:25, 16:25; Ef.3:9; 1Kor.15:51). Paulus schrijft dat het zijn bediening was om ‘in het licht te stellen (wat) de bediening van het geheimenis (inhoudt), dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God’ (Ef.3:9-10). Is het niet een geweldig voorrecht in de mogelijkheid gesteld te zijn om die plannen te ontdekken? Vandaar dat we opgeroepen worden om te zoeken de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn en te bedenken de dingen van God en niet van de mensen’ (Kol.3:1; Mat.16:23). De Heer Jezus zegt tegen de discipelen: ‘Ik heb u alles bekendgemaakt wat Ik van mijn Vader gehoord heb’ (Joh.15:15). Wekt dat geen verlangen bij u op om daar meer van te weten? Laat ik dat met een voorbeeld duidelijk maken. Met betrekking tot het volk Israël zegt God dat Hij weet welke gedachten Hij over hen koestert, gedachten van vrede en niet van onheil, om hen een hoopvolle toekomst te geven (Jer.29:11). We mogen in het ontstaan van de staat Israël in 1948 al de aanloop zien naar de vervulling van deze profetie. Dat mag voor de ongelovigen dwaasheid zijn, maar dat komt omdat zij de gedachten van God en zijn raadslag niet kennen noch verstaan! (Mi.4:12). ‘Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen, luidt het woord des Heren. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten’ (Jes.55:8-9).

God kent uw hart – 139:19-24

‘Laat u door het kwade niet overwinnen, maar overwin het kwade door het goede’ (Rom.12:21)

Petrus waarschuwde al dat er in het laatst van de dagen spotters zullen zijn (2Petr.3:3). De tijd is aangebroken dat ‘de koningen der aarde zich in slagorde scharen en de machthebbers samenspannen tegen de Here en zijn gezalfde door te zeggen ‘Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen!’ (Ps.2:2,3). Meer en meer zien we in de wereld, en misschien wel het meest in onze geseculariseerde westerse wereld, dat God en het geloof in God niet meer serieus worden genomen. De Bijbelse normen worden met voeten getreden en dat kan ons zo irriteren dat we een houding aannemen van vergelding, zoals we dat tegenkomen bij de discipelen toen de Samaritanen de Heer Jezus niet wilden ontvangen, en dat we wensen dat er vuur uit de hemel zou neerdalen om de ongelovigen te verteren (Luk.9:51-56). Ik denk dat wij allemaal weleens in een gemoedsgesteldheid komen om ons te wreken, om kwaad met kwaad te vergelden (Rom.12:17). Dat vinden we bij David die op het punt stond het recht in eigen handen te nemen (1Sam.25:26v.) en ook bij een andere koning van Israël toen hij Elisa toestemming vroeg om de overwonnen vijand neer te mogen slaan (2Kon.6:22). Elisa liet dat niet toe, de koning moest leren genade te betonen door hun brood en water te geven. Wij dienen in genade te wandelen voor hen die buiten de gemeenschap van God zijn. ‘U hebt gehoord dat gezegd is: U zult uw naaste liefhebben en uw vijand haten. Maar Ik zeg u: hebt uw vijanden lief en bidt voor hen die u vervolgen’ (Mat.5:43-44). Het ‘uw vijand haten’ is geen verwijzing naar tekst uit het O.T. Uit Lev.19:18 kan de conclusie getrokken worden dat ‘de naaste’ de Israëliet was die men moest liefhebben, en (dus) ‘de vijand’ de niet-Israëliet die men moest haten! De tekst uit Mattheus is duidelijk: wij dienen zowel onze naaste als onze vijand lief te hebben. Mogelijk is dat de reden dat David op het eind van Psalm 139 God vraagt om zijn hart te doorgronden om hem op de eeuwige weg te leiden in plaats van op een heilloze weg. Het lijkt erop dat David tijdens het schrijven van deze psalm zichzelf heeft ontdekt. Hij begint de psalm met een bevestiging en beëindigt hem met een vraag. Ook wij moeten ons eigen hart leren kennen want anders zijn we in staat dingen te doen die totaal tegen Gods gedachten ingaan. Een onmogelijke opgave? U kent uw eigen hart niet zo goed als u wel denkt (Jer.17:9-10). Laat God u doorgronden en de dingen die u beangstigen, opruimen. Laat toe dat Hij u leidt. Hij weet de weg die u behoort te gaan. Laat die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was. (Fil.2:5).

_________________________________________________________________________________________________________________________________________