'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Wees niet bevreesd, want Ik ben met u, wees niet verschrikt, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met Mijn rechterhand, die gerechtigheid werkt.
Er zijn christenen die beweren dat ‘genezing in de verzoening’ begrepen is, en dat iedere christen recht heeft op genezing en volmaakte gezondheid vanwege het kruis. Is die gedachtegang juist?
Met die conclusie en toepassing ben ik het niet mee eens, en dat om verschillende redenen. Om te beginnen wordt deze leer door de praktijk tegengesproken. Paulus had zijn ‘doorn in het vlees’ en toch was hij een toegewijde gelovige. Timotheüs had voornamelijk maagproblemen en kreeg het advies om een ‘beetje wijn te gebruiken’ (1Tim.5:23). Epafroditus stierf bijna in Rome toen hij Paulus diende (Fil.2:25-30). Paulus prees Epafroditus voor zijn toewijding, dus we kunnen niet zeggen dat hij ziek was vanwege zijn ongehoorzaamheid of gebrek aan geloof, integendeel: ‘Want om het werk van Christus is hij de dood nabijgekomen, doordat hij zijn leven heeft gewaagd om aan te vullen wat aan uw dienstbetoon jegens mij ontbrak’ (Fil.2:30). Trófimus, werd door de apostel Paulus ziek werd achter gelaten in Miléte (2Tim.4:20). Wanneer we de biografieën lezen van veel dienstknechten van God in het verleden dan moeten we vaststellen dat veel grote mannen Gods hebben geleden, terwijl ze toch de Heer trouw dienden. Verder kunnen we, v.w.b. het getuigenis van het Nieuwe Testament nog verwijzen naar Dorkas, die overvloedig was in goede werken en weldaden, maar die ziek werd en stierf (Hand.9:36-37)
Ik verwerp de leer dat ‘genezing begrepen is in de verzoening’ ook op leerstellige gronden. De tekst die gewoonlijk wordt aangehaald om de leer van ‘genezing in de verzoening’ te bewijzen is Jesaja 53:4-6 maar ook Psalm 103:1-3 wordt te hulp geroepen. Het is juist dat toen Christus aan het kruis stierf, Hij voor onze zonden stierf en de gevolgen droeg van onze zonden. Deze verlossing die Hij verwierf door zijn offer op het kruis van Golgotha, omvatte de zekerheid van een toekomstig verheerlijkt lichaam op die dag wanneer wij de hemel zullen binnengaan (Fil.3:20-21). Maar dat verheerlijkte lichaam hebben we nu nog niet: we ‘zuchten’ nog in het huidige lichaam, in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam (Rom.8:22-23). We hebben nu een lichaam van vernedering, zoals dat door de apostel Paulus wordt omschreven, vanwege de zonde (Fil.3:21; Gen.3:16).
Als lichamelijke genezing nu deel zou uitmaken van onze redding, dan zou elke zondaar die op Christus vertrouwt hersteld moeten worden van elke ziekte en lichamelijk gebrek, en dit gebeurt gewoon niet. De ‘genezing’ waar Jesaja 53:5 naar verwijst (‘en door zijn striemen zijn wij genezen’) is in de eerste plaats geestelijk – de ‘ziekte’ van de zonde. Zo interpreteerde Petrus het tenminste (1Petr.2:21-24).
Ook verwerp ik deze leer omdat het tot verwarring en teleurstelling kan leiden. Wanneer mensen verwachten dat God iets doet wat Hij niet heeft beloofd, worden ze uiteindelijk verbitterd – of verloochenen ze hun geloof – wanneer God deze ‘belofte’ niet nakomt. Als genezing deel uitmaakt van de verzoening, en ik claim die genezing maar ontvang die niet, dan heb ik de verzoening misschien ook nooit echt ontvangen! Ik kan nog een verloren zondaar zijn! En als genezing uitblijft wat is daarvan de oorzaak en aan welke ‘voorwaarden’ dien je dan te voldoen om toch genezen te worden? Hoe vaak hoor je niet ‘je hebt geen geloof genoeg’, terwijl dat geloof eerder bij de genezer aanwezig dient te zijn dan bij de ‘patiënt’! Je ziet de problemen die zich kunnen ontwikkelen en opstapelen.
Deze leer van ‘genezing in de verzoening’ komt overeen met de filosofie van Satan en Jobs vrienden. Het legt een grotere nadruk op het fysieke dan op het spirituele. ‘Is Job niet voor niets bang voor God?’ Mensen zouden Christus vertrouwen, niet omdat ze verloren zondaars zijn die gered moeten worden, maar omdat ze gezond willen worden! ‘Toen de mensen het teken hadden gezien dat Jezus had gedaan – de vermenigvuldiging van het brood – zeiden zij: Deze is waarlijk de profeet die in de wereld zou komen. Daar Jezus nu wist dat ze zouden komen en Hem met geweld wegvoeren om Hem koning te maken, ontweek Hij opnieuw op de berg, Hij alleen’ (Joh.6:14-15). Het is veel aannemelijker dat Mattheüs Jesaja 53:4 toepaste op de bediening van onze Heer op aarde (Mat.8:14-17). Toen Jezus de zieken genas, droeg Hij hun ziekten, niet in plaatsvervangende zin, maar als de Genezer. Jezus was nog niet aan het kruis gestorven, maar toch paste Mattheüs Jesaja 53:4 toe op Zijn bediening! Jezus ‘heeft onze zonden gedragen in zijn lichaam op het hout’ (1Petr.2:24). Er staat niet dat hij onze ziekten heeft gedragen, wel is Hij tot zonde gemaakt (2Kor.5:21; Heb.4:15; 1Joh.3:5) en heeft onze zonden gedragen!
Waren deze genezingen niet veel meer ‘tekenen van het Koninkrijk Gods, dat nabijgekomen was? Zo laat de Heer Jezus Johannes de doper weten: ‘Blinden kunnen weer zien en kreupelen lopen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het evangelie verkondigd’ (Mat.11:4-5).
Ultieme genezing en het ontvangen van een verheerlijkt lichaam behoren zeker tot de zegeningen van Golgotha voor de gelovige, maar zullen in Gods heerlijkheid pas volkomen zijn. Onmiddellijke genezing in het hier en nu is niet gegarandeerd. God kan elke ziekte genezen – behalve de laatste! – maar Hij is hiertoe niet verplicht. Van elk mens, ook de gelovige, zal zijn ‘aardse tent waarin hij woont’ afgebroken worden (2Kor.5:1-4). Normaal gesproken sterven we, of door een ongeval, of door ouderdom wat gepaard zal gaan met ziekte en ongemak.
Is genezing van zieken dan beperkt tot de periode dat Jezus op aarde was en moeten we de wonderen en genezingen dan beperken tot die tijd dat het Koninkrijk van God aangekondigd werd door Johannes de doper? Ook in de tijd ná Jezus’ hemelvaart lezen we immers nog van genezingen (Mark.16:20; Hand.3:16; Rom.15:18; Gal.3:5) maar dat is heel wat anders dan dat genezing als het ware verbonden is met de verzoening en toegepast moet worden aan alle gelovigen. Pas in het messiaans rijk zal gen enkele inwoner meer zeggen (Ik ben ziek’ (Jes.33:24).
Verder wil ik ook aandacht geven aan de rest van Jesaja 53 om niet in de valstrik vallen om er één tekst uit te lichten (vers 4) en daarop een leer te bouwen die niet eigen is aan de context waarin het voorkomt. Een fout die veel gemaakt wordt, ook met andere bijbelse onderwerpen dan de verzoening en genezing!
Zoals ik hierboven heb vermeld geeft Jesaja 52:14-15 en 53:1-12 een chronologisch overzicht van het leven van de Messias waaruit duidelijk naar voren komt wanneer hij onze ziekten op zich heeft genomen. Wanneer? Juist, toen Hij hier op aarde verbleef. Hieronder laat ik de profetie van Jesaja betreffende de Messias volledig volgen. Probeert u maar eens de chronologische volgorde in dit gedeelte te ontdekken.
‘Zie, mijn knecht zal voorspoedig zijn, hij zal verhoogd, ja, ten hoogste verheven zijn. Zoals velen zich over u ontzet hebben (zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestalte). Zo zal hij vele volken doen opspringen, om hem zullen koningen verstommen, want wat hun niet verteld was, zien zij, en wat zij niet gehoord hadden, vernemen zij. Wie gelooft, wat wij gehoord hebben, en aan wie is de arm des Heren geopenbaard? Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een wortel uit dorre aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd. Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht. Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open. Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgenoten bedacht, dat hij is afgesneden uit het land der levenden? Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest. En men stelde zijn graf bij de goddelozen; bij de rijke was hij in zijn dood, omdat hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond is geweest. Maar het behaagde de Here hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek. Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des Heren zal door zijn hand voortgang hebben. Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe; door zijn kennis zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal hij dragen. Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd geteld, terwijl hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft.’