Nieuwe Testament – Johannes 1 – De zonde die ons licht omstrikt

22 juli, 2023

Bijbelboeken: 1 Johannes

Nieuwe Testament

 ‘De zonde die ons licht omstrikt’

1 Johannes 1:5–2:6

‘Daarom dan ook, daar wij zo’n grote wolk van getuigen rondom ons hebben, laten ook wij alle last en de zonde die ons licht omstrikt, afleggen en met volharding de wedloop lopen die vóór ons ligt’ (Heb.12:1).

Inleiding

We hebben allemaal verschillende zwakheden maar we hebben wel allemaal één gemeenschap-pelijke vijand: de zonde die in ons woont! En die ‘vijand’ kan ons danig parten spelen in ons leven als gelovige. Deze strijd van de gelovige tegen de zonde beschrijft de apostel Paulus in de brief aan de Romeinen hoofdstuk 7-9, en hij maakt daar duidelijk dat eventuele zonden die wij doen als oorzaak de macht van de zonde heeft die in ons woont, ook al zijn we gelovig! Die ‘macht’ in ons kan ervoor zorgen dat onze wandel als gelovige mogelijk in tegenspraak is met de leer waarin wij zijn onderwezen, en dat zou niet zo mogen zijn. Gelovigen die zondigen zijn niet in de Bijbel vermeld om ons te ontmoedigen, maar om ons te waarschuwen. Let wel: de zonde is geen vijand van buitenaf maar een macht van binnenuit. (1Joh.2:16). God is licht, maar zonde is duisternis! Het nieuwe testament noemt het christelijk leven een ‘wandel’, en we moeten leren te wandelen in het licht. Maar daarvoor is het nodig de zonde geen plaats in ons leven te geven opdat de gemeenschap met Christus niet onderbroken wordt (Rom.6:14). In zijn eerste brief gaat de apostel Johannes uitvoerig op het probleem van de zonde in.

Van de hand van Johannes zijn er drie geschriften in het Nieuwe Testament opgenomen, waarin het verleden, heden en toekomst aan bod komen. Het eerste geschrift handelt over het verleden, toen het Woord vleesgeworden was en de Heer Jezus hier op aarde wandelde om als het offer voor de zonde op het kruis van Golgotha te sterven, voor de redding van de in zonde gevallen mens. In het boek Openbaring, ook van de hand van de apostel Johannes en dat gaat over de toekomst, ligt de nadruk op onze toekomstige heerlijkheid, Christus komt voor ons als het overwinnende Woord dat de machten van de duisternis zal werpen in de poel van vuur en zwavel. En tenslotte ligt in zijn brieven de nadruk op de praktische heiligheid wat een dagelijkse ervaring moet zijn in het leven van een gelovige omdat Christus, het levende Woord in ons woont.

Deze dingen schrijven wij u…

‘Deze dingen schrijven of verkondigen wij u’, is een terugkerend refrein en we vinden het vijf keer vermeld in de eerste brief van Johannes. Hiermee geeft hij de verschillende redenen aan waarom deze brief geschreven is. Dit schrijven wij u ‘opdat ook u met ons gemeenschap zouden hebben’ (1:3). Gemeenschap heeft te maken met onze relatie met Christus, niet met onze eenheid, dat is het zoon- of kindschap. Ons dagelijkse omgang (gemeenschap) is veranderlijk; ons zoon- of kindschap niet. Dit schrijven wij u ‘opdat uw blijdschap volkomen is’ (1:4). Blijdschap of vreugde is het resultaat van een innige gemeenschap met Christus. Dit schrijven wij u ‘over hen die u misleiden’ (2:26). We worden gewaarschuwd voor valse leraren waren die er toen en altijd zullen zijn. Dit schrijven wij u ‘opdat u weet dat u eeuwig leven hebt’ (5:13). In het evangelie verteld Johannes hoe we zijn gered, maar hier dat we zeker van onze redding kunnen zijn (de nadruk ligt op ‘geboren zijn uit God’: 3:9, 4:7, 5:1,4,18). Tenslotte, dit schrijven wij u ‘opdat u niet zondigt (2:1). De straf over de zonde is door Christus op zich genomen, maar de kracht van de zonde in het dagelijks leven is een andere zaak en daar gaat dit artikel over. Er is immers geen mens die niet zondigt (1Kon.8:46; Pred.7:20) en er ook niemand, behalve de Heer Jezus die zonder zonde was (1Joh.3:5; 2Kor.5:21), die niet in zonde geboren is (Ps.51:7; Rom.5:12, 7:17). Ook wij, kinderen van God, zullen er ook vroeg als laat ook mee te maken krijgen: de strijd tegen de zonde.

De zonde toelaten – (1Joh.1:7)

De voorwaarde voor gemeenschap is een wandel in het licht. ‘Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar’ (1:7). Dat is de voorwaarde: wandelen in het licht. Er staat niet ‘overeenkomstig het Licht’, want dat is niet mogelijk. Er is er maar Eén geweest die voortdurend in het licht van God gewandeld heeft en daarvan heeft God getuigd door tot driemaal toe te zeggen: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in Wie Ik mijn welbehagen heb’ (Luk.3:22; 9:35; Mat.17:5). God is Licht en in Hem is geheel geen duisternis, Hij is te rein van ogen om het kwaad te kunnen aanschouwen. Met Hem hebben wij te doen, Hem mogen wij hier vertonen, openbaren. Hem die zelfs zijn Zoon niet heeft gespaard om ons te kunnen redden, Hij doet vandaag een beroep op uw en mijn hart. O, Heer, schep mij een rein hart, opdat U in alle dingen de eerste plaats zou innemen! Alle dingen van het leven zijn zo betrekkelijk zo vergankelijk, maar de dingen van Gods Koninkrijk zijn eeuwig. Wat is de oorzaak dat zoveel christenen na korte of langere tijd afhaken en soms zelfs terug de wereld ingaan? Het is al te eenvoudig daarvoor de schuld af te schuiven, op de voorganger, de gemeente of de omstandigheden. Neen laten we de oorzaak zoeken in ons eigen hart, zoals David zei: ‘Mijn zonde staat bestending voor mij’. Voor zover u de Heer Jezus kent als uw persoonlijke Heiland, mag u weten een kind van God te zijn, maar kent u ook het zoonschap, dat spreekt van volwassenheid, van groei, van stabiliteit, een leven waarin de zonde geen plaats kan hebben.

De zonde verbergen – (1Joh.1:5-6, 8, 10; 2:4)

‘Als wij zeggen dat wij gemeenschap hebben…!’ Woorden dienen in overeenstemming zijn met onze wandel. De apostel Paulus heeft het in de eerste brief aan de Korinthiërs over iemand die beweert een broeder te zijn maar in zonde leeft. Wie wij in Christus geworden zijn dient zichtbaar te worden in ons leven: ‘Weest heilig, want Ik ben heilig’ (1Petr.1:16). We moeten onze zonden niet verbergen maar veroordelen. Johannes stelt het zwart-wit in deze brief Er zijn twee manieren waarop de gemeenschap verbroken kan worden, namelijk door oorzaken van binnen en van buiten. De duivel zal altijd, zo lang we leven, proberen ons te verleiden om dingen te doen waardoor we afdwalen van Gods weg. Daartoe zoekt hij aanknopingspunten in ons hart, want hij weet voor welke dingen wij gevoelig zijn. Kennen wij onze zwakke punten, en wapenen wij ons ertegen? Maar ook zorgen, tegenslagen, moeiten, verdriet kunnen ervoor zorgen dat de praktische gemeenschap verbroken wordt. Wat God zoekt in deze tijd zijn stabiele gelovigen, die niet door de eerste de beste storm omvallen, maar doorheen die storm gevormd zijn om in zijn dienst kunnen volharden. Onderkennen wij de macht van de duivel, de vader van de leugen de mensenmoordenaar van den beginnen? Kennen wij ons eigen hart en onze zwakheden en zijn wij ertegen gewapend om weerstand te bieden in tijd van verzoeking? Daarbij denk ik aan de persoon van Jozef in het Oude Testament, toen hij verzocht werd door de vrouw van Potifar. Maar hij kende zichzelf en God! Hoe zou ik dan dit grote kwaad doen en zondigen tegen God, waren zijn woorden. En die verzoeking was niet een eenmalige gebeurtenis, maar zij sprak tot hem dag aan dag. En dat is wat de duivel doet, dag aan dag proberen ons te verleiden om te zondigen. ’Zijn gedachten zijn ons niet onbekend’ (2Kor.2:11). Dat plezier gunnen we hem toch niet?!

De zonden belijden – (1Joh.1:7, 9)

‘Als wij zeggen dat wij geen zonden hebben, dan misleiden wij onszelf, anderen en God!’ We moeten oppassen dat we niet in een vorm van schijnheiligheid geraken, en ons beter voordoen dan we werkelijk zijn. In de Heer Jezus hebben we een Hogepriester, die voor ons bidt in tijden van verzoeking en beproeving, en een Voorspraak die voor ons tussenbeide kan treden wanneer we gezondigd hebben. God wil dat we niet zondigen, dat is het doel, maar helaas is het vlees zwak en zondigen we. De Heer Jezus is het zoenoffer voor onze zonden en Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonden. Leest u maar eens over de zonden waarvan mensen gereinigd zijn (1Kor.6:10-12). ‘Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar wie ze belijdt en nalaat, die vindt ontferming’ (Spr.28:13). Duidelijker kan het niet belijden en nalaten, want anders kan zo’n belijden in twijfel worden getrokken. ‘Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid verheelde ik niet; ik zeide: Ik zal de Here mijn overtredingen belijden, en Gij vergaaft de schuld mijner zonden’ (Ps.32:5). Ontdek zelf maar wat het gevolg is van een oprechte bevrijding en lees aandachtig Psalm 51, een Psalm die geschreven is nadat de profeet Natan bij David was gekomen om met hem te spreken over zijn zonde met Bathseba! (2Sam.11-12).

De zonde overwinnen – (1Joh.2:1-3, 5-6)

‘Ik ellendig mens, verzucht Paulus, wie zal mij verlossen uit dit lichaam van de dood? (Rom.6:24). In de brief aan de Romeinen, in het bijzonder in hoofdstuk 6, wordt het probleem van de zonde, als macht die in ons woont, besproken. Wanneer we zondigen is dat een gevolg van de zonde die in woont, want als dat doe wat ik niet wil, doe ik het niet maar de zonde die in mij woont (Rom.6:17). Uiteraard spreekt dat ons niet vrij van onze eigen verantwoordelijkheid! We moeten ervoor waken dat de zonde, die als een belager aan de deur ligt (Gen.4:7), niet regeert in ons sterfelijk lichaam om zijn begeerten te gehoorzamen (Rom.6:12). ‘Maar ieder wordt verzocht als hij door zijn eigen begeerte meegesleept en verlokt wordt. Daarna als de begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volwassen  geworden is, brengt zij de dood voort’ (Jak.1:14-15). Een heel proces, maar wel effectief als we zien hoeveel gelovigen, in onze tijd, aan de zonde ten prooi vallen! Maar dat hoeft niet zo te zijn, want de heilige Geest, die elke ware gelovige heeft ontvangen, is groter dan hij die in de wereld is (1Joh.4:4). De zonde en onze oude natuur (het vlees of ons eigen ik) zijn harde leermeesters. De ongelovige is een slaaf van de zonden (Ef.2:1-3), maar ook veel gelovigen dienen de zonde ook al is de macht van de zonde door Christus verbroken. Wanneer je Romeinen 5 leest dan kun je ontdekken dat Christus voor de zonden van de ongelovigen is gestorven, maar dan komt hoofdstuk 6 waar je kunt lezen dat je in Christus vrijgemaakt bent van de wet van de zonde. In de eerste tien verzen van hoofdstuk 6 leren we dat de gelovige dood is voor de zonde (vs.2); dat het vlees is gekruisigd (vs.6); en de gelovige bevrijd is van de zonden (vs.7). De oude natuur hoeft niet meer als koning heersen over de gelovige die deze waarheid kent er rekening mee houdt en zich toewijdt aan de Heer. ‘Daarom dan, broeders, zijn wij schuldenaars, niet aan het vlees om naar het vlees te leven; want als u naar het vlees leeft, zult u sterven; maar als u door de Geest de werkingen van het lichaam doodt zult u leven’ (Rom.8:12-13). Niemand kan twee meesters dienen, door onze nieuwe positie in Christus hebben we nieuwe Meester en ook een nieuwe natuur. We zijn nu dienaren van de gerechtigheid in plaats van slaven van de zonde! Het is daarom niet genoeg te weten dat Christus voor ons gestorven is; we moeten ook weten dat wij in Christus gestorven zijn, ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij! (Gal.2:20). Het is niet genoeg te weten dat we een nieuwe natuur ontvangen hebben; we moeten ook beseffen dat onze oude natuur of: mens) met Christus gekruisigd is! Daarom: ‘Wandel door de Geest en u zult zeker de begeerte van het vlees niet volbrengen. Want het vlees begeert tegen de Geest in, en de Geest tegen het vlees in; en die staan tegenover elkaar, zodat u niet doet wat u zou willen’ (Gal.5:16-17). Pas dus op voor de zonde die ons licht omstrikt, want het zijn de kleine vossen, die de wijngaarden verderven! (Hoogl.2:15).

_________________________________________________________________________________________________________________________________________