Serie Het leven van Jezus – deel 7 – Da arrestatie van Jezus

20 juli, 2023

Hoogtepunten uit Jezus’ leven

Deel 7

De arrestatie van Jezus

Mattheüs 26:36-46 – Markus 14:3242 – Lukas 22:39-46

 

Inleiding

De moord op de Heer Jezus was geen ongelukje, maar een moord met voorbedachten rade. Verschillende personen speelden daarin een rol, vooral de overpriesters en de oudsten van het volk: ‘Toen kwamen de overpriesters en de oudsten van het volk bijeen in de voorhof van de hogepriester, Kajafas geheten; en zij beraadslaagden dat zij Jezus met list zouden grijpen en doden’ (Mat.26:3-4). Haaks daarop staat dat de Heer Jezus moest sterven voor het volk (Joh.11:50-52) en dat het gebeurd is door de bepaalde raad en voorkennis van God (Hand.2:23). De gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden onderstreept nog maar eens dat de arrestatie en moord op de Heer Jezus er een was met voorbedachten rade (Mat.21:38; Num.15:30).

Meerdere personen waren aanwezig of speelden een rol in de arrestatie van de Heer Jezus in de hof van Gethsémané. De personen die hieronder vermeld zijn kunnen worden gelinkt een of ander voorwerp. We gaan de loop van de gebeurtenissen na en beginnen met de Vader.

De Vader – een beker

 ‘Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze drinkbeker Mij voorbijgaan; echter niet zoals ik wil, maar zoals u wilt’ (Mat.26:39)

De tijd voorafgaand aan de arrestatie besteedde de Heer Jezus voor gebed, want het moeilijkste deel van zijn weg lang nu voor Hem, het deel waarvoor Hij eigenlijk in de wereld was gekomen, zijn kruisiging. En in het evangelie naar Johannes zegt de Heer Jezus: ‘Nu is Mijn ziel in beroering en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit dit uur. Maar hierom ben Ik in dit uur gekomen’, het was onvermijdelijk (Joh.12:27). De ernst van de situatie blijkt wordt het best duidelijk uit de woorden: ‘En terwijl Hij in zware strijd raakte, bad Hij des te vuriger. En zijn zweet werd als grote bloeddruppels, die op de aarde vielen’ (Luk.22:44). In het Oude Testament werd het aanstaand lijden treffend beschreven in de Psalmen 22 en 69. De ‘beker’ waarover de Heer Jezus spreekt in zijn gebed, is de beker van het verschrikkelijk lijden dat Hem te wachten stond, niet alleen het fysiek lijden maar bovenal het verlaten worden door God dat Hij moest doormaken vanwege de ze zonden, maar ook omdat Hij tot zonde gemaakt werd (Ps.22:2). De ‘beker’ die in het Oude Testament vermeld wordt kan een symbool van zegen betekenen (Ps.16:5; 23:5) of van een vloek (Ps.11:6, 75:9).

Het kruis wat Christus te wachten was duidelijk voorzegt in de Bijbel, Jezus ‘was het Lam ‘voorgekend vóór de grondlegging van de wereld’ (1Petr.1:20). In de toespraak van Petrus op de Pinksterdag lezen we: ‘dat Jezus door de bepaalde raad en voorkennis van God is overgegeven’ (Hand.2:23). Paulus stemt in met de gedachte dat het kruis besloten was in het plan van God vanaf het begin. God had ‘eeuwig leven beloofd vóór de tijden van de eeuwen’ (Tit.1:2) en de gelovige is ‘uitverkoren in Christus vóór de grondlegging van de wereld’ (Ef.1:4) en schreef onze namen in het boek van het leven (Op.13:8; 17:8). Toen Jezus naar de aarde kwam wist Hij dat Hij moest sterven. ‘Moest de Christus dit niet lijden, en zo zijn heerlijkheid binnengaan? (Luk.24:26, 46). Jezus is niet vermoord, Hij heeft rijwillige zijn leven afgelegd voor zijn schapen (Joh.10:15-18). Zijn dood was nodig om het plan van God in vervulling te doen gaan!

Judas – 40 zilverstukken

 ‘De Zoon des mensen gaat wel heen zoals van Hem geschreven staat, maar wee die mens door wie de Zoon des mensen wordt overgeleverd. Het zou goed voor die mens zijn als hij niet geboren was’ (Mat.26:24)

 U zult maar weinig kinderen tegenkomen die Judas noemen. Niet dat het zo’n gekke naam is, wat je zou het kunnen vertalen met ‘iemand die God looft’, maar Judas zelf heeft door zijn leven de naam in het diskrediet gebracht. Judas behoorde tot die groep discipelen die ruim drie jaar met de Heer Jezus zijn opgetrokken. Hij had te midden van de twaalf discipelen en min of meer belangrijke positie, want hij was, wat je zou kunnen noemen de penningmeester. Van de twaalf discipelen wordt Petrus het meest vermeld in de evangeliën, maar als tweede Judas. Door de Heer Jezus wordt hij aangeduide als ‘de zoon van het verderf’ (Joh.17:12).

Judas behoorde bij die de Heer Jezus geroepen had, die hij ook apostelen noemde (Mark.3:13-19). Dat is des te opmerkelijker omdat de Heer van het begin aan wist wie Hem verraden zou (Joh.6:64). Dat Judas door de Heer werd uitgekozen betekende dat Judas ook gedoopt was door Johannes de doper (Hand.1:21), maar dat bleek uit zijn later leven van weinig betekenis (vgl. Simon de tovenaar in Hand.8). Judas heeft ruim drie in de nabijheid van de Heer jezus geleefd, wonderen verricht in de naam van Jezus zoals ook de andere apostelen (Mat.101-15; Mark.3:13-19), dus hij viel niet op tussen de anderen. En toch leidde hij een dubbelleven.

Geld speelde een grote rol in zijn leven, dat blijkt wel tijdens de zalving van Jezus door Maria in Bethanië en Judas reactie daarop: ‘Waarom is deze balsem niet verkocht voor driehonderd denaren en aan de armen gegeven? Dit zei hij echter, niet omdat hij zich om de armen bekommerde, maar omdat hij een dief was, en als degene die de beurs had, droeg wat erin werd gedaan’ (Joh.12:1-6). Dat de Heer Jezus Maria verdedigde in wat zij aan Hem had gedaan had geen effect op Judas, integendeel direct daarna lezen we dat hij naar de overpriesters ging en zie: ‘Wat wilt u mij geven? Dan zal ik Hem aan u overleveren. Zij betaalden hen dertig zilverlingen uit’ (Mat.26:15-16).

Zo vinden we dan Judas als leider van de menigte die kam om Jezus te arresteren en als verrader die Jezus aanduidde met een kus; een Judaskus!

Petrus – een zwaard

‘Simon Petrus dan, die een zwaard had, trok het en trof de slaaf van de hogepriester en sloeg zijn rechteroor af. De naam van de slaaf was Malchus’ (Joh.18:10)

De persoon van de apostel Petrus spreekt tot ieders verbeelding, zou dat komen omdat we van hem zoveel in onszelf terugvinden? Is het zijn enthousiasme, zijn vaak krachtdadige uitspraken, of is het meer de tragische gebeurtenissen die plaatsvonden in Petrus’ leven die ons aanspreken? Hij had niet alleen zijn hart op de tong, maar ook op de juiste plaats; je wist wat je aan hem had! In zijn toewijding aan de Heer wilde hij zijn leven voor de Heer afleggen (Joh.13:38) en was zelfs bereid met Hem te sterven en niet te verloochenen (Mat.26:35). In zijn ijver voor de Heer overschatte hij zichzelf toen hij tegen de Heer zei: ‘Al zullen allen over U ten val komen, Ik zal nooit ten val komen’ (Mat.26:33). Toch zou Petrus de Heer tot driemaal toe verloochenen (Mark.14:72) en ontkennen dat hij een discipel van de Heer was (Mark.14:71Hij bedacht niet altijd de dingen van God en reageerde daarom soms niet juist (Mat.16:23; Kol.3:1-2). Maar naast die tragische momenten die gebeurden in Petrus’ leven zijn er ook heel mooie uitspraken van hem in de Schrift vermeld die getuigen van zijn grote liefde voor de Heer Jezus. Waren die er niet geweest dan zouden we een vertekend van hem hebben kunnen overhouden. Op de ‘uitnodiging’ van de Heer Jezus om mee te gaan met hen die niet meer met Hem wilden wandelen, reageerde Petrus met de onvergetelijke woorden: ‘Heer, naar wie zullen wij toe gaan? U hebt woorden van eeuwige leven. (Joh.6:68). En op de vraag van de Heer: ‘Wie zegt u dat Ik ben?’ antwoordde Simon Petrus: ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God’ (Mat.16:16). Hij ging soms onbezonnen te werk toen hij met een zwaard het rechteroor af van de slaaf van de hogepriester afsloeg tijdens de arrestatie van Jezus (Joh.18:10-11).

 Malchus – een oor

‘Jezus echter antwoordde en zei: Laat het hierbij. En Hij raakte zijn oor aan en maakte hem gezond’ (Luk.22:51)

Het was Simon Petrus die het zwaard trok en daardoor het rechteroor van Malchus afsloeg. Wie was Malchus, wiens naam vermeld wordt in het evangelie naar Johannes (18:10)? Het was een slaaf of dienaar van de hogepriester Kajafas en was misschien als zijn vertegenwoordiger aanwezig bij de gevangenneming van de Heer Jezus. Het is een grote menigte van mensen geweest die bij de arrestatie aanwezig waren, geleid door Judas: een legerafdeling van soldaten, dienaars van de overpriesters, oudsten en farizeeën, de discipelen en ook tussen de menigte ook Malchus. Hij zou nooit vermeld geweest in het verslag in de evangeliën ware het niet dat Petrus hem het oor afsloeg. Direct na het incident raakte de Heer zijn oor aan en genas hem; dat was een daad van genade (Luk.22:51). In Davids dagen raakte Uzzia de ark van God en God doodde hem (2Sam.6:1-10). Maar hier waar een hele menigte, ook Malchus, optrok om de Zoon van God te arresteerden, bewees Hij genade en genas het oor van Malchus. Genade betekend dat God ons geeft wat we niet verdienen, en barmhartigheid betekent dat Hij ons niet geeft wat we verdienen. In de drukte die met de arrestatie gepaard ging zal deze heling van Malchus’ oor aan veel aanwezigen voorbij zijn gegaan. Heeft het wonder van de genezing van het oor Malchus tot nadenken gebracht? Is hij een navolger van Jezus geworden? We weten het niet.

Een jongeman – een linnen kleed

‘En een zekere jongeman, die een linnen kleed om het naakte lichaam geslagen had, volgde Hem, en de jongemannen grepen hem, maar hij liet het linnen kleed achter en vluchtte naakt van hen weg’ (Mark.14:51-52).

Wie was deze jongeman, iemand die tussen de vierentwintig en veertig jaar geweest moet zijn, volgens de toenmalige principes? Omdat het evangelie naar Markus het enige evangelie is die dit verteld denken veel uitleggers dat het de schrijver van dit Markus evangelie is, Johannes Markus. Mogelijk was de bovenzaal waar het pascha werd gevierd door de Heer Jezus en de discipelen ook daar aan huis. Op de vraag van de discipelen waar ze het pascha moeten voorbereiden zegt de Heer Jezus dat ze een man moeten volgen die een kruik water draagt en die zal hun een grote toegeruste bovenzaal aanwijzen (Mark.14:12-16; Luk.22:7-13; Hand.1:13). Wie was die man met de kruik water? Dat een man een kruik water droef is op zich al ongewoon, dat was vrouwenwerk. Sommige uitleggers denken dat het de vader van Johannes Markus en dat het een geplande actie was om de discipelen veilig in de bovenzaal te krijgen. Anderen denken dat het goddelijke voorkennis van de Heer Jezus was. Hij was waarschijnlijk ook bekend bij de Heer Jezus want in Mattheüs zegt Hij tegen de discipelen: ‘Ga de stad in naar die-en-die’, (of: een zekere man wiens naam niet kan vermeld) zoiets zeg je toch alleen maar als je weet wie die persoon is (Mat.26:18). Hoe het ook zij, deze man wist van de bovenzaal af en kende de weg De instelling van het avondmaal vond wellicht plaats in het huis van Johannes Markus zoals de traditie het meent te weten (Mark.14:13-14; vgl. Hand.12:12). Als die hypothese juist is dan is het verklaarbaar dat Judas de soldaten daar het eerst naar toe heeft gebracht, hij was immers daar ook aanwezig geweest tijdens het pascha! Toen de soldaten kwamen en Jezus daar niet vonden, trokken ze verder. Johannes Markus haastte zich om een kleed aan te doen en volgde de soldaten die naar Gethsémané gingen. Mogelijk wilde Johannes Markus Jezus waarschuwen voor de komst van de soldaten, maar hij was te laat ze waren er al! Ze arresteerden Jezus en leiden Hem weg naar het huis van de hogepriester Kajafas. Daarna ‘verlieten de discipelen Hem en vluchtten allen’ (Mark.14:50). Petrus volgde op een afstand’ (Luk.22:54) of ‘uit de verte’ zoals Markus ons meedeelt. Ook de ‘jongeman’ (Johannes Markus) vluchtte. Iemand probeerde Johannes Markus nog tegen te houden, wellicht om als getuige te dienen, maar kreeg alleen zijn linnen kleed te pakken. Zo werd de herder geslagen en schapen verstrooit (Mark.14:27).

De Heer Jezus – het kruis

‘U weet dat het na twee dagen het pascha is en de Zoon des mensen wordt overgeleverd om gekruisigd te worden’ (Mat.26:2)

Nadat Petrus, op de vraag van de Heer Jezus wie Hij was, antwoorde dat Hij de Christus was de Zoon van God, sprak de Heer Jezus voor het eerst openlijk over zijn lijden en sterven. ‘Van toen af begon Jezus zijn discipelen te tonen dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden vanwege de oudsten, overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en op de derde dag worden opgewekt’ (Mat.16:22). Deze voorzegging stuitte Petrus tegen de borst en ‘hij nam Jezus terzijde en begon Hem te bestraffen en zei: God zal U genadig, Heer, dat zal U geenszins gebeuren’ (Mat.16:22). De Heer Jezus maakte hem echter duidelijk dat elke ware discipel een kruisdrager zal zijn. ‘Als iemand achter Mij wil komen, laat hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen’. Vanaf dat moment ‘wendde Hij zijn gezicht vastbesloten om naar Jeruzalem te gaan’ (Luk.9:51), zeer wel wetende wat Hem te wachten stond. Van tijd tot tijd herinnerde Hij de discipelen wat er in Jeruzalem zou gaan gebeuren, maar dat ging hun begrip te boven (Mark.9:30-32; 10:32-34). Zijn vijanden begrepen de gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden (Mat.21:33-46) maar de discipelen konden het niet vatten. Petrus was zo blind voor wat Jezus had aangekondigd dat hij in Gethsémané een zwaard trok om Jezus te verdedigen toen Hij gearresteerd werd (Mat.26:51-54). Eén ding is zeker: Jezus’ visie op het kruis verschilde totaal van dat van de discipelen. Zij zagen het als een nederlaag, maar Hij zag het als een overwinning. Voor hen betekende het schande; voor Jezus heerlijkheid. Voor de mensen van toen betekende het kruis een schande en zwakheid, voor de Heer Jezus betekende het overwinning en kracht (2Kor.13:4). Door het kruis heeft Jezus de overheden en de machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en over hen getriomfeerd (Kol.5:15).

___________________________________________________________________________________________________________