Nieuwe Testament – Omgangs vormen – Een christelijke etiquette? – Markus 9

18 juli, 2023

Bijbelboeken: Marcus

Omgangsvormen

Markus 9-10

‘Een christelijke etiquette?’

Inleiding

‘Opdat je weet hoe men zich moet gedragen in het huis van God dat is de gemeente van de levende God, de pilaar en de grondslag van de waarheid’ (1Tim.3:15)

 Een christelijke etiquette? Waarvoor is dat nodig, en wat is eigenlijk een etiquette? Laten we met het laatste maar beginnen: Een etiquette of het decorum is een geheel van cultuurgebonden beleefdheidsregels en de omgangsvormen. De kern van de etiquette is: rekening houden met de gevoelens van anderen en met de gebruiken in een samenleving, in alle situaties waarin mensen met elkaar omgaan. Als volgeling van Jezus Christus zijn we wel in de wereld maar niet van de wereld (Joh.17:14) en in die wereld komen we met veel mensen in aanraking. En dan komt de vraag naar boven: Hoe dienen christenen zich te gedragen ten opzichte van elkaar, andersdenkenden, zichzelf, huwelijkspartner, kinderen en aardse bezittingen? Neem nu een gemeente of kerk die bestaat uit allerlei verschillende personen die in veel opzichten van elkaar kunnen verschillen. De apostel Paulus spreekt van ‘zwakken en sterken’ (Rom.14:1), geestelijken en on-geestelijken (Gal.6:1); kinderen en volwassenen in het geloof (1Kor.3:1). En dan spreken we nog niet van verschillende taalgroepen, culturele achtergronden en maatschappelijke posities, rijk of arm. Het is u nu wel duidelijk dat een ‘christelijke etiquette’ helemaal nog niet zo gek is, als u op het eerste gezicht zou denken, en daarover gaat dit artikel.

Houding ten opzichte van elkaar

‘En zij kwamen in Kapernaüm; en toen Hij in huis was, vroeg Hij hun: Wat hebt u onderweg overlegd? Zij zwegen echter, want onderweg hadden zij er onder elkaar woorden over gehad wie de grootste was. En Hij ging zitten, riep de twaalf en zei tot hen: Als iemand de eerste wil zijn, zal hij de laatste van allen en aller dienstknecht zijn’ (9:33-35)

Markus 9 begint met de vermelding van drie discipelen die met de Heer Jezus op de berg der verheerlijking waren geweest, en dat Hij met hen had gesproken over zijn lijden en sterven (9:2-13, 30-32). Het lijkt dan ook niet gepast dat de discipelen er daarna met elkaar over hadden gesproken ‘wie van hen de grootste zou zijn’. Maar het is mogelijk, omdat de Heer Jezus had gesproken over zijn heengaan, dat daardoor de gedachte bij de discipelen opkwam wie dan de opvolger, de grootste of belangrijkste, moest zijn (Luk.22:24). In de wereld ben je ‘groot’ als anderen voor je werken, maar de boodschap van de Heer Jezus is dat ‘groot zijn’ zichtbaar wordt in het dienen van de ander. In Gods koninkrijk gelden heel andere normen dan in de wereld. ‘De grootste van u echter zal uw dienstknecht zijn. Wie nu zichzelf zal verhogen, zal worden vernederd; en wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden’ (Mat.23:11-12). En hoe is onze houding in de gemeente ten opzichte van mijn broeder of zuster, worden daar bovenstaande Bijbelse beginselen in de praktijk gebracht? Zijn we tegenover elkaar met nederigheid omgord, zoals de apostel Petrus ons daartoe oproept? (1Petr.5:5). Ware nederigheid betekent: zelfkennis, zelfacceptatie, je niet méér voordoen dan je bent, en jezelf geven aan de ander. ‘Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen!’ (10:45). De ‘christelijke etiquette’ voor gelovigen onder elkaar is: ‘Laat elk in nederigheid de ander uitnemender achten dan zichzelf; laat ieder niet alleen op zijn eigen belangen, maar ook op die van anderen zien’ (Fil.2:3-4).

Houding ten opzichte van andersdenkenden

‘En Johannes zei tot Hem: Meester, wij zagen iemand die ons niet volgt, in uw naam demonen uitdrijven, en wij hebben het hem verhinderd, omdat hij ons niet volgde. Jezus echter zei: Verhindert het hem niet; want er is niemand die een kracht zal doen zal in mijn naam en kort daarna smadend van Mij zal kunnen spreken. Want wie niet tegen ons is, die is vóór ons’ (9:38-40)

Er was wellicht jaloersheid in het hart van de discipelen ontstaan omdat zij hadden gefaald in het uitdrijven van een stomme geest (Mark.9:18), terwijl anderen, die ‘ons niet volgen’, wel succes gehad hadden. Jaloersheid, die ook bij ons kan opkomen wanneer we horen dat in andere gemeenten Gods Geest overduidelijk aan het werk is en bij ons niet. Het antwoord van de Heer is duidelijk: ‘Wie niet tégen ons is, is vóór ons’. Met het oog op andere gelovigen zouden ook wij de raad van Gamaliël ter harte moeten nemen, die heeft gezegd: ‘Blijft af van deze mensen en laat hen begaan; want als deze raad of dit werk uit mensen is, zal het verbroken worden. Als het echter uit God is, zult u hen niet kunnen verbreken, opdat u niet misschien ook strijders tegen God blijkt te zijn’ (Hand.5:38-39). Laten we blij zijn in de zegen die God schenkt, waar of hoe dat dan ook mag plaatsvinden, en het oordeel aan God overlaten. ‘Wie bent u, dat u andermans huisknecht oordeelt? Of hij staat of valt, gaat zijn eigen heer aan’ (Rom.14:4). Uiteraard gaat het hier niet over valse leer, daar dienen we tegen op te treden! De volgende uitspraak die toegeschreven wordt aan Augustinus kan ons, in het omgaan met andersdenkenden, tot leidraad dienen: ‘In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid, en in alles de liefde’. We zouden het van harte met elkaar oneens moeten kunnen zijn!

Houding ten opzichte van onszelf

‘En als uw hand u een aanleiding tot vallen is, hak die af; het is beter voor u verminkt het leven in te gaan, dan met twee handen naar de hel te gaan, naar het onuitblusbaar vuur. En als uw voet u een aanleiding tot vallen is, hak die af; het is beter voor u kreupel het leven in te gaan, dan met twee voeten in de hel geworpen te worden. En als uw oog u een aanleiding tot vallen is, werp het uit; het is beter voor u met één oog het Koninkrijk van God in te gaan, dan met twee ogen in de hel geworpen te worden, waar hun worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust’ (9:43-48)

‘Onderzoekt dan uzelf of u in het geloof bent; beproeft uzelf’ (2Kor.13:5). Tegenover anderen mens en/of gelovige moeten we mildheid tonen, maar naar onszelf toe is soms een radicale oplossing noodzakelijk. Leer en praktijk vallen in het christelijk geloof niet te scheiden. Vanaf het begin van ons christen-zijn moet er een ‘verandering in ons denken’ plaatsvinden, zodat het nieuwe leven dat we in Christus ontvangen hebben tot volle ontplooiing kan komen, opdat wij in ‘nieuwheid van leven’ zouden wandelen (Rom.6:5). Dat vergt een verandering van ons gehele mens-zijn. De vraag is hier dan ook of wij bereid zijn onszelf te corrigeren. In dit gedeelte van Markus worden de hand (vgl. Ef.4:28 ‘Laat hij die een dief was, niet meer stelen’), de voet (vgl. Spr.1:15 ‘Mijn zoon, ga niet met hen – de zondaars – op weg; weerhoud uw voet van hun pad’) en het oog (vgl. Job 31:1 ‘Ik had met mijn ogen een verbond gesloten’) genoemd. De zonde heeft gevolgen die ook na onze bekering nog werkzaam kunnen zijn. U begrijpt dat we niet werkelijk onze hand of voet moeten afhakken of ons oog uitrukken, maar we moeten aan onszelf werken in de kracht van de Heilige Geest opdat deze dingen geen aanleiding zouden zijn om te zondigen. We moeten leren onszelf te beoordelen en te veroordelen in datgene waar het fout zit in ons leven, het belijden en wegdoen. Dat betekent niet slechts het verkeerde na te laten en te veroordelen, maar ook het goede te doen. Jakobus zegt in dit verband: ‘Wie dan weet goed te doen en het niet doet, voor die is het zonde’ (Jak.4:17).

Houding ten opzichte van de partner

‘En de Farizeeën kwamen bij Hem en vroegen Hem of het een man geoorloofd is zijn vrouw te verstoten, -om Hem te verzoeken. Hij nu antwoordde en zei tot hen: Wat heeft Mozes u geboden? Zij nu zeiden: Mozes heeft toegestaan een scheidbrief te schrijven en haar te verstoten. Jezus nu zei tot hen: Om de hardheid van uw hart heeft hij u dit gebod geschreven. Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen; en die twee zullen tot één vlees zijn, zodat zij niet meer twee zijn, maar één vlees zijn. Wat dan God heeft samengevoegd, laat een mens dat niet scheiden’ (10:2-9)

Eigenlijk kwamen de Farizeeën bij Jezus met de vraag: Wat zijn de wettelijke mogelijkheden voor een scheiding? Deze vraag stond in verband met de uitleg van Deut.24:1-5. De wet van Mozes zegt niet dat overspel grond voor een scheiding was. De overspeler of overspeelster moest door steniging ter dood worden gebracht (Deut.22:22, Lev.20:10, Joh.8:1-11 (Deut.17:5). Denk in dit verband ook aan David en Bathseba (2Sam.11-12; Ps.51). De Heer sluit de mogelijkheid van een scheiding niet uit maar zegt tot hen: ‘Om de hardheid van uw hart heeft hij u dit gebod geschreven, namelijk een scheidbrief te schrijven. ‘Maar van den beginne is het zo niet geweest’ voegt Mattheüs toe (19:8). De scheidbrief diende om de vrouw te beschermen, zodat men haar niet om allerlei onbenullige redenen kon wegsturen. De woorden ‘om de hardheid van uw hart’ zijn veelzeggend! We worden in onze dagen overspoeld door echtscheidingen en ook gelovigen ontkomen er niet aan. Het is dan ook goed om eens na te denken over ons huwelijk en onszelf de vraag te stellen: Hoe is mijn verhouding tot mijn vrouw of man? Is mijn huwelijk een weerspiegeling van wat de Schrift zegt: ‘Vrouwen, weest aan uw eigen mannen onderdanig als aan de Heer’ – ‘Mannen, hebt uw vrouwen lief, evenals ook Christus de gemeente heeft liefgehad’ (Ef.5:22, 25).

Houding ten opzichte van kinderen

‘En zij brachten kinderen bij Hem, opdat Hij hen zou aanraken; de discipelen echter bestraften hen. Toen Jezus echter dit zag, nam Hij het hun zeer kwalijk en zei tot hen: Laat de kinderen bij Mij komen, verhindert ze niet, want van zodanigen is het koninkrijk van God. Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind; zal er geenszins binnengaan. En Hij nam ze in zijn armen, legde zijn handen op hen en zegende hen’ (10:13-16)

Kinderen zijn afhankelijk van anderen, ze aanvaarden zichzelf zoals ze zijn, ze zijn zichzelf. Kinderen zijn hulpeloos, niet bij machte om zichzelf te redden, totaal afhankelijk van de genade en ontferming van God en ouders. Wat doen kinderen als ze zich verwonden of een probleempje hebben? Ze gaan ermee naar hun moeder of vader. Het onderwerp hier is onze verhouding tot de kinderen en vooral hoe kunnen we hen met God in contact brengen. We zullen waarschijnlijk allemaal tegen abortus zijn, maar er wordt in deze dagen ook veel ‘geestelijke’ abortus gepleegd doordat kinderen de omgang met de Heer Jezus wordt ontzegd! Brengen wij onze kinderen bij de Heer, of houden wij ze van de Heer af? Wat ‘sparen’ wij voor de kinderen? ‘Want niet de kinderen behoren schatten te verzamelen voor hun ouders, maar de ouders voor de kinderen’ (2Kor.12:14). Ik ga er niet vanuit dat wat de apostel Paulus schrijft, over financiën gaat; dat blijkt wel uit het volgende vers, waar hij spreekt over ‘mijzelf opofferen voor uw zielen’. In hoeverre offeren wij, ouders, onszelf op voor onze kinderen. Misschien kan het voorbeeld van Job hier tot hulp zijn, waarvan geschreven is: ‘Telkens wanneer de dagen van het feestmaal om waren, ontbood Job zijn kinderen en heiligde hen; hij stond dan des morgens vroeg op en bracht voor ieder van hen een brandoffer, want Job dacht: Misschien hebben mijn kinderen gezondigd en in hun hart God vaarwel gezegd. Zo deed Job altoos weer’ (Job1:5). Op die manier bracht Job zijn kinderen bij God en wij mogen, wat dat betreft, navolgers van hem zijn.

Houding ten opzichte van je bezittingen

‘Jezus nu keek (de rijke man) aan en had hem lief, en Hij zei tot hem: Eén ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat u hebt en geef het aan de armen, en u zult een schat hebben in de hemel, en kom, volg Mij. Hij echter werd treurig over dat woord en ging bedroefd weg, want hij had vele bezittingen. En terwijl Jezus rondkeek, zei Hij tot zijn discipelen: Hoe moeilijk zullen zij die vermogen hebben het koninkrijk van God binnengaan’ (10:20-23)

Onze westerse wereld die een consumptiemaatschappij is, in vergelijking met veel landen in andere continenten, een zeer materialistische wereld. Ik ben in meer dan vierendertig landen en in verschillende continenten geweest en ik denk dat ik dat kan zeggen. Heeft het de mensen gelukkiger gemaakt? Zolang wij bezittingen hebben is er niets aan de hand, maar als de bezittingen ons ‘hebben’, gaat er van alles mis. De waarschuwing: ‘Hebt de wereld niet lief, noch wat in de wereld is’ (1Joh.2:15), dienen we serieus te nemen. In de gelijkenis van de zaaier zien we wat de gevolgen zijn wanneer ‘de zorgen van de wereld en het bedrog van de rijkdom en de begeerten naar al het andere’ een plaats krijgen in het hart en leven van een gelovige; het Woord wordt verstikt en onvruchtbaar (Mark.4:19). Een Bijbels voorbeeld vinden we in de persoon van Demas, van wie Paulus schrijft dat hij ‘mij uit liefde voor de tegenwoordige wereld verlaten heeft’ (2Tim.4:10). Materialisme is een sterk verlangen naar bezit en geld, maar bedenk dat ‘een wortel van alle kwaad de geldzucht is. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord’ (1Tim.6:10). De woorden van de discipelen: ‘Wij hebben alles verlaten en zijn u gevolgd’, kan een mogelijke reactie zijn op wat de Heer Jezus eerder tegen de rijke man had gezegd: ‘Eén ding ontbreekt u: ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten; kom dan terug en volg mij’ (Mark.10:21). Het is goed om geld te hebben om allerlei dingen te kunnen kopen; maar laten we ervoor zorgen dat je de dingen, die je niet met geld kunt kopen niet kwijtraakt!

______________________________________________________________________________________________________________________________________________________