Serie Het leven van Jezus – deel 9 – Opstanding en Hemelvaart

20 juli, 2023

Hoogtepunten uit Jezus’ leven

Deel 9

Opstanding en hemelvaart en daarna…

Inleiding

Dat de werkelijkheid van de opstanding van de Heer Jezus heel belangrijk is voor het christelijk geloof is, blijkt wel uit de woorden die de apostel Paulus daaraan wijdt in zijn eerste brief aan de Korinthiërs (1Kor.15:12-19). Om die belangrijkheid te onderstrepen roept Paulus een groot aantal getuigen op: ‘Hij is aan Kefas verschenen, daarna aan de twaalf. Daarna is Hij verschenen aan meer den vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten tot nu toe in leven, maar sommigen ontslapen zijn. Daarna is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen. En het allerlaatst is Hij ook aan mij, als aan een misgeboorte, verschenen’ (1Kor.15:5-8). Wie zou in die tijd de opstanding van de Heer Jezus is twijfel hebben durven trekken, en wie durft dat nu nog te doen!? Hij is openbaar geworden, niet aan het hele volk, maar aan getuigen die God tevoren gekozen waren, aan ons die met Hem hebben gegeten en gedronken, nadat Hij uit de doden was opgestaan’ (Hand.10:41). Paulus de schrijver van de brief aan de Hebreeën zegt nog ‘de grote behoudenis… die aan ons bevestigd is door die het gehoord hebben’ (Hebr.2:3).

Zijn hemelvaart is gadegeslagen door de apostelen en toen zij naar de hemel staarden werd hun gezegd: ‘Deze Jezus die van u is opgenomen naar de hemel, zal zó komen, op dezelfde wijze als u Hem naar de hemel hebt zien gaan (Hand.1:11). Daarover gaat het volgende deel van deze reeks. Na zijn hemelvaart kwam de Trooster, de Heilige Geest op aarde als Jezus’ plaatsvervanger. De Heer Jezus werd door de apostelen gedurende veertig dagen gezien terwijl Hij met hen sprak over de dingen die het koninkrijk van God betreffen (Hand.1:3). Nee, zij die getuige zijn geweest van Jezus opstanding en zijn hemelvaart, zijn geen fabels nagevolgd maar zijn ooggetuigen geweest! (2Petr.1:16).

In deze studie volgen we de loop van de gebeurtenissen volgens het evangelie naar Markus, vanwege de compactheid van de beschrijving ervan.

Woord vooraf

Of de verzen 9-20 van hoofdstuk 16 authentiek zijn zal altijd wel een reden tot discussie zijn en blijven. In de oudste handschriften van het Markus evangelie ontbreken ze geheel. Sommigen denken dat ze later zijn toegevoegd, anderen geloven dat ze tot de originele tekst behoren. Sommige oude kerkvaders citeren de tekst, wat betekent dat ze de verzen kenden en vertrouwden dat ze bij de geïnspireerde tekst hoorden. Als we deze verzen zouden weglaten dan zou het evangelie wel op een heel vreemde manier eindigen; het verhaal heeft dat geen afsluiting. Wat in deze verzen vermeld is, is niet in tegenspraak met de rest van de Schrift en het is dan aannemelijk ze als behorend tot de Schrift te accepteren, ondanks de twijfels. Van oudsher wordt dit gedeelte door de kerk aanvaard.

Een onverwacht wonder (16:1-8)

 ‘En toen de sabbat voorbij was, kochten Maria Magdalena, Maria, de moeder van Jakobus, en Salóme specerijen om Hem te komen zalven. En zeer vroeg op de eerste dag van de week kwamen zij bij het graf, toen de zon opging. En zij zeiden tot elkaar: Wie zal voor ons de steen van de ingang van het graf afwentelen? En toen zij opkeken, zagen zij dat de steen was, afgewenteld, want hij was zeer groot. En toen zij in het graf waren gegaan, zagen zij een jongeman zitten aan de rechterkant, bekleed met een lang wit kleed, en zij ontstelden. Hij zei echter tot hen: Weest niet ontsteld. U zoekt Jezus de Nazaréner, de gekruisigde; Hij is opgewekt, Hij is hier niet; zie de plaats waar zij Hem hebben gelegd. Maar gaat heen, zegt aan zijn discipelen en aan Petrus: Hij gaat u voor naar Galiléa; daar zult u Hem zien, zoals Hij u heeft gezegd. En zij gingen naar buiten en vluchtten weg van het graf, want beving en ontzetting hadden hen bevangen; en niemand zeiden zij iets, want zij waren bang’

 We vinden in dit gedeelte van de Schrift dat de Heer Jezus zich drie keer heeft geopenbaard. De eerste keer aan Maria Magdalena, Maria en Salóme, de tweede keer aan de Emmaüsgangers en de derde keer aan de elf apostelen, maar hun getuigenis van de opstanding van de Heer Jezus werd aanvankelijk niet geloofd. Wat er was gebeurd was natuurlijk ook een wonder, een groot wonder, de Heer was opgestaan! Hoewel, was het wel een ‘onverwacht’ wonder, want de Heer Jezus had toch een aantal keren gesproken over zijn opstanding voordat hij gekruisigd werd? Hoe dan ook, we prijzen de toewijding die de drie vrouwen hier aan de dag leggen, maar ze vergisten zich, ze zochten de juiste Persoon, maar op de verkeerde plaats! Het graf was leeg, de Heer was werkelijk opgestaan! Ze waren op weg naar het graf met specerijen om Jezus te zalven voor zijn definitieve begrafenis. Maar er was een groot probleem, want wie zou de steen die het graf afsloot wegnemen, want die steen was zeer groot, te groot voor de vrouwen om het weg te rollen. Maar wat ze in de tuin aantroffen was totaal onverwacht: de steen was weggerold. De steen was weggerold niet opdat de Heer Jezus eruit zou kunnen komen, maar opdat wij erin zouden kijken om tot de ontdekking te komen dat de Heer werkelijk was opgestaan!

Dan krijgen ze de opdracht om Jeruzalem te verlaten en zich te begeven naar Galiléa waar ze de Heer Jezus zouden ontmoeten zoals Hij dat al eerder had gezegd (Mar.14:28). Van deze ontmoeting vinden we verslag in Johannes 21 aan de zee van Tiberias waar Petrus wordt hersteld.

Een ongelofelijke boodschap (16:9-14)

‘Toen Hij nu was opgestaan, vroeg op de eerste dag van de week, verscheen Hij eerst aan Maria Magdalena, uit wie Hij zeven demonen had uitgedreven. Deze ging heen en berichtte het aan hen die met Hem geweest waren, die treurden en weenden. En toen deze hoorden dat Hij leefde en door haar gezien was, geloofden zij haar niet. Na deze dingen nu openbaarde Hij zich in een andere gedaante aan twee van hen, terwijl zij wandelden en naar het veld gingen. En dezen gingen weg en berichtten het aan de overigen, maar zij geloofden ook die niet. Later nu openbaarde Hij zich aan de elven, terwijl zij aanlagen en verweet hun hun ongeloof en hardheid van hart, omdat zij hen die Hem hadden gezien nadat Hij was opgewekt, niet hadden geloofd’

De nadruk in deze verzen ligt op het ongeloof van de discipelen en anderen toen ze geconfronteerd werden met de boodschap van Jezus’ opstanding uit de doden. Wij kunnen misschien het hoofd schudden bij zoveel ongeloof, maar zou het bij ons anders geweest zijn? De opstanding van Christus is uitermate belangrijk, beter gezegd het is het fundament van het christelijk geloof en de motivatie voor Gods volk om die boodschap te verkondigen: ‘de Heer is waarlijk opgestaan!’ (Hand.1:21-22; 2:32; 4:10,33).

Maria Magdalena – ontmoeting bij het graf (Mark.16:9-14)

Als we alle vier evangeliën erop naslaan zien we dat Petrus en een andere discipel (wellicht Johannes) naar het graf gingen (Joh.20:3-9). Toen zij weer weg gingen bleef Maria Magdalena, die ook was teruggekeerd naar het graf, daar en weende (Joh.20:11). Dat de schrijver, Markus, vermeld dat uit Maria Magdalena zeven demonen door de Heer waren uitgedreven had mogelijk tot doel om de diepte van haar geloof in Jezus en haar verdriet om zijn dood aan te geven (Luk.8:2). Bijzonderheden omtrent deze uitdrijving worden ons niet gegeven. Het verslag van haar ontmoeting met de Heer Jezus vinden we in het evangelie naar Johannes (20:11-18). Door haar verdriet ziet ze Heer niet maar wanneer Jezus haar naam noemt herkent ze Hem en wil ze Hem aanbidden maar Hij zegt tegen haar: ‘Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren naar mijn Vader’. Maria gaat weg en verteld de discipelen dat ze de Heer gezien heeft.

De Emmaüsgangers – ontmoeting onderweg van het land (Luk.24:13-35)

Ook zij geloofden de getuigen niet die hun verteld hadden van Jezus’ opstanding: ‘Maar ook hebben enige vrouwen uit ons midden ons buiten onszelf gebracht: zij waren vroeg bij het graf geweest, en toen zij zijn lichaam niet vonden, kwamen zij zeggen dat zij ook een verschijning van engelen hadden gezien, die zeiden dat Hij leeft’ (Luk.24:22-23). De Heer verscheen aan hen in een andere gedaante, niet zoals bij Maria Magdalena die dacht dat het de tuinman was ‘(Joh.20:15). Eerst bij het breken van het brood door de Heer Jezus gingen hun ogen open en herkenden zij Hem. Daarop gingen zij naar de discipelen in Jeruzalem en verhaalden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij hen bekend was geworden in het breken van het brood.

De elven – ontmoeting in de bovenzaal (Joh.20:19-25)

De derde, door Markus vermelde ontmoeting, is die met de elf discipelen in de bovenzaal in Jeruzalem, in plaats van in Galilea waartoe Hij hen de opdracht had gegeven (24:18). Van die ontmoeting, aan de zee van Tiberias, geeft ook Johannes weer uitgebreid verslag. Centraal in die ontmoeting staat Petrus en zijn herstel en opdracht om de ‘schapen’ te wijden. De Heer verweet hun hun ongeloof en hardheid van hart, omdat zij hen die Hem hadden gezien nadat Hij was opgewekt, niet hadden geloofd.

Een onbegrensde opdracht (16:15-18)

‘En Hij zei tot hen: Gaat heen in de hele wereld en predikt het evangelie aan de hele schepping. Wie geloofd heeft en gedoopt is, zal behouden worden; wie echter niet gelooft, zal veroordeeld worden. Hen nu die geloven, zullen deze tekenen volgen: in mijn naam zullen zij demonen uitdrijven, in nieuwe talen zullen zij spreken, en met hun handen zullen zij slangen opnemen, en als zij iets dodelijks drinken, zal het hun geenszins schaden; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen beter worden’

De grenzen van Israël worden overschreden en het evangelie mag en moet gepredikt worden aan de hele schepping, niemand uitgezonderd want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God. De genadetijd is aangebroken en God beveelt nu aan de mensen, met voorbijzien van de tijden van onwetendheid, dat zij zich alle en overal moeten bekeren. (Hand.17:30-31). ‘Want de genade van God, heilbrengend voor alle mensen, is verschenen’ (Tit.2:11). Dat het evangelie ook buiten de grenzen van Israël mocht worden gebracht was voor de Joodse discipelen natuurlijk iets ongewoons. Uit het boek Handelingen komen we te weten wat ervoor nodig was om ze zover te krijgen dat ze dat ook werkelijk deden. In Handelingen 10 vinden daarvan uitgebreid verslag in de ontmoeting die de apostel Petrus met de hoofdman Cornelius had. Eeuwenlang had Israël een uitzonderingspositie ingenomen, vanaf de roeping van Abraham (Gen.12; Hand.14:16) tot de uitstorting van de heilige Geest (Hand.2). Maar voordat de apostel Paulus was geroepen voor zijn taak om het evangelie aan de onbesnedenen, de volkeren te brengen moest eerst de ‘deur’ daarvoor geopend worden waarvan Petrus de sleutels had (Mat.16:19) en hoe dat in zijn werk ging kunnen we lezen in Handelingen 10. Dat door de doop niemand behouden wordt is duidelijk; behouden worden is een zaak van wedergeboorte en niet van een of ander ritueel zoals de doop, hoe noodzakelijk ook.

Enkele van de genoemde tekenen die de gelovigen zullen volgen zijn vermeld in het boek Handelingen. Van het uitdrijven van demonen lezen we al in Markus 3:14-15 en het spreken in talen in Handelingen 2:4. Toen de apostel Paulus takken opraapte om een vuur te maken werd hij gebeten door een slang (Hand.28:1-6; Luk.10:19). Het genezen van zieken wordt eveneens in het boek Handelingen vermeld (Hand.5:16; 8:7). Ja, er gebeurden veel tekenen en wonderen door de handen van de apostelen (Hand.5:12). God ondersteunde de verkondiging van het evangelie door deze tekenen en wonderen en dat was noodzakelijk, want we moeten niet vergeten dat de boodschap van het evangelie totaal nieuw was, voor de jood maar nog veel meer voor de heidenen.

Een onveranderde dienst (16:19-20)

‘De Heer Jezus dan, nadat Hij tot hen gesproken had, werd opgenomen in de hemel en ging zitten aan de rechterhand van God. En zij gingen uit en predikten overal, terwijl de Heer meewerkte en het woord bevestigde door de tekenen die daarop volgden’

De dienst van de Heer Jezus was op aarde volbracht: ‘Ik heb U verheerlijkt op aarde, terwijl Ik het werk heb voleindigd dat U Mij te doen hebt gegeven’ (Joh.17:4), maar zijn dienst gaat in de hemel verder. Na zijn opstanding en hemelvaart is Hij gaan zitten aan de rechterhand van God om zijn dienst als Hogepriester op te nemen (Rom.8:34; Heb.1:3; 8:1). Het slotwoord van Markus sluit naadloos aan bij Handelingen 1 waar we lezen dat de Heer Jezus werd opgenomen in de hemel. De Heer ging naar boven, maar de Geest daalde neer om de gelovigen te vervullen en hun geschikt te maken op het evangelie uit te dragen. Het boek Handelingen geeft ons het verslag van de verspreiding van het evangelie vanuit Jeruzalem, Samaria en de rest van de wereld. Al aan het einde van de eerste eeuw was de boodschap al verspreid in de toenmalige Romeinse wereld, maar ook daarbuiten. God werkt in ons (Heb.13:20-21; Fil.2:12-13), met ons (vs.20) en voor ons (Rom.8:28) als we Hem dat toestaan om door de kracht van zijn Geest. De verkondiging van het evangelie vergde een grote overgave en bereidheid om voor het evangelie te lijden. Petrus werd gekruisigd, Jakobus werd onthoofd door Herodes Agrippa (Hand.12:1-2), Johannes werd gedeporteerd naar Patmos. Volgens de traditie werd Andreas gekruisigd met het hoofd naar beneden. Filippus stierf als martelaar in Hiërapolis. Bartolomeüs en Nathanaël predikten het evangelie in Armenië en werden ook gekruisigd zoals Andreas. Thomas predikte in Parthië en Perzië en werd gedood door een speer. Volgens de traditie is Matthias naar Ethiopië gegaan en ook daar omgekomen. Paulus is onthoofd door keizer Nero. Het bloed van de martelaren bleek echter het zaad van de kerk te zijn!

‘Terwijl God bovendien meegetuigde zowel door tekenen als wonderen en allerlei krachten uit uitdelingen van de Heilige Geest naar zijn wil’ (Hebr.2:4). We mogen wel eens stilstaan bij deze eerste evangelisten door wie het mogelijk werd dat ook wij vele eeuwen later in kennis kwamen met het evangelie van Gods genade, maar ook of wij zelf deelhebben aan de verkondiging van het evangelie in onze tijd en wereld!

_________________________________________________________________________________________________________________________________________