Dogmatiek – Christologie – Opstanding van Christus – Deel 9

6 augustus, 2023

Rubrieken: Dogmatiek

                           Christologie

                   De opstanding van Jezus Christus

                                              Deel 9

Inleiding

De Heer is waarlijk opgestaan, Jezus leeft! Dat is de boodschap die wij, gelovigen, in deze wereld mogen verkondigen. Een blijde boodschap, want zonder de opstanding van de Heer Jezus uit de doden is er geen hoop voor de mensheid. De opstanding van de Heer Jezus is de hoeksteen van het Christelijk geloof. Zonder de opstanding is het Christendom niet te verklaren, noch in haar ontstaan of verspreiding. Want in een zeer korte tijd heeft het Evangelie van Jezus Christus de toenmalige Romeinse wereld op zo’n manier beïnvloed dat de hele maatschappelijke orde veranderde. Vooral nadat Constantijn keizer van het Romeinse rijk werd in het jaar 313, en later het christelijk geloof aannam, het christelijk geloof werd in 380 tot staatsgodsdienst verklaard. (Ik ga in dit artikel niet verder in op die gebeurtenis en de gevolgen daarmee verbonden, die kunt u vinden in de rubriek: Kerkgeschiedenis Algemeen’ op mijn website).

We mogen en moeten dan ook waarde van de opstanding van Jezus Christus nooit onderschatten, want daar staat of valt alles mee! Want: – zegt de apostel Paulus – ‘als wij alleen in dit leven op Christus onze hoop gevestigd hebben, zijn wij de ellendigste van alle mensen’ (1Kor.15:19). Met de dood van de Heer Jezus aan het kruis op Golgotha, was het niet afgelopen, je zou kunnen zeggen toen begon het pas goed. ‘Hij is immers in zwakheid gekruisigd, maar leeft door Gods kracht’ (2Kor.13:4). En die boodschap, de boodschap van de opgestane Heer moest verkondigd worden! We volgen de verschillende stadia waarin de discipelen verkeerden na de kruisiging van de Heer Jezus.

Ze dachten de Heer Jezus dood was

Nicodemis, u weet wel ‘die ‘s nachts bij Jezus kwam’ (Joh.3:1) en Jozef van Arimathea, die in het geheim een discipel van de Heer Jezus was (Joh.19:38), hadden het lichaam van Jezus opgevraagd bij Pilatus en in een nieuw graf gelegd in de tuin waar Hij gekruisigd was (Joh.19:41). Daar bleef het bij, want de sabbat brak aan en zij gingen rusten naar het gebod (Luk.23:56). Vroeg in de morgen, op de eerste dag van de week, kwamen dan Maria Magdalena en een andere Maria bij het graf, ze hadden specerijen met zich mee om het lichaam van Jezus te zalven, want ze dachten dat Hij dood was! Ze kwamen bij graf en vroegen zich af hoe ze de steen, die de ingang van het graf afsloot, zouden wegkrijgen, want die steen was zeer groot. Maar tot hun verbazing vonden ze de steen al afgewenteld! Er was eerder een aardbeving geweest (Mat.27:51), en een engel van de Heer was neergedaald uit de hemel, had de steen weggerold en was daarop gaan zitten (Mat.28:2). Dat het graf geopend was, was niet gedaan opdat de Heer Jezus naar buiten zou kunnen komen, maar opdat de vrouwen (en ook wij!), in de mogelijkheid waren om naar binnen te kijken, om zich ervan te overtuigen dat de Heer waarlijk was opgestaan! De engel zei tot de vrouwen: Weest u niet bang, want ik weet dat u Jezus de gekruisigde zoekt. Hij is hier niet, want Hij is opgewekt!’ (Mat.28:5-6). Maria Magdalena en de andere Maria zochten de juiste Persoon, maar op de verkeerde plaats! Ze kwamen naar het graf om het lichaam van de Heer Jezus, die ze de laatste eer wilden bewijzen, te zalven. Ze kwamen naar het graf in de veronderstelling dat de Heer Jezus dood was, maar kregen te horen dat Hij was opgestaan! ‘Waarom zoekt u de Levende bij de doden?’

Ze hoorden echter dat Jezus leefde

Twee engelen stelden Maria Magdalena en de andere Maria de vraag: ‘Waarom zoekt u de Levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinnert u hoe Hij tot u heeft gesproken toen Hij nog in Galiléa was, en zei dat de Zoon des mensen moest worden overgeleverd in handen van zondige mensen en gekruisigd worden en op de derde dag opstaan?’ (Luk.24:5-6). Zo keerden ze op hun schreden terug om de anderen discipelen het grote nieuws te vertellen. Op die terugweg ontmoetten ze de Heer Jezus, en ‘zij kwamen naar Hem toe, grepen zijn voeten en huldigde Hem’ (Mat.28:9). Zij waren de eersten aan wie de Heer Jezus verscheen. Daarna berichtten ze het nieuws van de opstanding aan de elf en al de overigen, maar deze waren niet zo gemakkelijk te overtuigen; deze woorden schenen hen kletspraat en zij geloofden hen niet! (Luk.24:11-12). ‘Eerst zien en dan geloven’, zullen ze wel gedacht hebben. Dus gingen Petrus en de andere discipel, die Jezus liefhad, naar het graf (Joh.20:3), ze zagen de doeken liggen en de zweetdoek die op zijn hoofd was geweest, niet bij de doeken liggen, maar op één plaats afzonderlijk samengerold. Nu was ook voor hen duidelijk, het graf was leeg, de Heer was waarlijk opgestaan.

De opmerkelijke verandering in de houding van die eerste discipelen is bewijs voor de opstanding van Jezus. De ene dag waren ze ontmoedigd en verslagen, de volgende dagen verkondigden zij met grote vreugde en overtuigingskracht Jezus’ opstanding uit de doden. Denk aan de reactie van de Emmaüsgangers, die bedroefd en teleurgesteld terugkeerden van Jeruzalem naar huis, daar een ontmoeting hadden met de Heer Jezus en daarna met een brandend hart op weg gingen om de apostelen te vertellen dat ze met de opgestane Jezus hadden gesproken! En niet zoveel later, in het boek Handelingen, lezen we dat ‘de apostelen met grote kracht getuigenis gaven van de opstanding van de Heer Jezus (Hand.4:33). Wat een verandering, dat kan alleen het geloof in de opgestane Heer in een mens bewerken!

Ze ontmoeten de Heer persoonlijk!

Ze dachten dat Jezus dood was, hoorden dat Hij leefde, en tenslotte ontmoetten ze de Heer Jezus in Persoon. We lezen nergens in de Schrift dat de Heer Jezus, na zijn opstanding, aan ongelovigen verschenen is, enkel aan zijn discipelen! We vinden tot drie keer een vermelding dat de Heer Jezus aan Petrus alleen is verschenen. In de eerste brief aan de Korintiërs lezen we: ‘Dat Christus voor onze zonden gestorven is, naar de Schriften; en dat Hij begraven, en dat Hij op de derde dag is opgewekt, naar de Schriften, en dat Hij aan Kefas is verschenen’ (1Kor.15:3-5). De hier vermelde ontmoeting met de apostel Petrus wordt bevestigd door ‘de elf en de anderen die bij hen waren, samen vergaderd, en zeiden: ‘De Heer is werkelijk opgewekt en is aan Simon verschenen’ (Luk.24:34). En dan nog de ontmoeting met Petrus die beschreven staat in het evangelie naar Johannes 21.

Ook verscheen de Heer Jezus op die dag aan de twee Emmaüsgangers (Luk.24:13-22) en aan de tien discipelen in de bovenkamer in Jeruzalem (Joh.20:19-25). Een week later verscheen Hij nog eens aan de discipelen, maar nu met Thomas erbij (Joh.20:19-25). En ‘daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten tot nu toe in leven, maar sommige ontslapen zijn’ (1Kor.15:6). Deze vele verschijningen van de Heer Jezus aan allerlei verschillende personen, kunnen niet afgedaan worden als hallucinaties, een zintuiglijke beleving die niet overeenkomt met wat er in werkelijkheid gebeurt of door zelfbedrog. De Heer was waarlijk opgestaan!

De dag was voor de vrouwen en de discipelen begonnen met de gedachte dat de Heer Jezus dood was. Toen werd hun verteld dat Hij echter leefde en hadden meerderen een persoonlijke ontmoeting met Hem. Er ontbrak echter nog één ding en dat was dat ze het nieuws van Jezus opstanding mochten verspreiden.

Zij deelden het nieuws van de opstanding met anderen

Het ‘Kom en zie’ werd vervolgd door ‘Ga en vertel!’ In het evangelie naar Mattheüs vinden we de vermelding van, zoals dat wel genoemd wordt, ‘De Grote Opdracht’: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Gaat dan heen, maakt alle volken tot discipelen, hen dopend tot de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest en hen lerend te bewaren alles wat Ik u heb geboden’ (Mat.28). En gehoorzaam aan dat gebod, zijn de discipelen, in hun tijd en wereld, uitgegaan om het evangelie van de genade van God te verkondigen, en is het evangelie ook tot ons gekomen, en wij mogen datzelfde doen in onze tijd en wereld als zij deden in hun tijd! Wij kunnen nu bijna zo’n tweeduizend jaar terugkijken en de grote daden Gods in het verleden opmerken, maar ook het falen van de gelovigen. Het is enkel door Gods genade dat de Gemeente van Jezus Christus in deze tijd nog existeert! In veel kerken wordt de opstanding van Christus niet meer geleerd en/of verkondigd! Het getuigenis van de opgestane Heer is echter het kenmerkend verschil met alle andere religies in de wereld, en als de opstanding van Christus wordt genegeerd of geloochend heeft zo’n kerk geen bestaansrecht meer!

We mogen echter de opstanding van Christus verkondigen uit de overtuiging dat we dat doen op zijn gezag, zo gingen de apostelen erop uit, en zo vinden we het beschreven in het boek Handelingen. ‘In de Naam van Jezus…!’ De eerste gelovigen dienden in zijn Naam. Ze vertrouwden op zijn kracht en leiding. Ze gingen een wereld in niet op eigen gezag, maar op het gezag van Jezus Christus, de Opgestane Heer! Het valt op dat in de verkondiging van het Evangelie veel nadruk werd gelegd op de opstanding van Jezus. Dat komt vooral tot uitdrukking in het boek Handelingen, zoals we in de volgende teksten kunnen lezen. ‘Terwijl zij tot het volk spraken, kwamen de priesters, de hoofdman van de tempel en de sadduceeën op hen af, zeer verstoord dat zij het volk leerden en in Jezus de opstanding uit de doden verkondigden’ (4:1-2). ‘En met grote kracht gaven de apostelen getuigenis van de opstanding van de Heer Jezus, en er was grote genade over hen allen’ (4:33). ‘Daar nu Paulus wist dat het ene deel uit sadduceeën en het andere uit farizeeën bestond, riep hij in de Raad: Mannen broeders, ik ben een farizeeër, een zoon van een farizeeën; over de hoop en de opstanding van de doden sta ik terecht’ (Hand.23:6). ‘Ik heb hoop op God, welke hoop zij zelf verwachten – dat er een opstanding zal zijn van zowel rechtvaardigen als onrechtvaardigen’ (24:15). In het verhaal van Paulus’ bekering zegt hij: ‘Dat de Christus moest lijden en dat Hij als eerste uit de opstanding van de doden een licht zou verkondigen aan het volk als de volkeren’ (26:23). ‘Hij – Paulus – onderhield zich dan in de synagoge met de Joden en met de godsdienstigen, en op de markt elke dag met hen die hij er aantrof. En ook sommige van de Epicurische en Stoïcijnse wijsgeren redetwistten met hem, en sommigen zeiden: Wat wil deze naprater toch zeggen? En anderen: Hij schijnt een verkondiger van vreemde goden te zijn; – omdat hij hun Jezus en de opstanding verkondigde’ (17:17-18). ‘Toen zij – de Atheners – nu van een opstanding van doden hoorden, spotten sommigen; en anderen zeiden: Wij zullen u daarover nog wel eens horen (17:32). Ook in onze tijd zullen we spot horen wanneer we over de opstanding Jezus spreken, maar dat mag ons er nog meer toe aanzetten te verkondigen ‘dat Jezus leeft’ en te getuigen van zijn opstanding uit de doden.

De betekenis van de Opstanding

(1) De opstanding is het bewijs de Heer Jezus Gods Zoon is.

Jezus beweerde dat ‘Hij de macht had het leven af te leggen en weer op te nemen’ (Joh.10:17-18)

(2) De opstanding bevestigt de betrouwbaarheid van de Schrift.

Zowel in het Oude als het Nieuwe Testament wordt de opstanding geleerd (Ps.16:10; 110:1). Wanneer de Heer Jezus niet was opgestaan zouden deze Schriftplaatsen niet zijn vervuld.

(3) De opstanding geeft ons de zekerheid van onze toekomstige opstanding.

Omdat de Heer Jezus is gestorven en opgestaan, zullen ook wij dat ook eenmaal en zijn zoals Hij (1Thes.4:13-18). Feitelijk heeft het christelijk geloof als basis de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Als dit wordt weggelaten, is er geen hoop meer!

(4) De opstanding is het bewijs van een toekomstig oordeel.

‘God beveelt nu aan de mensen, dat zij zich allen overal moeten bekeren, omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij het aardrijk in gerechtigheid zal oordelen door een man die Hij daartoe heeft bestemd, waarvan Hij aan allen zekerheid heeft gegeven door Hem uit de doden op te wekken’ (Hand.17:31)

(5) Het is de grondslag voor Christus’ priesterschap in de hemel.

Omdat de Heer Jezus eeuwig leeft, Kan Hij ‘ook volledig behouden wie door Hem tot God naderen’ (Heb.7:25). Hij leeft om voor ons tussenbeide te treden.

(6) De opstanding is de kracht in het leven als christen.

We zijn niet in staat in eigen kracht voor God te leven. Dat kan alleen als Zijn opstandingskracht in en door ons werkt, opdat we zijn wil kunnen doen en Gods naam verheerlijken (zie: Rom.6:4).

(7) De opstanding is de verzekering van onze toekomstige erfenis.

Omdat wij, gelovigen, een levende hoop bezitten, kunnen we nu al die hoop beleven. Een dode hoop, zal zwakker en zwakker worden, en uiteindelijk uitdoven. Maar omdat de Heer Jezus leeft, hebben we een geweldige toekomst in het vooruitzicht! (1Petr.1:3-5).

Altijd wanneer Gods kinderen samenkomen op de eerste dag van de week geven ze daarmee getuigenis van de opstanding van de Heer Jezus. En dat mogen ze doen ‘Totdat Hij komt!’

____________________________________________________________________________________________