'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
1 en 2 Koningen geven de handelingen weer van de koningen van het volk Israël, in het bijzonder het tienstammenrijk, ze beschrijven de opkomst, ontwikkeling, verdeling en de ondergang van dit rijk. Ze beginnen met de glorieuze regering van Salomo en eindigen met de tragische wegvoering in ballingschap van Juda naar Babylon. Als bekend verondersteld, is het rijk Israël onder Rechabeam en Jerobeam opgedeeld in 2 en 10 stammen; vaak als Juda en Israël genoemd (1Kon.12). Beide boeken beschrijven een tijdperk van ongeveer vierhonderd jaren vol van geweld en onrust, waarop de zogenaamde ‘vierhonderd stille jaren’ volgen. In het eerste boek vinden we de profeet Elia, in het tweede boek zijn opvolger Elisa. Elisa was meer de ‘stille’ dienstknecht, terwijl Elia meer de man van de confrontatie was. 2 Koningen heeft als thema Gods oordeel over Israël en Juda. Het gedeelte uit het tweede boek Koningen dat we voor ons hebben heeft zou je als titel kunnen meegeven: ’Strijd’ en Overwinning’. Beide boeken laten ons de trouw van God zien in het handhaven van het verbond, ondanks de ontrouw van het volk. Er is sprake van drie ontmoetingen: (1) met de koning Joram; zoals algemeen wordt aanvaard dat hij deze koning is, (2) met Elisa’s dienaar, waarvan we ook de naam niet weten, en (3) met de vijanden van Israël.
Elisa en de koning(6:8-14)
Het is oorlog, niet alleen in de tijd van de profeet Elisa, maar ook in onze tijd! Let u maar eens op wat er in het Midden-Oosten allemaal aan de hand is, en hoe Israël meer en meer omringd wordt door vijandige staten. Het is opvallend dat het in de dagen van Elisa ging om de belegering van Samaria en dat dat nú ook het geval is; de zogenaamde ‘bezette Westbank’! Maar ook op een andere manier is er oorlog, en wel aan het geestelijk front! Ik hoef u dat niet vertellen want als u om u heen kijkt ziet u het verval van het christendom door de leegstaande kerken. De islamisering van onze westerse wereld neemt hand over hand toe. Een Duitse filosoof heeft eens gezegd: ‘Ik ben niet bang voor de kracht van de Islam, maar veel meer voor de zwakheid van het christendom!’ Deze woorden een aantal jaren geleden uitgesproken, zijn maar al te zeer waar gebleken. De Bijbel waarschuwt ons met de woorden: ‘Weest nuchter, waakt, uw tegenpartij, de duivel gaat rond als een brullende leeuw, op zoek wie hij zou kunnen verslinden’ (1Petr.5:8) Maar ook als ‘een engel des lichts’ (2Kor.11:14) is de duivel ijverig bezig strijd te voeren. Heeft u uw wapenrusting al aangetrokken? (Ef.6). De apostel Paulus schrijft aan de gelovigen te Korinthe: ‘…opdat de satan op ons geen voordeel zou behalen, want zijn gedachten zijn ons niet onbekend’ (2Kor.2:11). We zijn dus gewaarschuwd! In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog wilden velen geen geloof hechten aan de berichten dat Hitler zich aan het voorbereiden was op de verovering van Europa, maar we weten nu hoe het gegaan is.
Nu terug naar ons Bijbelgedeelte. We zien hier dat de koning van Aram plannen aan het beramen is tegen de koning van Israël, maar telkens blijkt dat deze plannen vroegtijdig bekend werden. Heel normaal dat de koning van Aram denkt dat er een verrader in zijn kamp is, maar dat bleek niet het geval te zijn. Hoe, dat weten we niet, maar één van zijn dienaren weet dat Elisa bekend is met de plannen van de koning, ook al zijn ze in het verborgene besproken, namelijk in zijn slaapkamer. Ook weten we niet op welke wijze Elisa daarvan in kennis is gesteld, dat moet door goddelijke openbaring gebeurd zijn! Zou Elisa ook niet geweten hebben dat de koning van plan was hem gevangen te nemen? Ik geloof van wel. We hebben het al gelezen maar laten we het nog maar een keer doen: ‘zijn (satans) gedachten zijn ons niet onbekend’. Wij kunnen op de hoogte komen van de plannen van de duivel door Gods Woord te lezen, de Bijbel is als het ware het ‘handboek van de soldaat’. Toen ik mijn legerdienst moest vervullen kreeg ik een exemplaar van ‘het handboek van de soldaat’, daar stonden allerlei nuttige tips in voor tijden van gevaar. Je werd geacht dat te lezen want als de vijand aan de voordeur klopt heb je daar geen tijd meer voor. Is het ook niet zo met veel gelovigen? Het ‘handboek’ van de gelovige, de Bijbel, is misschien nog wel in huis, maar wordt het nog gelezen? Elisa had de tijd gehad om te vluchten omdat hij wist dat ze hem wilden gevangennemen, maar hij bleef waar hij was, in Dotan: ‘Weerstaat echter de duivel en hij zal van vluchten’ (Jak.4:7). Een soortgelijk gevaar dreigde ook voor Nehemia, ook tegen hem waren moordplannen gesmeed door Sanballat, Tobia en de Arabier Gesem. Maar zijn antwoord luidde: ‘Zou een man als ik vluchten?’ (Neh.6:11). Er zijn gevallen waarin we dienen te vluchten, zoals Jozef (Gen.39:12) maar hier dienen we stand te houden: ‘Onderwerpt u aan God’, ‘weerstaat de duivel’, ‘nadert tot God’ is wat Jakobus ons leert (Jak.4:7-8).
Elisa en zijn dienaar (6:15-18)
‘Pak een oudere man niet hard aan, maar vermaan hem als een vader, de jongeren als broers’ (1Tim.5:1). Het was voor de dienaar van Elisa misschien wel de eerste keer dat hij een situatie meemaakte zoals hier beschreven; een stad, waarin hij zich bevond, omsingeld door vijanden! Zijn reactie is dan ook begrijpelijk, hij vraagt Elisa: ‘Ach, mijn heer! Wat moeten wij doen!’ (vs.15). Hij was wellicht onervaren en nog niet zo lang in dienst van Elisa, als plaatsvervanger van Gechazi (2Kon.5:27), dus we moeten daar maar niet over oordelen. Elisa toont dan ook de juiste gezindheid, door hem geen verwijten te maken maar eerder hem te bemoedigen! Hoe gaan wij om met hen die nog maar kort op de weg zijn? Het was heel gemakkelijk voor Elisa geweest om neer te zien op zoveel onkennis van zijn dienaar, maar hij probeert hem op dezelfde ‘hoogte’ te brengen waar hij zelf, door genade, gekomen was. Wat jonge gelovigen nodig hebben zijn ‘voorgangers’ in het geloof, mensen met geestelijk ervaring. Elisa had al eerder ‘vurige paarden en wagens gezien’ (2:12) de dienaar niet. In de persoon van de apostel Paulus hebben we een nieuwtestamentisch voorbeeld van hoe een oudere, volwassen gelovige omgaat met een jongere gelovige zoals Timotheüs (1Tim.4:6-16). Hierin ligt een belangrijke taak voor ‘oudere’ gelovigen, zowel mannen als vrouwen. Oudere gelovigen dienen geestelijke zaken en ervaringen door te geven aan jongere gelovigen. ‘…en wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te onderrichten’ (2Tim.2:1-2). Twee vragen moeten we nog beantwoorden. Ten eerste: wat is het antwoord van Elisa aan de dienaar? En ten tweede: ‘Op wat voor een manier doet Elisa dat?’ Elisa bemoedigd zijn dienaar met de woorden: ‘Vrees niet, want zij, die bij ons zijn, zijn talrijker dat zij, die bij hen zijn’ (6:16). Waarvan de nieuwtestamentische tegenhanger is: ‘Hij die in u is, is groter dan hij die in de wereld is’ (1Joh.4:4; vgl. 2Kron.32:7-8). Wellicht was deze ‘leerstellige’ uiteenzetting van Elisa niet voldoende om de dienaar de ogen te openen, vandaar het gebed dat erop volgt. ‘Here, open toch zijn ogen, opdat hij zie’ (vs.17). De Here verhoorde het gebed van Elisa en opent de ogen van de knecht die de vurige wagens en paarden zag rondom Elisa. ‘Gods wagens zijn tweemaal tienduizend, duizenden bij duizenden’ (Ps.38:18).
Elisa en zijn vijanden (6:19-23)
Bedriegt Elisa zijn vijanden of pleegt hij verraad aan zijn volk door hen naar Samaria te brengen? Hij stelt zijn vijanden voor hem te volgen, dan zal ik u brengen naar de man die gij zoekt (vs.19). Samaria was de stad waar Elisa thuishoorde en hij was erop weg naartoe, maar hij had een speciaal voornemen met betrekking tot zijn vijanden. Wat hierna volgt is een voorbeeld van wat later de Heer Jezus leerde en praktiseerde, heb uw vijanden lief (Mat.5:43). Wie heeft meer liefde voor zijn vijanden getoond dan de Heer Jezus? (Rom.5:10). Had Elia nog vuur uit de hemel willen doen neerdalen (1:10-12; Luk.9:54), Elisa bad voor de vijanden opdat ze mochten zien en zette hun brood en water voor. Hoe ging Elisa met zijn vijanden om, en hoe kunnen wij daarmee omgaan? Salomo schreef: ‘Indien uw vijand honger heeft, geeft hem brood te eten, indien hij dorst heeft, geeft hem water te drinken; want dan hoopt gij vurige kolen op zijn hoofd’ (Spr.25:21-22; Rom.12:20-21; Mat.5:43-48; Luk.6:27-36). De koning van Israël had andere plannen, hij wilde ze gelijk doden, maar Elisa is van een andere geest en handelt in genade door ze naar de man te brengen die ze zoeken en geeft hun brood en water. De voormalige Amerikaanse president Lincoln werd eens ter verantwoording geroepen in verband met zijn houding ten opzichte van zijn vijanden. ‘Waarom ben u zo vriendelijk voor hen? U moet proberen ze uit te schakelen’, merkte iemand op. Waarop Lincoln hem antwoordde: ‘Schakel ik ze niet uit als ik vrienden van ze maak?’
Tot besluit
In dit gedeelte van de Bijbel worden we vaak geconfronteerd met de woorden ‘zien’ of ‘blindheid’. (1) Elisa was een ziener (1Sam.9:9; 2Kon.17:13), in de letterlijke betekenis van het woord, zijn ogen hoefden niet geopend te worden; hij zag de werkelijkheid die voor anderen verborgen was. (2) De dienaar zag alleen de zichtbare dingen, en zijn ogen moesten geopend worden om die dingen te zien die alleen voor het geestelijk oog zichtbaar kunnen zijn. (3) De vijanden werden blind, omdat ze meenden dat ze zagen (Joh.9:41). (4) De koning van Israël was ziende blind en onbekend met Gods gedachten.
De blindgeborene die we vinden in Johannes 9 horen we zeggen: ‘Ik was blind en nu zie ik!’ In principe zijn alle mensen geestelijk blindgeboren en alleen door wedergeboorte kunnen ze weer zien. In hun blindheid kunnen ze daarom het koninkrijk van God niet zien ook al zijn ze de leraar van Israël (Joh.3:3). De Heer Jezus noemt de geestelijke leiders dat ook ‘blinde leiders’: ‘Laat hen begaan. Zij zijn blinde leidslieden van blinden. Als nu een blinde een blinde leidt, zullen zij beiden in een kuil vallen (Mat.15:14; Rom.2:19).
We kunnen verder nog twee soorten blindheid onderscheiden in de Bijbel: (1) die van de ongelovigen en (2) die van de vleselijke of niet-geestelijke gelovige. Ten eerste en direct volgend op de verwijzing naar de blindheid van het volk Israël, zoals vermeld in 2 Korinthiërs 3:14-16, is de onthulling van Satans ‘bedekking’ die hangt over hen die verloren gaan van het evangelie waardoor zij gered hadden kunnen worden. Zoals geschreven staat: ‘Als dan ons evangelie al bedekt is, is het bedekt in hen die verloren gaan; in wie de god van deze eeuw de gedachten van deze ongelovigen verblind heeft, opdat de lichtglans van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld van God is, hen niet zou bestralen’ (2Kor.4:3-4). Vervolgens zijn er andere geschriften die de waarheid uiteenzetten met betrekking tot het feit dat de ongelovigen onder de macht van Satan staan (Joh.8:44; Ef.2:1-2; Kol.1:13; 1Joh.5:19). Elke inspanning om de ongelovigen te bereiken met het evangelie, om ze uit de macht van de duisternis te bevrijden, is voldoende zijn om deze sluier op te heffen die satan heeft opgelegd (Joh.16:7-11).
Ten tweede de blindheid van de vleselijke christenen. De blindheid en de beperking daarmee verbonden, is wanneer ze proberen de Schrift te begrijpen. Zoals vermeld in 1Korinthiërs 3:1 – ‘En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken, maar als tot vleselijken, als tot kleine kinderen in Christus’. De oplossing voor de blindheid van de ongelovigen is de verlichting die door de verlossing in Christus tot stand komt, terwijl de remedie voor de blindheid van de vleselijke gelovige een vollediger toegeven is aan de inwonende Heilige Geest.