Oude Testament – Jozua Gods strijder – Jozua

14 augustus, 2023

Bijbelboeken: Jozua

Oude Testament

‘Jozua, Gods Strijder’

 

Inleiding

Jozua was een mens van gelijke natuur als wij (Jak.5:17), dat wil zeggen hij had heel grote kwaliteiten maar ook zijn zwakken kanten. Dat zien we dan ook weerspiegeld in zijn leven als leider en strijder van en voor het volk van God. Hij en Kaleb waren de enige twee mannen die in Egypte geboren waren en het beloofde land mochten binnengaan. Hij was de rechterhand van Mozes geweest, en toen die gestorven was werd hij zijn opvolger (Num.27:18). Mozes mocht het land niet binnen van wegens zijn ongehoorzaamheid, toen hij de rots sloeg in plaats dat hij ertegen sprak (Num.20:7vv.). Mozes had het volk uit Egypte geleid, Jozua zou het volk het beloofde land binnenbrengen. Is de doortocht door de Rode Zee een beeld van onze verlossing, dan is de doortocht door de Jordaan een beeld van het in bezitnemen van onze erfenis, de geestelijke zegeningen. De doortocht door de Jordaan en het binnengaan van het beloofde land is geen beeld van het binnengaan in de hemel, zoals dat in sommige liederen wel verwoord wordt. In het beloofde land waren nog vijanden, er was nog strijd te voeren, nee, het is een illustratie van de ‘hemelse gewesten’, het doden van het eigen ‘ik’, het vlees en het toe-eigenen van de geestelijke zegeningen die we in Christus ontvangen hebben maar die we tot ons bezit moeten maken (Ef.1:3). Jozua is daar een voorbeeld van en we zien in het Bijbelboek, dat zijn naam draagt, hoe hij met vallen en opstaan het land in bezit neemt. Dat hij dat met grote voortvarendheid heeft gedaan kunnen we constateren in wat hijzelf daarover zegt aan het einde van het boek Jozua: ‘Zo heeft de Here aan Israël het gehele land gegeven, dat Hij gezworen had hun vaderen te zullen geven; zij namen het in bezit en gingen er wonen. En de Here gaf hun aan alle zijden rust, geheel zoals Hij hun vaderen gezworen had; niet één van al hun vijanden heeft voor hen kunnen standhouden; al hun vijanden gaf de Here in hun macht. Niet één van alle goede beloften, die de Here aan het huis van Israël had toegezegd, is onvervuld gebleven; alles is uitgekomen’ (Joz.21:43-45).

Jozua’s leiderschap

Mozes was honderd twintig jaar oud, toen hij stierf; zijn oog was niet verduisterd en zijn kracht was niet geweken, en hij had Jozua, de knecht des Heren, aangewezen als zijn opvolger. ‘Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van de geest der wijsheid, want Mozes had zijn handen op hem gelegd. Daarom luisterden de Israëlieten naar hem en deden zoals de Here Mozes geboden had’ (Deut.34:7,9; 31:7-8). De dienst van Mozes strekte zich uit van Exodus 3 tot Deuteronomium 34. Veertig jaar hadden ze met elkaar opgetrokken en lief en leed gedeeld. De naam Jozua wordt dan ook zo’n vijftig keer vermeld. Maar de echte taak van Jozua lag nog voor hem, hij mocht het volk het beloofde land binnen leiden. Mozes had tegen het volk gezegd: ‘Jozua zal voor u uit overtrekken, zoals de Here geboden heeft.

Deze taak die Jozua was opgelegd was zeker geen gemakkelijk, vandaar dat de Here hem aan het begin van zijn opdracht bemoedigde: ‘Welnu, maak u gereed, trek over de Jordaan hier, gij en dit gehele volk, naar het land, dat Ik hun, de Israëlieten, geven zal. Elke plaats die uw voetzool betreden zal, geef Ik ulieden, zoals Ik tot Mozes gesproken heb. Van de woestijn en de Libanon ginds tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat, het gehele land der Hethieten, en tot aan de Grote Zee in het westen zal uw gebied zijn. Niemand zal voor u standhouden al de dagen van uw leven; zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn; Ik zal u niet begeven en u niet verlaten. Wees sterk en moedig, want gij zult dit volk het land doen beërven, dat Ik hun vaderen gezworen heb hun te zullen geven’(Joz.1:2-6).

Het zou kunnen dat Jozua een natuurlijke aanleg voor strategie had (Mat.25:15). Hij was honderd en tien jaar oud toen hij stierf, trekken we daar de tijd van de reis door de woestijn af en, de geschatte eenendertig jaren die al verstreken waren in het beloofde land, dan moet hij ongeveer veertig jaar zijn geweest toen hij Egypte verliet. Mozes noemt hem een jongeman: ‘de dienaar Jozua, de zoon van Nun, een jongeman, week niet uit het midden van de tent’ (Ex.33:11). Heeft hij in Egypte een militaire opleiding gehad, zoals Mozes ook onderwezen was in alle wijsheid van de Egyptenaren? In elk geval ongeveer twee maanden na het vertrek uit Egypte bewees hij zijn kwaliteit als legeraanvoerder in de strijd tegen Amalek (Ex.17:8-16). In het boek Numeri zien we dat hij één van de twaalf verspieders is en zijn naam veranderd wordt van Hosea in Jozua (Num.13:16). Verder wordt Jozua nog vermeld wanneer hij als opvolger van Mozes wordt voorgesteld (Num.27:12-23). Maar verder horen we niet veel van hem in de boeken van Mozes, maar dat gaat nu veranderen!

Jozua’s blijde intrede

Mozes had het volk wel uit Egypte bevrijd, maar ‘Egypte’ was nog wel in het hart van het volk aanwezig. De invloeden van de wereld kunnen ook de gelovige ook na zijn bekering blijven beïnvloeden, en hij of zij moet leren de overige tijd niet meer naar de begeerten van de mensen, maar naar de wil van God (1Petr.4:2). Dat was voor het volk Israël, hoewel bevrijd uit Egypte, ook nodig, te leren te leven naar de wil van God! Door de mond van de profeet Ezechiël, in ‘de les van de geschiedenis’, horen we hem zeggen: ‘En Ik zeide tot hen: Ieder werpe de gruwelen weg, waarop zijn ogen gevestigd zijn; verontreinigt u niet met de afgoden van Egypte. Ik ben de Here, uw God’ (Ez.20:7). Deden ze het? Neen, ‘maar zij waren weerspannig tegen Mij en wilden naar Mij niet luisteren; niemand wierp de gruwelen weg, waarop zijn ogen gevestigd waren, en de afgoden van Egypte verlieten zij niet’ (Ez.20:8). Nu, bij de doortocht door de Jordaan en de ‘blijde’ intrede van het beloofde land, richt Jozua twaalf stenen op ter herinnering aan die gebeurtenis en brengt deze in verbinding met de doortocht door de Rode Zee, veertig jaar eerder. Was het volk verandert tijdens de woestijnreis? Ezechiël, die ons het volk laat zien tijdens de uittocht, in de woestijn, in het beloofde land, in ballingschap, laat ons zien dat een echte verandering pas in het toekomstig koninkrijk werkelijkheid wordt (Ez.20). ‘Wanneer de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal, want dan zal Ik met het huis van Israël een verbond sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn’ (Jer.31:31,33). Wij, de gelovige hoeven niet zolang te wachten, wij kunnen nu al Gods ‘wet’ in onze binnenste leggen en in ons hart schrijven en laten heersen, daarvan is de besnijdenis van het volk te Gilgal een beeld; het wegdoen van het vlees (Gal.2:20). Zolang je de ‘goden van Egypte’, deze wereld, nog dient en is de smaad van Egypte nog niet afgewend’ (Joz.5:9).

Jozua’s tekortkomingen

De drie vijanden die wij hebben zijn, het vlees, de duivel en de wereld (Jak.4:1,4,7; Ef.2:2,3) en die waren dezelfde die Jozua had, ook al leefde hij in een complete andere wereld en tijd. Die vijanden zijn en blijven ons aanvallen of proberen ons te beïnvloeden zolang wij leven. Jozua heeft veel overwinningen gekend, met de hulp van God heeft hij eenendertig koningen verslagen (Joz.12:24). Toch is het twee keer misgegaan en moest Jozua zijn nederlaag erkennen. De beloften van God dat Hij Israëls vijanden zal verdrijven (Ex.23:20-31, 33:1-2; 34:10-14, Lev.18:24-25, 20:23-24; Num.33:50-56; Deut.4:35-38, 7:17-26, 9:1-6), onthief Jozua en het volk niet om ook hun aandeel in de strijd te leveren en hun verantwoordelijkheid op te nemen. God is met hen, en ons, zolang wij met Hem zijn! (2Kron.15:2). En daarbij leed hij twee keer een nederlaag!

De eerste was de nederlaag bij Ai waar Jozua, op grond van de informatie die hij had verkregen over de sterkte van de mannen van de stad onderschatte, of waar hij zichzelf overschatte. Hoe dan ook, hij ging akkoord met het advies van de verspieders want zeiden deze tegen hem: ‘Het gehele volk behoeft niet op te trekken, laten ongeveer twee- of drieduizend man optrekken om Ai te verslaan; vermoei niet het gehele volk door een tocht daarheen, want zij zijn daar weinig talrijk. Zo trokken van het volk ongeveer drieduizend man daarheen; zij sloegen echter voor de mannen van Ai op de vlucht’ (Joz.7:3-4). Maar er was meer aan de hand en dat we de zonde van Achan. Dat bleek uit het antwoord wat de Here gaf op Jozua’s vraag: ‘En Jozua zeide: Ach, Here Here, waarom hebt Gij dit volk dan toch over de Jordaan laten trekken, wanneer Gij ons in de macht der Amorieten wilt geven, zodat die ons te gronde richten? ‘Israël heeft gezondigd!’

De tweede nederlaag was kort na die van Ai namelijk de list van de Gibeonieten. ‘Want toen de inwoners van Gibeon gehoord hadden, wat Jozua met Jericho en Ai gedaan had, gingen ook zij met list te werk en vertelden Jozua dat zij van een zeer ver land waren gekomen.  Jozua nam hun verhaal voor waar aan en sloot een verbond met hen (Joz.9:3, 15). ‘Na verloop van drie dagen echter, nadat zij met hen het verbond gesloten hadden, hoorden zij, dat zij in hun nabijheid, ja, in hun midden woonden’ (Joz.9:16). Hoe het zover had kunnen komen? Wel, zij hadden de Here niet geraadpleegd! Ze hadden gesteund op eigen inzicht (Spr.3:5). Beide nederlagen bevatten een les voor ons denk ik, namelijk dat we God op de hoogte brengen van de gebeurtenissen, voordat we een beslissing nemen!

Jozua’s God

Hoe groot de invloed en het respect dat Jozua’s voor de Here God had blijkt wel uit zijn afscheidsrede tot de hoofden van het volk (Joz.23). Dertien keer vermeld hij daar wat de Here God voor het volk Israël heeft gedaan; Sola Deo gloria! Want het is niet Jozua die de hoofdpersoon is van het boek naar hem genoemd, maar de Here God! Wanneer Mozes in Deuteronomium 8 een overzicht geeft van de woestijnreis ligt de nadruk op wat God voor het volk Israël heeft gedaan. De Here had hen in de woestijn geleid; de Here verootmoedigde en deed hen honger lijden en gaf hen het manna te eten, enz. Want de Here, uw God, brengt u in een goed land, een land van beken, bronnen en wateren, die in de dalen en op de bergen ontspringen; een land van tarwe en gerst, van wijnstokken, vijgenbomen en granaatappels; een land van olierijke olijfbomen en honig; een land, waarin gij niet in armoede uw brood zult eten, waarin gij aan niets gebrek zult hebben; een land, waarvan de stenen ijzer zijn en uit welks bergen gij koper zult houwen. Gij zult eten en verzadigd worden en de Here, uw God, prijzen om het goede land dat Hij u gaf; die u deed gaan door de grote en vreselijke woestijn, met vurige slangen en schorpioenen en dorstig land zonder water; die uit de harde rots voor u water te voorschijn deed komen, die u in de woestijn met het manna voedde, dat uw vaderen niet gekend hebben, om u te verootmoedigen, u op de proef te stellen en u ten laatste wèl te doen. Zeg dan niet bij uzelf: mijn kracht en de sterkte mijner hand heeft mij dit vermogen verworven. Maar gij zult aan de Here, uw God, denken, want Hij is het, die u kracht geeft om vermogen te verwerven, ten einde het verbond gestand te doen, dat Hij uw vaderen gezworen heeft – zoals dit heden het geval is (Deut.8:1-18). Wanneer ook wij eenmaal ons ‘beloofde land’ bereiken zullen we ook erkennen: we zijn er gekomen ‘omdat Hij het heeft gedaan!’ (Ps.22:32).

_________________________________________________________________________________________________________________________________________