'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.
Het volk Israël heeft meerdere ballingschappen gekend in haar bestaan, waarvan de Babylonische ballingschap wel de meest bekende is. Zeventig jaar lang duurde die ‘Babylonische ballingschap’; daarna keerden de bewoners van Judea terug naar hun land. Zo’n verspreiding of verstrooiing wordt diaspora genoemd. De meest langdurige is echter de ballingschap die begon in het jaar 70 na Christus, met de inname van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel door de Romeinen en die duurt tot op heden. Deze ballingschap was niet beperkt tot één enkel land of machthebber, maar ze werden verstrooid onder alle volken. Hoewel er sinds 1948 weer een staat Israël is, is daarmee de ballingschap nog niet geëindigd; miljoenen joden leven nog verspreid over de hele wereld. Men kan deze laatste ballingschap dan ook moeilijk als voltooid zien, want de tempel is nog niet gebouwd en de heerlijkheid des Heren, de terugkeer van de Sjechinah is nog te verwachten. De profeet Ezechiël spreekt van een terugkeer en herstel is fasen. Eerst een nationaal herstel, daarna een geestelijk herstel; het laatste, geestelijke herstel is verbonden met de komst van de Messias (Ez.37:1-14). Tot aan dat moment is Israël, Lo-Ammi – ‘Niet mijn volk’ (Hos1:9), dat wil in dit verband zeggen dat God geen directe bemoeienissen met het volk Israël heeft. Israël is Gods verbondsvolk, en dat blijft het, ook in tijden van ballingschap, maar we leven nu in de tijden van de volken (Dan.2 en 7).
Wat veroorzaakte de ballingschap van het joodse volk?
Ballingschappen zijn een tuchtmaatregel van God nadat het volk van Hem is afgeweken. Dit wordt duidelijk wanneer we het boek 2 Kronieken raadplegen: ‘Eveneens maakten al de oversten van de priesters en het volk zich voortdurend aan ontrouw schuldig, naar al de gruwelen der volken; zij maakten het huis des Heren onrein, dat Hij in Jeruzalem geheiligd had. De Here, de God hunner vaderen, zond wel zijn boden tot hen, vroeg en laat, want Hij ontfermde Zich over zijn volk en zijn woning, Maar zij bespotten de boden Gods, verachtten zijn woorden en hoonden zijn profeten, totdat de gramschap des Heren zich zozeer tegen zijn volk verhief, dat geen herstel meer mogelijk was. Hij deed de koning der Chaldeeën tegen hen optrekken, deze doodde hun jongelingen met het zwaard in hun heiligdom, en hij spaarde jongeling noch maagd, oude noch grijsaard; alles gaf Hij in zijn macht (2Kron.36:14-37). Ballingschappen waren in het boek Deuteronomium al aangekondigd, in het bekende hoofdstuk 28 dat spreekt over de zegen en de vloek. Wanneer het volk ontrouw zou worden aan de Here zou het volgende gebeuren: ‘De Here zal u verstrooien onder alle natiën van het ene einde der aarde tot het andere; aldaar zult gij andere goden dienen, die noch gij noch uw vaderen gekend hebben: hout en steen. Gij zult onder die volken geen rust vinden noch een rustplaats voor uw voetzool; de Here zal u daar een bevend hart geven, ogen vol heimwee en een kwijnende ziel’.
Tenslotte zond God zijn Zoon
In de rede tegen de Schriftgeleerden en farizeeën wordt de geestelijke elite van het volk Israël onder de loep genomen, en wordt er een zevenvoudig ‘Wee u’ uitgesproken. De Heer Jezus besluit met de woorden ‘Opdat alle rechtvaardige bloed over u komt dat op de aarde is vergoten, van het bloed van de rechtvaardige Abel tot het bloed van Zacharia, de zoon van Barachia, die u hebt vermoord tussen het tempelhuis en het altaar. Voorwaar, Ik zeg u: dit alles zal over dit geslacht komen’ (Mat.23:35-36). Dat waren niet mis te verstane woorden en Jezus vervolgt met de weeklacht over Jeruzalem: ‘Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en stenigt die tot u zijn gezonden, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen bijeenverzamelen, zoals een hen haar kuikens bijeenverzamelt onder haar vleugels, en u hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u woest overgelaten. Want Ik zeg u: u zult Mij van nu aan niet geenszins zien, totdat u zegt: ‘Gezegend Hij, die komt in de naam van de Heer!’ (Mat.23:37-39). Maar aan al de in hoofdstuk 23 genoemde zonden voegden zij nog één toe, de grootste van alle, namelijk de verwerping en kruisiging van de Heer Jezus! In de gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden wordt deze verwerping voorzegt. Het is daarom goed deze gelijkenis eens te lezen. (Mat.21:33-46; Luk.20:9-19) Nee, de Schriftgeleerden en de farizeeën hebben duidelijk te kennen gegeven dat zij de Heer Jezus niet als hun koning wilden. ‘Zij dan riepen: Weg met Hem! Weg met Hem! Kruisig Hem! Pilatus zei tot hen: Moet ik uw koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning dan de keizer. Toen leverde hij Hem aan hen over om gekruisigd te worden’ (Joh.19:15-16). En het volk, opgestookt door de Schriftgeleerden en de farizeeën, antwoordde en zeiden: ‘Zijn bloed over ons en over onze kinderen’ (Mat.27:25).
Totdat…
Het oordeel over Jeruzalem en het joodse volk wordt door de Heer Jezus voorzegt in de rede over de laatste dingen: ‘Wanneer u nu Jeruzalem door legerkampen omsingeld ziet, weet dan dat haar verwoesting nabij gekomen is. Laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen; en zij die in haar midden zijn, er uittrekken, en die op de landstreken zijn, niet in binnengaan. Want dit zijn dagen van wraak, opdat alles wat geschreven staat, vervuld wordt. Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen; want er zal grote nood zijn in het land en toorn over dit volk. En zij zullen vallen door het scherp van het zwaard en als gevangenen worden weggevoerd onder alle volken; en Jeruzalem zal door volken worden vertrapt, totdat de tijden van de volken zijn vervuld’ (Luk.21:20-24). Gelukkig is er een ‘totdat’. Gods toorn over het volk Israël is niet eeuwig; Hij heeft het volk niet verstoten (Rom.11:1). ‘Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid bekend is, opdat u niet wijs bent in eigen oog, dat er voor een deel over Israël verharding is gekomen, totdat de volheid van de volken is ingegaan; en zo zal heel Israël behouden worden, zoals geschreven staat: ‘Uit Sion zal de Redder komen; Hij zal de goddeloosheden van Jakob afwenden‘ (Rom.11:25-26). Maar tot die tijd is Israël als volk van God terzijde gesteld, totdat de tijden van de volken vervuld zullen zijn.
Niet mijn volk
Tot dat moment, tot de komst van de Messias is Hosea 1:9 van toepassing: ‘En Hij zeide: Noem zijn naam Lo-ammi; want gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik [ook] de uwe niet zijn. Nochtans zal het getal der kinderen Israëls zijn als het zand der zee, dat niet gemeten noch geteld kan worden; en het zal geschieden dat ter plaatse, waar tot hen gezegd zal zijn: Gijlieden zijt Mijn volk niet; tot hen gezegd zal worden: Gij zijt kinderen des levenden Gods’ (Hos.1:9-10). En Jesaja vult aan: ‘En Jesaja roept over Israël uit: Al was het getal der kinderen Israëls als het zand der zee, het overschot zal behouden worden’ (Rom.9:25; Jes.10:22-23). Nu is Israël op weg naar zijn rust (Jer.31:2) en wordt door God buiten het land Israël, onder de volken, getuchtigd. Maar het ergste voor het volk Israël moet nog komen en dat is ‘de benauwdheid van Jakob’. ‘Wee, want groot is die dag, zonder weerga; een tijd van benauwdheid is het voor Jakob; maar daaruit zal hij gered worden. Op die dag zal het gebeuren, luidt het woord van de Here der heerscharen, dat Ik het juk van hun hals zal verbreken en hun banden zal verscheuren; vreemden zullen hen niet meer knechten, Maar zij zullen de Here, hun God, dienen en David, hun koning, die Ik hun verwekken zal. (Jer.30:7-9). Van die tijd spreekt de Heer Jezus o.a. in de rede over de laatste dingen. ‘Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarvan gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats – laat hij die het leest, erop letten! – laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen; laat hij die op het dak is, niet naar beneden gaan om de dingen uit zijn huis te halen; en laat hij die op het veld is, niet terugkeren naar achteren om zijn kleed te halen. Wee echter de zwangeren en de zogenden in die dagen. En bidt dat uw vlucht niet ’s winters of op de sabbat gebeurt. Want er zal dan een grote verdrukking zijn zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld af tot nu toe en er ook geenszins meer zal komen. En als die dagen niet werden verkort, zou geen enkel vlees behouden worden, maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort (Mat.24:15-22).
De huidige situatie
Zoals beken is in 1948 de staat Israël opgericht, dat op zich kunnen we een wonder noemen. Maar het is slechts een gedeeltelijke vervulling van de profetieën die spreken over de terugkeer en herstel van het volk Israël. De profeet Ezechiël geeft ons een duidelijk overzicht van de aanstaande gebeurtenissen in zijn beschrijving van het ‘dorre doodsbeenderen dal’ (Ez.37). (Lees daarvoor het artikel ‘De terzijdestelling van Israël’ in de rubriek Israël op deze website.) Op dit moment weten we niet hoe de oorlog van Israël tegen Hamas zal eindigen, maar wat belangrijker is, is wat er daarna gaat gebeuren? De verschillende profetieën lichten ons daarover in, en vertellen ons dat alle volken zich tegen Israël (Jeruzalem) zullen keren. In het gehele land zullen twee derden worden uitgeroeid en slecht een derde zal overblijven. We spreken dan van de Grote Verdrukking, waar aan het einde ‘de Here zal optrekken tegen de volken. De Messias zal verschijnen en zijn voeten zullen staan op de Olijfberg, en de Here zal Koning worden over de gehele aarde; het Vrederijk zal werkelijkheid worden. Er zal nog veel leed over Israël komen, vandaar dat het belangrijk is om voor het volk Israël bidden dat ze hun Messias, de Heer Jezus Christus die ze ooit verworpen hebben, zullen aannemen. (Zacharia 12-14).
Samenvatting
Wat ik met dit artikel heb willen duidelijk maken is dat ik van mening ben dat we vandaag de dag moeilijk kunnen spreken dat Israël Gods volk is. Doen we dat wel, dan moet het duidelijk worden dan we dat zeggen omdat God een verbond met Abraham heeft gesloten. Momenteel is het volk Israël echter door God terzijde gesteld, zoals Hosea zegt: Lo-Ammi, niet mijn volk! (Hos.1:9). Dat wil in dit verband zeggen dat God geen directe bemoeienissen met het volk Israël heeft. Israël is Gods verbondsvolk, en dat blijft het, ook in tijden van ballingschap, maar we leven nu in de tijden van de volken. De ‘tijden van de volken’, waarin God de wereldregering in de handen van het hoofd van de volken heeft gelegd, namelijk de Babyloniërs, de Meden en de Perzen, het Grieks-Macedonische en het Romeinse rijk (Dan.2 en 7). De tijden der volken, of de tijden der heidenen, of de tijden der heidenvolken, een uitdrukking door de Heer Jezus gebruikt in Lukas 21:24, is het tijdperk dat begint met de val van Jeruzalem en het einde van het koninkrijk Juda, en eindigt met de volledige bevrijding van Jeruzalem en Israël door de Heer Jezus Christus. De tijden van de volken zijn tijden waarin de Israëlieten onder de heerschappij van de volken leven. Ook de uit de Babylonische ballingschap teruggekeerde Joden waren nog onder de heerschappij van de Perzen en de Meden.
Conclusie
Israël is naar waarheid het volk van God. Dat er vandaag Lo-Ammi op het volk geschreven staat is een zaak van God tijdelijke regeringswegen met zijn volk; formeel is en blijft het Gods volk, en eens wordt dat ook weer zichtbaar! Het is nu niet de tijd van het volk (Israël) maar van de volken (meervoud)! Lo-Ammi betekent dat zij die vroeger Gods volk waren, vanwege hun zonden tijdelijk het stempel Niet-mijn-volk dragen. Wanneer de Sjechina, de heerlijke tegenwoordigheid van God, die de tempel verlaten heeft ten tijde van Zedekia (Ez.10:18-22; 11-2), weer teruggekeerd zal zijn in de nog te bouwen tempel (Ez.40-48), zal het volk niet meer Lo-Ammi genoemd worden maar Ammi (Hos.1:12).