Nieuw Testament – Openbaring 4 – De troon in de hemel

22 juli, 2023

Bijbelboeken: Openbaring van Johannes

Nieuw Testament

De troon in de hemel

Openbaring 4

Inleiding

Openbaring 4 begint met het woordje ‘hierna’, dat aangeeft dat er een periode is afgesloten, namelijk de geschiedenis van de kerk (Op.2 en 3), maar toont ons ook wat ná het ‘hierna’ gaat gebeuren. Met andere woorden de hoofdstukken 4 en 5 vormen eigenlijk een ‘tussenzin’. De tijd van genade ligt achter ons en de tijd van oordelen vóór ons. De aandacht wordt in deze twee hoofdstukken gericht op (1) de troon in de hemel, en (2) het boek en het Lam. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het sleutelwoord van hoofdstuk vier en vijf het woord ‘troon’ is, dat twaalf keer wordt vermeld. Zesenveertig keer wordt het in het boek Openbaring vermeld. Het boek Openbaring laat er geen twijfel over bestaan dat vanuit de troon van God de wereld wordt bestuurd en niet vanuit de tronen van wereldse koningen of machthebbers. ‘De Here heeft zijn troon in de hemel gevestigd, zijn koningschap heerst over alles’ (Ps.103:19; Spr.8:15; Dan.2:21, 37-39).

Uit Jezus’ rede over de laatste dingen (Mat.24), weten we hoe het erin de wereld zal toegaan voordat het uur van de verzoeking dat over het hele aardrijk zal komen (Op.3:10) begint. Daar wordt gesproken over ‘de dagen van Noach’ en ‘de dagen van Lot’ waarin de mensen leefden alsof er niets aan de hand was (Mat.24:37; Luk.17:28). Tot op de dag dat Noach in de ark ging, en zij het niet merkten, totdat het oordeel kwam en hen allen wegnam (Mat.24:37-30). De gebeurtenissen die de laatste jaren plaats hebben gevonden zijn al een indicatie van wat nog gaat komen. Er is sprake van een toenemende onrust onder de mensen, en een toenemend gebrek aan vertrouwen in elkaar. De discussie met betrekking tot het coronavirus en de vaccinaties is daar een indicatie van. Op politiek gebied denken we aan de recente gebeurtenissen in de Verenigde Staten, die de samenleving daar voor lange tijd zal verdelen.

Vers 4:1 sluit dat ook naadloos aan op Openbaring 2 en 3, waar de geschiedenis van de Kerk in notedop wordt beschreven, en beëindigd is. Een nieuwe periode van Gods handelen met deze wereld, zijn schepping, breekt aan, dat zijn de dingen die ‘hierna zullen gebeuren’ (1:19) en die vermeld staan vanaf hoofdtuk 5 tot aan het einde van het boek Openbaring. De ure der verzoeking (Op.3:10) neemt een aanvang met Op.4 en duurt voort tot Op.19. De Grote Verdrukking vormt slechts de laatste fase van deze gebeurtenis, nl. de laatste drieëneenhalf jaar van Daniël 70 jaarweken (Dan.9) en heeft vooral betrekking op het overblijfsel van het volk Israël.

De ene deur op aarde gaat dicht, maar een andere deur gaat open, maar dan in de hemel. Waar komt Johannes terecht en wat ziet hij daar? Waar kwam Johannes terecht is niet het huis van de Vader (Joh.14:2), de definitieve bestemming van de gelovige, maar in de hemelse troonzaal van God en de oordeelstroon. Daarvan lezen we in het boek Job het volgende: ‘Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de Here te stellen en onder hen kwam ook de satan’ (Job.1:6; 2:1).

De dag van de toorn en van de openbaring van het rechtvaardig oordeel van God is aangebroken (Rom.2:5). Op verschillende plaatsen in de Schrift wordt duidelijk gemaakt dat de toorn van God niet bestemd is voor de gelovigen maar voor de ongehoorzamen (Kol.3:6). De gelovigen zijn gerechtvaardigd door Jezus’ bloed, en worden door Hem behouden van de toorn’ (Rom.5:9). Door de Heer Jezus, worden wij verlost van de komende toorn, doordat wij opgenomen voor het oordeel’ (1Thes.1:10: 5:9).

De Schepper op de troon

Gelovigen, die de god van deze eeuw, de wetenschap, gevolgt zijn en geloven in het ontstaan van mens en dier door middel van evolutie, zullen hun ogen uitwrijven wanneer ze zien wie er op de troon zit! God als Degene die alle dingen heeft geschapen, en door wiens wil ze bestonden en zijn geschapen’ (4:11). God heeft in Christus alles geschapen, dat is het getuigenis van de Schrift: ‘Alle dingen zijn door Hem geworden, en zonder Hem is niet één ding geworden dat geworden is’ (Joh.1:3, 10). Dit wordt verder uitgediept door de apostel Paulus in de brief aan de Kolossers, wanneer hij zegt dat Christus ‘het beeld is van de onzichtbare God, de eerstgeborene van de hele schepping, want in Hem zijn alle dingen geschapen in de hemelen en op aarde, de zichtbare en de onzichtbare, het zij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten: alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen. En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan samen in Hem’ (Kol.1:15-17; Heb.1:2).

De heerlijkheid van de troon

Romdom de troon was een regenboog, het symbool van het verbond van God met deze aarde. ‘En God zeide: Dit is het teken van het verbond, dat Ik geef tussen Mij en u en alle levende wezens, die bij u zijn, voor alle volgende geslachten: mijn boog stel Ik in de wolken, opdat die tot een teken zij van het verbond tussen Mij en de aarde. Wanneer Ik dan wolken over de aarde breng en de boog in de wolken verschijnt, zal Ik mijn verbond gedenken, dat tussen Mij en u en alle levende wezens van alle vlees bestaat, zodat de wateren niet weer tot een vloed zullen worden om al wat leeft te verderven. Als de boog in de wolken is, dan zal Ik hem zien, zodat Ik mijn eeuwig verbond gedenk tussen God en alle levende wezens van alle vlees, dat op aarde is. En God zeide tot Noach: Dit is het teken van het verbond, dat Ik heb opgericht tussen Mij en al wat op de aarde leeft’ (Gen.9:12-17).

De eerste verschijning van de regenboog als teken van Gods verbond met de aarde was ná de zondvloed (Gen.9). Tijdens de storm zien we de boog in het boek Ezechiël. ‘Zoals de aanblik is van de boog, die in de regentijd in de wolken verschijnt, zo was de aanblik van die omhullende glans. Aldus was het voorkomen der verschijning van de heerlijkheid des Heren’ (Ez.1:28). En vóór de storm, Gods oordeel, zien we de regenboog in Openbaring 4:3.

De oudsten rond de troon

Wie mogen we indentificeren met deze vierentwintig oudsten? De algemene gedachte is dat het hier gaat om de verheerlijkte gelovigen van het Oude en Nieuwe Testament. ‘En deze allen – de geloofshelden vermeld in Hebreeën 11 – die door hun geloof getuigenis hebben verkregen, hebben de belofte niet ontvangen, daar  God voor ons iets beters had voorzien, opdat zij niet zonder ons tot volmaaktheid zouden komen’ (Heb.11:40; Op.19:9). Volgende overwegingen liggen aan die visie ten grondslag: (1) De oudsten kunnen geen engelen zijn, want engelen zitten nooit op tronen en worden niet gekroond. Daarbij komt (2) dat in Op.5:11 en 7:11 engelen van de oudsten worden onderscheiden. (3) In Op.5:8-10 zingen de oudsten – er is in de Bijbel geen vermelding dat engelen zingen – en in dat lied zingen ze van verlossing, wat een engel niet van kan getuigen. In Op.5:12 spreken de engelen, terwijl de oudsten zingen. (4) Aantallen engelen worden nooit genoemd. (5) De naam ‘oudsten’ duidt op volwassenheid; engelen zijn tijdloze wezens. (6) Oudsten verrichten priesterwerk, engelen niet (Op.5:8). In het Oude Testament is sprake dat 24 priesters in de tempel dienst deden (1Kron.24:3-5; Luk.1:5-9). De oudsten verenigen zich met de wezens in hun aanbidding en en werpen hun kronen voor de troon neer (4:10). Deze kronen zijn een symbool voor de beloning die de gelovigen hebben ontvangen voor hun dienst voor God op aarde (bijvoorbeeld Jak.1:12; Op.2:10).

De oordelen van de troon

Zoals eerder gezegd, zien we in de troonzaal van God een oordeelstroon en geen genadetroon (Heb.4:16), want ‘van de troon gingen bliksemstralen, stemmen en donderslagen uit…!’ (4:5). Een periode van toorn is aangebroken en de beschrijving daarvan vinden we vanaf hoofdstuk 6-18. Grote, verschrikkelijke rampen zullen de aarde treffen, ‘terwijl mensen het besterven van bangheid en verwachting van de dingen die over het aardrijk komen’ (Luk.21:26). De Heer Jezus spreekt over de tijd, dat er dan een grote verdrukking zal zijn zoals er niet geweest is van het begin van de wereld af tot nu toe en er ook geenszins meer zal komen’ (Mat.24:21). Die tijd zal gekenmerkt worden door grote politieke omwentelingen in de machtverhoudingen in de wereld, gepaard gaande met een economische chaos (Op.13:16vv.). Het midden-oosten en in het bijzonder het land Israël zal de spil zijn waar het allemaal om zal draaien. Zaken die allemaal tekenen zijn en voorafgaan aan de komst van Christus in heerlijkheid. De toorn van het Lam is gekomen en wie kan bestaan? (Op.6:16). Het is niet helemaal duidelijk wie bedoeld zijn met ‘de zielen onder het altaar die geslacht zijn om het woord van God en om het getuigenis dat zij hadden’, maar het onrecht hen aangedaan, roept om vergelding. ‘Tot hoelang, heilige en waarachtig Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen? (Op.6:9-10). Het is ‘de toorn van het Lam’ wat wil zeggen dat het oordeel door Christus zal worden uitgevoerd (Joh.5:22; Hand.10:42; 17:31; Mat.25:31).

Voor en in het midden van de troon

(1) De lampen spreken van de volheid van de Geest van God. Jesaja spreekt van de Geest van gericht en van uitdelging. (Jes.4:4). Christus heeft de volheid van de Geest, want zeven is het getal van de volheid (Op.3:1). In de huidige genadetijd is een duif het beeld van de Heilige Geest (Joh.1:29-34), maar na de Opname wordt de Geest gesymboliseert door een verterend vuur.

(2) De zee als glas spreekt van volmaakte volmaaktheid en rust. In de tempel van Salomo was een wasvat, ook ‘zee’ genoemd, die diende voor de reiniging van hen die naderden tot God. Hier op aarde is reiniging nog nodig, maar in de hemel niet meer. De zee van glas spreekt ook van volmaakte rust. ‘Maar de goddelozen zijn als de zee, zo opgezweept, dat zij niet tot rust kan komen, en wier wateren slijk en modder opwoelen’ (Jes.27:20). Op de nieuwe hemel en aarde is er geen zee meer (Op.21:1).

(3) De vier levende wezens in het midden van de troon kenmerken Gods handelen in zijn oordelen. (Ez.1; 10; Jes.6). Er is verschil van mening over de interpretatie van deze symbolen. De een geeft de voorkeur aan een uitleg met betrekking tot de schepping, het getal vier verwijst daarnaar. De ander neigt meer om de vier ‘wezens’ te zien als kenmerken waarmee God de oordelen uitvoert: de leeuw staat voor kracht, het kalf voor doorzettingsvermogen, het gezicht van een mens voor inzicht, en tenslotte de arend die voor snelheid staat.

______________________________________________________________________________________________________________________________