'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.
De Pentateuch, de vijf boeken van Mozes, begint met de schepping van hemel en aarde en wordt afgesloten met de beschrijving van de dood van Mozes. Het boek Deuteronomium neemt in de Pentateuch een heel aparte plaats in. Het geeft de toespraken van Mozes in de velden van Moab weer, te beginnen met een beschrijving van en een waarschuwende terugblik op de woestijnreis. Daarna volgt zijn grote rede waarin hij de wet van de tien geboden herhaalt en uitwerkt en die het volk op het hart bindt opdat het de zegeningen van het land zal bezitten. Dát is hier het grote punt: de voorbereiding op het land, niet zozeer het naderen tot God in het heiligdom, zoals in Exodus en Leviticus. Daarom vinden we vervolgens aanwijzingen over de plaats waar het volk God in het lánd zou gaan dienen. Aan het eind van het boek wijst Mozes Jozua als zijn plaatsvervanger aan, zingt hij zijn machtige, profetische lied en geeft hij het volk zijn zegen, elke stam afzonderlijk. Een aanhangsel beschrijft ten slotte zijn dood.
Inleiding
Heeft Mozes over zijn eigen dood en begrafenis geschreven? Dat is een vraag die je nog weleens hoort uit de hoek van de liberale theologie, met het doel de Bijbel in diskrediet te brengen. Ik denk van niet. Mogelijk is het door Mozes’ opvolger, Jozua, gedaan en als een aanhangsel aan het boek toegevoegd. Het komt ook in onze tijd voor dat iemand anders een boek afsluit bij een onverwacht overlijden van de schrijver. Daar is niets mis mee. Mozes was niet bang om de berg op te gaan, want hij ging ‘als een arbeider die zich niet hoeft te schamen’ (2Tim.2:15). Mozes had het volk uit Egypte gehaald en was er veertig lange jaren mee door de woestijn gereisd op weg naar het beloofde land. Zijn taak was nu volbracht en hij was klaar om God te ontmoeten en zijn loon te ontvangen (2Kor.5:10).
Mozes, de knecht des Heren
‘Toen stierf Mozes, de knecht des Heren, aldaar in het land Moab, volgens des Heren Woord’ (vs.5)
Wat een voorrecht om een ‘knecht des Heren’ genoemd te worden! Mozes was dat omdat hij daarvoor gekozen had, want ‘Mozes weigerde een zoon van Farao’s dochter genoemd te worden, omdat hij er de voorkeur aan gaf met het volk van God slecht behandeld te worden, boven een tijdelijke genieting van de zonde, en de smaad van Christus groter rijkdom achtte dan de schatten van Egypte’ (Heb.11:24-26). Die beslistheid was een belangrijk kenmerk van Mozes’ karakter. Hij was trouw in heel Gods huis (Heb.3:5). Zijn eerbied voor Gods Naam was diepgeworteld, zijn toewijding voor Gods zaak was compleet en zijn vertrouwen in Gods Woord was groot. Hij was een trouwe knecht van God van de dag af dat hij geroepen werd bij het brandende braambos tot aan het uur dat hij de berg Nebo op ging om te sterven. Mozes was vertrouwd geraakt met de dood, want een hele generatie was Mozes daarin al voorgegaan, ze waren allen gevallen in de woestijn (Heb.3:16-19). Alleen Jozua en Kaleb behoorden tot de gelukkigen die het land zouden beërven, omdat ze de Here trouw waren gebleven (Num.14). Mozes heeft het resultaat van zijn arbeid niet mogen meemaken. Hoe vaak horen of lezen we niet van gelovigen die maaien waar anderen hebben gezaaid? David mocht ook de tempel niet bouwen, hij mocht wel de voorbereidingen treffen. Zijn zoon Salomo heeft het dan mogen voltooien. De taak die God ons geeft is altijd beperkt omdat het Zijn werk is! ‘Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God heeft de groei gegeven’ (1Kor.3:6)
Mozes ging overeenkomstig het Woord
‘Toen stierf Mozes, de knecht des Heren, aldaar in het land Moab, volgens des Heren Woord’ (vs.5)
God had een afspraak met Mozes. Het volk zou binnenkort het beloofde land binnentrekken en Mozes wist dat hij dat niet zou meemaken. In het boek Numeri lezen we dat Mozes en Aäron gezondigd hadden tegen de Here door op de rots te slaan in plaats van ertegen te spreken. Een foutje zouden wij zeggen, maar voor de Here betekende dat veel meer. Het is niet belangrijk wat wij zonde noemen, maar wat God zonde noemt. Het gevolg van het niet doen van wat God had geboden, was dat ze het land niet in mochten. ‘Maar de Here zeide tot Mozes en Aäron: Aangezien gij op Mij niet vertrouwd hebt en Mij ten aanschouwen van de Israëlieten niet geheiligd hebt, daarom zult gij deze gemeente niet brengen in het land dat Ik hun geef’ (Num.20:12). Aäron is dan kort daarna, na het vertrek uit Kades, bij de berg Hor gestorven; ook volgens het Woord van God (Num.20:24). Mirjam was al eerder te Kades gestorven (Num.20:1). God houdt Zich aan zijn afspraak. Het was dan ook geen verrassing voor Mozes dat ook hij, voordat het volk het land zou binnentrekken, zou sterven ‘volgens des Heren Woord’. Hij had genoeg aanwijzingen gehad om in te zien dat ook hij binnenkort zou sterven en hij was bereid om zijn God te ontmoeten. En u? ‘Bereid u om uw God te ontmoeten’ (Amos 4:12)Mozes mocht het land zien
‘Toen beklom Mozes uit de velden van Moab de berg Nebo, de top van de Misga, die tegenover Jericho ligt, en de Here liet hem het gehele land zien’ (Deut.34:1)
Hij ging naar boven om te sterven, maar hij mocht eerst het land nog zien. De ‘droom’ die hij al die jaren met zich mee had gedragen zou nu werkelijkheid worden. Hij mocht het land niet fysiek binnentrekken, maar in de Geest wel. Mozes had de Here nog eens gevraagd om het land te mogen binnentrekken, zo groot was zijn verlangen om het te zien, maar de Here had gezegd: ‘Laat het genoeg zijn, spreek Mij niet meer over deze zaak’ (Deut.3:26). Een aantal keren ben ik in de gelegenheid geweest om de berg Nebo te bezoeken en je hebt vandaar een geweldig uitzicht over de vlakte van Jericho. Ik heb mij laten vertellen dat je bij goed zicht de Middellandse Zee kunt zien. In deze laatste ontmoeting op aarde laat de Here Mozes het gehele land zien en verzekert hem nog eens dat het dit land was dat Hij onder ede aan Abraham, Izaäk en Jakob beloofd had hen te zullen geven. Wat is onze ‘droom’ gedurende onze aardse reis? Misschien heeft u ‘in de Geest’ daarvan al een glimp opgevangen tijdens uw aardse reis en heeft het uw verlangen aangewakkerd. Vroeg of laat zullen u en ik ook naar boven gaan en zal het gelovig aanschouwen worden. Dan ‘zullen wij Hem zien zoals Hij is’ (1Joh.3:2). ‘Wij zullen in gerechtigheid zijn aangezicht aanschouwen, en bij het ontwaken ons verzadigen met zijn beeld’ (Ps.17:15). Vele jaren later is Mozes toch nog in het land geweest toen hij met de Heer Jezus op de berg der verheerlijking was (Mat.17:3). ‘Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God; wanneer zal ik komen en voor Gods aangezicht verschijnen?’ (Ps.42:3).
Mozes ontmoet zijn God
‘Toen stierf Mozes, de knecht des Heren, aldaar in het land Moab, volgens des Heren woord’ (vs.6)
Mozes ging naar boven naar de berg Nebo, de top van de Pisga. Wat een gedachte! In de Geest de berg op naar de ‘poort des hemels’ (Gen.28:17) om voor Gods aangezicht te verschijnen. Om ‘met Christus te zijn’, zou Paulus later zeggen (Fil.1:23). Zij die al in gemeenschap met God op de top van de berg leven, zoals Abraham (Gen.18), hoeven niet ver meer te gaan als ze naar huis worden geroepen. Mozes stierf naar Gods Woord (vs.5). Ook wij sterven naar Gods woord, want ‘het is elk mens gezet om eens te sterven’ (Heb.9:27). Ook wij, Gods kinderen, zullen eenmaal onze God ontmoeten en op die ‘reis’ en die ontmoeting kan niemand je vergezellen. Er is ook nog een ander aspect dat vermeld dient te worden en dat gaat over de beloning die we zullen ontvangen. Gods Woord is daar duidelijk over en we moeten dat niet minimaliseren. Alle gelovigen zullen namelijk ook eenmaal voor de rechterstoel van Christus komen te staan om te ontvangen naar wat in hun lichaam is gedaan, hetzij goed hetzij kwaad (2Kor.5:10). Mozes had geen gemakkelijk leven gehad en soms op het punt gestaan om het bijltje erbij neer te gooien, maar hij was trouw aan God gebleven. Hij had met tranen gezaaid en zou nu met gejuich gaan oogsten (Ps.126:5). ‘God is niet onrechtvaardig om uw werk te vergeten’ (Heb.6:10); dat is van toepassing op Mozes maar ook op elke gelovige. ‘Uw, mijn, ons werk voor de Heer is niet vergeefs’ (1Kor.15:58). Mozes ging naar huis bij God. Sterven in Gods nabijheid is eigenlijk overgaan in zijn eeuwig blijvende aanwezigheid. ‘Gelukkig de doden die in de Heer sterven’ (Op.14:13). Mozes zou ‘in het huis des Heren verblijven tot in lengte van dagen’ (Ps.23:6). ‘Daar komt geen vreemde God mij tegen, neen, het is mijn Vader en mijn God’
Mozes’ begrafenis
‘En Hij begroef hem… en niemand heeft zijn graf geweten tot op de huidige dag’ (vs.6)
Er was niemand aanwezig toen Mozes stierf dan God alleen. Wij zouden wensen dat onze man of vrouw, kinderen of vrienden rondom ons sterfbed zouden staan om afscheid te nemen en ons te troosten; Mozes was alleen! Hij leefde alleen en stierf alleen! Maar een mooier ‘sterfbed’ dan Mozes heeft niemand gehad. Hij was nu veilig in Jezus’ armen! Zijn taak zat erop, hij had de goede strijd gestreden, zijn loop beëindigd en het geloof behouden en nu lag voor hem gereed de kroon van de gerechtigheid (2Tim.4:7-8). En God begroef Mozes, zijn knecht, heel persoonlijk, heel intiem. De duivel meende nog een recht op Mozes’ lichaam te hebben (Judas:9), maar God had hem begraven in een dal en niemand wist waar het graf van Mozes was. Het lichaam behoort de Heer toe evenals de geest (1Kor.6:19). ‘Strijd’ de Heer ook nu niet om ons lichaam (Rom.12:1)?
Voordat Mozes stierf heeft hij zijn opvolger Jozua aangesteld (Deut.31:1-8), zijn (afscheids-) lied gezongen (Deut.32) en het volk nog gezegend, elke stam afzonderlijk (Deut.33). ‘Toen Mozes stierf was zijn oog niet verduisterd en zijn kracht was niet geweken’ (vs.7). Wellicht zal het er lichamelijk anders aan toe gaan bij ons dan bij Mozes (Ps.90:10). Maar wat de ‘nieuwe mens in Christus’ aangaat, diens oog zal niet verduisterd, noch diens kracht gebroken zijn. ‘Wie de Here verwachten, putten nieuwe kracht. Zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moede; zij wandelen, maar worden niet mat’ (Jes.40:31). Zij die in de Heer sterven, sterven in zijn kracht. Door Hem zal ons oog niet verduisteren en onze kracht niet wijken. God begraaft wel zijn knecht, maar Zijn werk gaat door!
Slotwoord
De dood is iets waarover de mensen niet graag spreken, terwijl ze echt wel weten dat niemand eraan ontkomt. In de brief aan de Hebreeën staat ‘dat het de mensen gezet is om eenmaal te sterven’ (Heb.9:27). En omdat de mensen de dood wegdrukken uit hun gedachten, komen ze er ook niet aan toe om zich erop voor te bereiden. Hoe kun je je ook op de dood voorbereiden, die kennis is immers in onze geseculariseerde wereld verdwenen. Door de moderne medische wetenschap wordt ook de angst voor de dood voor een groot deel weggenomen door allerlei vormen van pijnstillers. Ook de kijk op de dood in onze tijd en in de westerse cultuur is totaal anders. Hoe vaak hoor je niet zeggen: dat de dood bij het leven hoort! Voorbereiden om een ontmoeting met God? Kom nou! Bangmakerij. God is toch dood?
Maar de Bijbel zegt dat we te maken hebben met een ‘Levende God’! Wanneer zal ik, zult u komen om voor Gods aangezicht te verschijnen? (Ps.42:3). Het leven is kort en het is vrijwel zeker dat u Mozes’ leeftijd niet zult bereiken. Misschien behoort u tot de sterken en wordt u tachtig jaar, maar vergeet uw afspraak niet, waarvan God alleen het tijdstip weet, en bereid u voor want ‘Het is vreselijk om te vallen in de handen van de levende God’ (Heb.10:31). Het is nu nog de tijd van genade, dus laat u met God verzoenen (2Kor.5:21). God heeft geen behagen in de dood van de zondaar, maar veeleer daarin dat hij zich bekeert en leeft (Ez.18:23).