'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.
‘We kunnen de geschiedenis niet veranderen, maar de geschiedenis kan ons wel veranderen!’
Inleiding
Het boek Deuteronomium is als het ware een terugblik op de reis van Egypte tot aan het land Kanaän. Zoals we weten mocht Mozes het beloofde land niet ingaan. Waarom ze niet mochten binnengaan leren ons de volgende tekstgedeelten: Num.20:7-12; Deut.1:37; 3:26) Maar voordat het volk Kanaän zou binnentrekken, roept Mozes hen op om ‘te gedenken’, en hij vermeld zeven gebeurtenissen. Mensen zijn enorm vergeetachtig vandaar dat ook de apostel Petrus ons geheugen wil opfrissen als hij schrijft: ‘Daarom ben ik er altijd op uit u aan deze dingen te herinneren’ (2Petr.1:12,13,15; 3:1). Waarom dat nodig is? Opdat wij onze (geestelijke) lessen zouden leren.
Gedenk de Here (Deut.8:18)
Het Woord van God is ons gegeven opdat wij de God van het Woord beter zouden leren kennen! Alles wat Mozes doorgaf aan de mensen was een openbaring van de gedachten en het hart van God. Elke wet, elke gebruik, elk verbod, en elke gebeurtenis in het verleden verwees naar de God van Israël. In machtige daden en in gesproken woord had God Zichzelf aan de Israëlieten geopenbaard zoals Hij dat aan geen ander volk had gedaan; en Mozes heeft deze daden en woorden voor ons opgeschreven om ze te lezen en te overdenken. De kennis van God is de meest belangrijke kennis die wij ons kunnen toe-eigenen.
Israël moest erop letten dat God de Enige god was (6:4). Ze leefden in een wereld van bijgeloof en afgoderij, en elk volk had zijn eigen goden en godinnen. Maar het volk Israël geloofde dat er een opperste God was, de ware en levende God wiens naam was Jehova – ‘Ik ben, die Ik ben.’ Het eerste gebod zegt: ‘Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben’, en het tweede gebod verbood de Israëlieten een gesneden beeld te maken van hun God of iets anders wat ze zouden kunnen gaan vereren als een god (Ex.20:3). Deze ene God is de Schepper van alles en heeft onbegrensde macht. Hij toonde die macht door de plagen in Egypte te doen ontstaan en door het openen van de Rode Zee zodat Israël er door kon trekken. Hij openbaarde zijn heerlijkheid op de berg Sinaï, maar Hij openbaarde ook zijn genade en barmhartigheid toen Hij het verbond met Israël sloot (Deut.4:32, 37). De Here is de trouwe God die zijn woord houdt ten opzichte van zijn volk. De God van Israël houdt van zijn volk, en wil dat het volk van Hem houdt. Hi is jaloers over zijn volk (vs.24; 5:9; 16:16), zoals een man jaloers is over zijn vrouw.
De God van Israël is de God die zijn volk tuchtigt als ze Hem ongehoorzaam is. Het verbond maakt het duidelijk dat Hij het volk zal zegenen wanneer ze Hem gehoorzamen, en hen zal tuchtigen als ze Hem ongehoorzaam zijn, maar beide activiteiten zijn blijken van zijn liefde. In zijn barmhartigheid, zal Hij het volk vergeven als ze zich bekeren en naar Hem terug keren, maar Hij duldt geen opstandigheid.
God geeft zijn woord door uitverkoren dienstknechten zoals Mozes, en Hij verwacht van het volk dat ze naar dat Woord zullen luisteren, het niet vergeten, en gehoorzamen. Zoals Israël het volk is van het Woord, is nu de Gemeente het volk van het Woord. Ons geloof is niet iets wat we zelf hebben uitgevonden, maar het is ons uit genade gegeven in of door het Woord van God. Gods Woord is ons leven, en gescheiden van dat Woord zijn we niet in staat God te kennen, noch de wil van God te weten, of hoe wij Hem hebben te dienen en te eren op een gepaste wijze. Gods Woord zijn Gods mogelijkheden. Wij hebben het voorrecht het Woord van God te bezitten in onze eigen taal en hebben de vrijheid om het te lezen en te delen met anderen. Evenals Israël, moeten wij (de Gemeente) het ‘volk van het boek’ zijn want alles wat we nodig hebben voor het leven en godsvrucht wordt gevonden in het geïnspireerde Woord van God. (2Petr.1:3; 3:16-17)
Gedenk dat jullie dienstknechten waren (Deut.5:15)
Deze waarschuwing wordt ook gevonden in 15:15; 16:3,12 en 24:18-22. Elke keer als de Israëlieten het Pascha vierden, werden ze eraan herinnerd welke beproevingen het volk had ervaren in Egypte, en dit moest ertoe leiden dat ze de Here zouden liefhebben voor wat Hij had gedaan. Als er moeilijkheden tijdens de reis kwamen, lezen we herhaaldelijk dat de Israëlieten wilden terugkeren naar de veiligheid en slavernij van Egypte in plaats van op God te vertrouwen en van de vrijheid te genieten die ze verkregen hadden. Omdat wij de zonden van het verleden niet willen herhalen, is het goed om onszelf te herinneren waarvan de Heer Jezus ons heeft verlost toen we Hem aannamen. De Israëlieten werden ertoe opgeroepen de dag te gedenken dat de Here hen uit de slavernij had gehaald (16:3). Er is niets verkeerds aan bepaalde dagen te gedenken zeker als dat ons voert om de goedheid van God voor de aandacht te krijgen.
Gedenk hoe de Here u geleid heeft (Deut.8:2)
‘Gedenk dan heel de weg, waarop de Here, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn heeft geleid’ (8:2). God liet de Israëlieten niet aan zichzelf over toe ze uit Egypte in de woestijn kwamen, maar Hij leidde hen door middel van een wolkkolom overdag en door een vuurkolom bij nacht. De Israëlieten begrepen niet altijd waarom de Here een bepaald traject nam, maar Hij leidde hen nooit verkeerd. We kunnen ervan overtuigd zijn dat de genade van God ons nooit ergens zal brengen waar de macht van God niet in staat zal zijn om Hem te verheerlijken. Een van de moeilijkste lessen die het volk van God moet leren is om Gods wil te aanvaarden en Hem gehoorzamen zonder protest of klacht. Als de Israëlieten tijd hadden genomen om terug te kijken en de reis van Egypte tot Kanaän voor de geest te roepen, zouden hebben moeten erkennen dat elke halte op die reis hen meer over zichzelf en over God had doen kennen. Ze zouden zichzelf gezien hebben als mensen die leefden in het verleden en angstig waren voor de toekomst, twijfelende aan Gods liefde en zijn mogelijkheid om hen te doorgronden. Hun voortdurend geklaag liet hun tekort aan liefde voor God duidelijk worden, en hun opstandigheid liet hun gebrek aan onderwerping aan Zijn wil zien.
Waar hij ook verbleef, de zendeling Hudson Taylor, hing overal de tekst ‘Ebenezer – Jehovah-Jireh op.’ Deze Hebreeuwse woorden betekenen, ‘tot hiertoe heeft de Here geholpen’ en ‘De Here zal erin voorzien’ (1Sam.7:12; Gen.22:14). Als wij als Gods volk nu, terugkijken dat zullen we opmerken dat de Here trouw is geweest, en als we naar voren kijken, zullen we weten dat Hij zal voorzien in onze noden; zouden we dan bezorgd zijn en tobben?
Gedenk de berg Sinaï (Deut.4:9-13)
De Here heeft het volk Israël niet direct geleid op de weg naar Kanaän omdat ze nog niet klaar waren de vijand te ontmoeten. Vrijheid betekent niet hetzelfde als volwassenheid; in feite, zonder volwassenheid, is vrijheid een gevaarlijke zaak. God heeft de Israëlieten de wet niet gegeven als een middel tot behoud. Hij had hen al behouden door het bloed van lam. Hij gaf hun de wet om hen tot volwassenheid te brengen, want zij waren als kinderen die een ‘babysitter’ nodig hadden (Gal.4:1-7). Wat leerde het volk Israël bij de berg Sinaï? Het belangrijkste was dat zij leerden dat God een heilige God is die met ontzag gediend en geëerd wilde worden. God toonde zijn grote macht en heerlijkheid op de Sinaï en de mensen beefden van angst. Maar ook al brengt die vrees ontzag te weeg, het veranderde hun leven niet. Israël leerde ook dat God een genadig en barmhartig God was Die vergeving schonk en als een middel om Hem te kunnen blijven vereren en dienen.
De berg Sinaï was die plaats waar het ongeduld en ongeloof van het volk zichtbaar werd toen Mozes zo lang op de berg verbleef. In hun hart was een hunkering naar de afgoden aanwezig, en zij vereerden het gouden kalf. Ze zagen hoe snel God hun verschrikkelijke zonde strafte, maar ze ontdekten ook dat God hen vergaf en een nieuw begin met hen wilde maken. Iedere gelovige moet leren om zich te onderwerpen aan Gods wil zoals dat in het Woord tot ons komt. Een vereiste is dat we moeten leren op God te wachten en niet achter een vervanging aan moeten lopen. Zelfs al was het gouden kalf goedgekeurd door de hogepriester, het was slecht en tegen de wil van God.
Gedenkt hoe jullie God vertoornd hebben (Deut.9:7)
‘Denk eraan, vergeet het niet, hoe gij in de woestijn de Here, uw God, vertoornd hebt.’ Op zijn minst twee keer heeft de Here gedreigd het volk te zullen verdelgen en met Mozes een nieuw start te maken. Wat hadden de Israëlieten eigenlijk voor redenen om de Here toornig te maken? De Here had hen bevrijd uit Egypte en had hun alles gegeven wat voor de reis naar Kanaän nodig was, hun vijanden overwonnen, en Hij zou hen een land geven vloeiende van melk en honing. De hoofdzaak was ongeloof (Heb.3:4); ze vertrouwen God gewoon niet. Ze geloofden zijn beloften niet en gehoorzaamden zijn geboden niet, en probeerden hun eigen zin door te drijven en dat leidde tot opstand en tuchtiging. En het lijkt ernaar dat ze hun lesje nooit leerden! Als weerspannige en opstandige kinderen, ontvingen ze hun bestraffing maar bleven daar onveranderd onder. Als Gods kinderen, moeten we belijden dat zonder de genade van God, in ons geen goed is (Rom.7:18), en dat onze gevallen natuur niet veranderd kan worden.
‘Wat uit vlees geboren is, blijft vlees’ (Joh.3:6) en het zal altijd vlees blijven! De mogelijkheid om te zondigen blijft altijd bij ons aanwezig, maar we zouden geen of minder begeerte moeten hebben om te zondigen. Door het heiligende werk van de Geest en het Woord (Joh.17:17; 2 Kor.3:18) zou ons innerlijke mens meer en meer moeten gaan lijken op Christus, en steeds meer verlangen naar en zich verblijden in de dingen van de Heer.
Gedenk uw vijanden (Deut.25:17)
Dit is geen oproep om een blijvende wrok te koesteren tegen je vijanden, maar om de echte vijanden te onderkennen die opstaan tegen God en ons. De Amelekieten vielen Israël aan na de uittocht uit Egypte en Jozua en het Israëlische leger versloegen hen (Ex.17:8-16). Het was op dat moment dat God de oorlog verklaarde aan de Amelekieten totdat de herinnering aan hen van de aardbodem verdwenen zou zijn. De Israëlieten werden niet aangevallen in Egypte maar nadat God ze had bevrijd van hun slavernij. Dat herinnert ons eraan dat de wereld, het vlees, en de duivel zondaars niet aanvalt want die zijn al onder hun controle (Ef.2:1-3). Hoe dan ook, eenmaal dat de Heer ons heeft bevrijd, komen de vijanden op ons af, en die oorlog zal doorgaan totdat we bij de Heer zullen zijn. Een jonge Schotse minister luisterde naar een ‘overwinnend christelijk leven’ conferentie en kwam tot de overtuiging dat hij de vijanden van zijn geestelijk leven had overwonnen. Hij deelde dit goede nieuws met Alexander Whyte, een bekende voorganger in Edinburgh, die zei: ‘Hmm, het is een zware strijd tot aan het einde!’. Het is een ernstige gedachte dat sommige mannen die in de Bijbel zijn vermeld tegen de Here zondigen toen ze al volwassen waren. Abraham vluchtte naar Egypte en loog over zijn vrouw, Mozes verloor zijn geduld, Aaron maakte een gouden kalf, David pleegde overspel en moord, en Petrus verloochende de Heer. We komen nooit los van verzoekingen en strijd.
Gedenk wat de Here Miriam aandeed (Deut.24:9)
De geschiedenis van de opstand van Miriam wordt gevonden in Numeri 12. Hoewel Aaron er ook deel aan nam, lijkt het er op dat Miriam de leidster was in deze zaak omdat zij degene was die bestraft werd. Miriam was jaloers op Mozes’ vrouw en kritisch op haar broer vanwege diens huwelijk. God zag haar hart en hoorde haar woorden en bestrafte haar zonde zodat zij melaats werd. Mozes liet weer zijn zachtmoedigheid en liefde zien, door voor haar tussenbeide te treden en God genas haar. Hoe dan ook, de melaatsheid had haar onrein gemaakt en ze moest voor een week de legerplaats verlaten totdat de priester kon aantonen dat de melaatsheid verdwenen was. Haar zonde hield de opmars van het volk op, want zonde hindert altijd de voortgang van het volk van God.
Zonden van de geest zijn net zo vernietigend als de zonden van het vlees, en soms nog slechter. Miriam was schuldig aan jaloersheid, afgunst, kwaadsprekerij en een tekort aan liefde. Zonde in gezinnen zijn vaak net zo pijnlijk als zonden onder leiders van Gods volk. Mocht God melaatsheid geven aan elke voorganger die afgunstig zou zijn op een andere voorganger en die bekritiseerde, dan zouden er niet veel overblijven!
Deze speciale herdenkingen spreken tot ons vandaag. Een slecht geheugen kan leiden tot een verkeerde houding en handelswijze en vaak tot het niet vertrouwen van God. Hoewel het boek Deuteronomium lang is, en allerlei onderwerpen beschrijft, de geestelijke les is echter zonder meer duidelijk, namelijk dat wij door de Heer bekwaam moeten worden gemaakt om de uitdagingen en de mogelijkheden aan te kunnen die nu en in de toekomst op ons wachten. Dit bekwaam gemaakt worden komt door het horen van het Woord van God, het te koesteren, en te gehoorzamen. Soms dienen we dingen te vergeten, soms moeten we ons echter dingen blijven herinneren als we de Heer willen behagen om het werk voleindigen wat Hij ons te doen heeft gegeven.