Dogmatiek – Christologie – Beelden van Christus – Deel 8

6 augustus, 2023

Rubrieken: Dogmatiek

Dogmatiek

          Christologie – Beelden van Christus in het Evangelie naar Johannes

Deel 8

Inleiding

Heeft u er al ooit eens over nagedacht wat de consequenties zouden zijn geweest als de Heer Jezus bij zijn komst, zo’n tweeduizend jaar geleden, zou zijn aanvaard als Koning van Israël? (Mat.2:2). Ja, zult u zeggen, dan was het voorzegde Vrederijk aangebroken, een tijd van grote voorspoed voor Israël en de wereld (Jes.9:5-6). Dat is juist, want dat was en is de verwachting wat er zou gaan gebeuren wanneer de Messias zou komen (Luk.24:11; Joh.4:25). Maar zo is het niet gegaan, de zijnen hebben Hem niet aangenomen (Joh.1:11). Maar stel, het was wel gebeurd, wat dan met de zonde en onze zonden, wat was dan de oplossing geweest opdat de mens verzoend zou kunnen worden met God en deel krijgen aan een eeuwig leven in zijn heerlijkheid? Met andere woorden wat was het doel van de komst van de Heer Jezus eigenlijk, koning van de Joden worden, of het Lam van God te zijn die zou sterven voor de zonden van de wereld?

Komen en lijden van Jezus was gewild, bekend en maakte deel uit van de raad van God. De voorzienigheid van God en het handelen van de mens ontmoeten hier elkaar. Moest de Christus niet eerst lijden vóór dat Hij zou heersen? Zou de Heer Jezus aan het begin van zijn openbaar optreden bij Zichzelf gedacht hebben dat de Joden Hem zouden volgen en Hem als hun Koning zouden aanvaarden, en niet zouden doden? Was het Gods bedoeling dat Jezus zou sterven aan een kruis? Het Nieuwe Testament maakt ons duidelijk dat de Heer Jezus het Lam was gekend van vóór de grondlegging van de wereld (Op.13:8). In Petrus’ rede op de Pinksterdag zegt hij dat de Heer Jezus door de bepaalde raad en voorkennis van God is overgeven (Hand.2:23). En veel later in zijn leven vult hij die uitspraak aan met de woorden, dat Christus het Lam was voorgekend van vóór de grondlegging van de wereld (1Petr.1:20). Het kan niet duidelijker! De apostel Paulus sluit zich bij Petrus’ gedachte aan dat het kruis in de raad en hart van God was vanaf het begin, want had God niet het eeuwig leven beloofd vóór de tijden van de eeuwen? (Tit.1:2), en heeft Hij ons niet in Christus uitverkoren van vóór de grondlegging van de wereld (Ef.1:4), en zijn de namen van bepaalde gelovigen niet opgeschreven van de grondlegging van de wereld af? (Op.13:8). De Heer Jezus is om het leven gebracht door Jood en heiden, maar ook leert de Schrift dat Hij vrijwillig zijn leven heeft afgelegd voor zijn schapen (Joh.10:15-18). Zijn dood was een noodzakelijk gebeurtenis in het plan van God. Vijf metaforen in het evangelie naar Johannes maken duidelijk dat de Heer Jezus moest sterven en dat Hij dat op vrijwillige basis heeft gedaan.

De Heer Jezus gezien als een Lam

Onmiddellijk na de zondeval, merken we op dat de gevallen mens zich ging bedekken met vijgenbladeren waarvan ze schorten maakten (Gen.3:7). Maar die bedekking bleek onvoldoende want ‘de Here God maakte voor de mens en voor zijn vrouw klederen van vellen en bekleedde hen daarmede’ (Gen.3:20). Een prachtige verwijzing naar het offer van Christus door wiens werk op Golgotha wij, de gelovigen, bekleed zijn met de klederen des heils, en de mantel der gerechtigheid’ (Jes.61:10). Het offer als verzoenend middel zien we door het hele Oude Testament heen in de verschillende typen. En elke Jood wist dat: ‘Want de ziel van het vlees is in het bloed en Ik heb het u op het altaar gegeven om verzoening over uw zielen te doen, want het bloed bewerkt verzoening door middel van de ziel’ (Lev.17:11). De in zonde gevallen mens, moest verzoend worden met een heilige God, wiens ogen te rein zijn om het kwaad te aanschouwen (Hab.1:13). Er moest een middellaar komen om voor ons tussenbeide te treden. Want: ‘Indien de ene mens tegen de andere mens zondigt, dan zal God hem richten; maar indien een mens tegen de Here zondigt, wie zal dan voor hem tussenbeide treden? (1Sam.2:25; Jes.59:2,12). Daarom werden er in het Oude Testament (verzoen-) offers gebracht, maar die waren onvoldoende, want ze brachten de zonde alleen maar in herinnering. ‘Want het is onmogelijk dat bloed van stieren en bokken zonden wegneemt’ (Heb.10:4), vandaar dat er een ‘ander’ offer moest komen. De vraag van Isaak aan zijn vader Abraham: ‘waar is het lam ten brandoffer’ wordt, eeuwen later, in het Nieuwe Testament beantwoord in de persoon van de Heer Jezus. ‘Daarom zegt Hij bij zijn komen in de wereld: ‘Slachtoffer en offerande hebt U niet gewild, maar U hebt Mij een lichaam toebereid; in brandoffers en zondoffers voor de zonde hebt U geen behagen gehad. Toen zei Ik: Zie, Ik kom – in de boekrol is over Mij geschreven – om Uw wil te doen, o God’ (Heb.10:5-7). Daarom is de Heer Jezus mens geworden en vlees en bloed aangenomen om dat offer te kunnen brengen. Toen de Heer Jezus dan ook bij Johannes de doper kwam om door hem gedoopt te worden horen we voor het eerst dat de Heer Jezus ‘het Lam van God is dat de zonden van de wereld wegneemt’ (Joh1:29, 36). Op die manier werd er ook een antwoord gegeven op de uitspraak van Abraham tot zijn zoon Isaak: God zal zelf voorzien in een lam ten brandoffer, mijn zoon (Gen.22:7, 14). De Heer Jezus was dat volmaakt vlekkeloos en onberispelijk Lam door wiens bloed wij verlost en gereinigd zijn (1Petr.1:18-19; 1Joh.1:7). Door Jezus’ dood, sterven en opstanding is ons het bewijs gegeven dat God volmaakt voldoening in het offer van zijn Zoon heeft gevonden en dat onze zonden verzoend zijn, zodat wij voor God kunnen verschijnen.

De Heer Jezus gezien als een tempel

In het evangelie naar Johannes vinden we, naast de Heer Jezus als het Lam van God, nog andere beelden van de Hem, onder andere een tempel, waarnaar de Heer Jezus zelf een metaforische verwijzing maakt. ‘Op de vraag van de Joden welk teken Jezus hun zou laten zien, antwoordde Hij: ‘Breek dit tempelhuis af en in drie dagen zal Ik het oprichten’. De Joden zeiden dan: In zesenveertig jaar is dit tempelhuis gebouwd, en U zult het in drie dagen oprichten? Maar Hij sprak over het tempelhuis van zijn lichaam’ (Joh.2:18-21). Voor de Joden was deze vergelijking vreemd en ze verstonden niet wat Jezus daarmee bedoelde te zeggen (Joh.2:21). Dit misverstaan kwam nog duidelijker aan het licht bij Jezus’ veroordeling, toen de Joden het als een beschuldiging naar voren brachten (Mat.26:61). De vergelijking van een lichaam met een tempel komen we later ook tegen in de brief van Paulus aan de Korinthiërs. ‘Of weet u niet, dat uw lichaam de tempel is van de Heilige Geest die in u is, die u van God hebt, en dat u niet van uzelf bent?’ (1Kor.6:19). De Heer Jezus heeft ook een lichaam aangenomen: ‘het Woord is vlees geworden’ (Joh.1:14), eigenlijk ‘getabernakeld’, d.i. in een tent gewoond. En in het lichaam van de Heer Jezus woonde de hele Volheid van God lichamelijk! (Kol.1:19; 2:9). Dat lichaam, die tempel werd geslagen, bespot, bespuwd, vernederd en uiteindelijk genageld aan een kruis waar Hij is gestorven! Maar de dood had niet het laatste woord, ‘want Gij geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk, noch laat Gij uw gunstgenoot de groeve zien (Ps.16:10; Hand.2:26-27). De Heer is opgestaan uit de doden, door eigen kracht overeenkomstig zijn eigen woorden, ‘en in drie dagen zal Ik het oprichten’ (Joh2:19; Rom.1:4).

De Heer Jezus gezien als een slang

‘Toen zij van de berg Hor opgebroken waren in de richting van de Schelfzee ten einde om het land Edom heen te trekken, werd het volk onderweg ongeduldig. En het volk sprak tegen God en tegen Mozes: Waarom hebt gij ons uit Egypte gevoerd? Om te sterven in de woestijn? Want er is geen brood en geen water en van deze flauwe spijs walgen wij. Toen zond de Here vurige slangen onder het volk; die beten het volk, zodat er velen van Israël stierven. Daarop kwam het volk tot Mozes en zeide: Wij hebben gezondigd, want wij hebben tegen de Here en tegen u gesproken; bid tot de Here, dat Hij de slangen van ons wegdoe. Toen bad Mozes ten gunste van het volk. De Here dan zeide tot Mozes: Maak een vurige slang en plaats die op een staak; ieder, die daarnaar ziet, wanneer hij gebeten is, zal in leven blijven. Toen maakte Mozes een koperen slang en plaatste die op een staak; en wie, wanneer een slang hem gebeten had, op de koperen slang de blik richtte, bleef in leven’ (Num.21:4-9). Deze gebeurtenis gebruikt de Heer Jezus tijdens zijn gesprek met Nicodémus (Joh.3:14-15). De Heer neemt deze gebeurtenis volledig als waar gebeurd aan, vergeestelijkt het niet, maar past het op Zichzelf toe, want zoals de slang werd verhoogd moest ook Hij worden verhoogd (Joh.12:32, 34). Om te hangen aan een paal was een grote vernedering, te vergelijken met een vloek; ‘Vervloekt is ieder die aan een hout hangt’ (Gal.3:13). Het was de straf voor moordenaars. ‘Wanneer iemand een zonde begaat, waarop de doodstraf staat, en hij wordt ter dood gebracht en gij hangt hem aan een paal, dan zal zijn lijk gedurende de nacht niet aan de paal blijven, maar gij zult hem dezelfde dag nog begraven, want een gehangene is door God vervloekt en gij zult het land dat de Here, uw God, u als erfdeel geven zal, niet verontreinigen’ (Deut.21:22-23). De Heer Jezus was geen moordenaar maar toch werd Hij als zodanig behandeld. De Heer Jezus is voor ons een vloek geworden om ons vrij te kopen van de vloek van de wet (Gal.3:13; 2Kor.5:21).

De Heer Jezus gezien als een Herder

Het beeld van een herder en een schaap vinden we doorheen heel de Bijbel. Onder de wet stierf het schaap ten behoeve van de noden van de herder, de dieren ondergingen het in onwetendheid en niet uit eigen wil. Maar de Heer Jezus, de goede Herder, gaf zijn leven voor de schapen, vrijwillig en in het volle besef van wat Hij deed! ‘Ik ben de goede herder, de goede herder legt zijn leven af voor de schapen’ (Joh.10:11). Deze vrijwillige overgave van de Heer Jezus voor de schapen vormt de kernboodschap van de gelijkenis van de goede Herder in het evangelie naar Johannes (Joh.10:1-18). De Heer Jezus zag de mensen als schapen die geen herder hebben (Mat.9:36). Hij kende meer waarde toe aan de mens dan aan een schaap (Mat.12:12) en was bereid zijn leven daarvoor te geven. ‘Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven afleg’ (Joh.10:17). Johannes laat ons die kant van Jezus’ offer zien die in de andere evangeliën niet zo sterk belicht wordt; we zien een Jezus die vrijwillig zijn leven gaf. Dat heeft uiteraard te maken met het karakter van Johannes zijn evangelie, die de Heer Jezus naar voren brengt als de Zoon van God. ‘Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven afleg, opdat ik het weer neem. Niemand neemt het van Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af; Ik heb macht het af te leggen en heb macht het weer te nemen. Dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen’ (Joh.10:17-18). Paulus schrijft aan Timotheüs: ‘De mens Christus Jezus, die Zichzelf gegeven heeft’ (1Tim.2:5). Wanneer we die vrijwillige overgave voor ogen houden begrijpen we misschien beter wat het betekende dat de Heer Jezus op het kruis ‘zijn hoofd boog en zijn geest (over-) gaf’ (Joh.19:30). Dit is de zelfstandige en de vrijwillige overgave van zijn geest in de dood; dus niet zoals ‘gaf de geest (= blies de laatste adem uit) in Mat.27:50.

De Heer Jezus gezien als het zaad

Dit is het vijfde en het laatste beeld van de Heer Jezus die we hier bespreken; de Heer Jezus gezien als het zaad dat vrucht voortbrengt (Joh12:20-28). ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij alleen; maar zij sterft, draagt zij veel vrucht’ (Joh.12:24). Ook hier valt weer de vrijwillige overgave van de Heer Jezus op om zijn leven te geven, daarvoor was Hij in dat uur gekomen (Joh.12:27). Het is niet zo dat Jezus’ lijden en sterven een teken van overwinning door de vijand was, eerder het tegenovergestelde. Het ‘zaad’ moest in de aarde vallen om vrucht voort te brengen. Het lichaam van de Heer werd door Nicodémus en Jozef van Arimathéa in een graf gelegd, maar na drie dagen stond de Heer op en was het graf leeg! De prediking van de opgestane Heer is oorzaak voor velen tot redding geweest, wereldwijd en over alle achter ons liggende eeuwen. Het ‘zaad van de vrouw’, Jezus heeft veel vrucht gedragen!

Tenslotte

Vijf beelden van de Heer Jezus’ en van zijn dood op het kruis. Elk beeld geeft ons een specifieke waarheid. Zoals het lam op het altaar, stierf de Heer Jezus als een vervanger voor ons die hadden verdiend om te sterven. Jezus’ lichaam gezien als een tempel was afgebroken zoals de slang die werd verhoogd en tot een vloek werd. De herder gaf zijn leven vrijwillig en het zaad bracht nieuw leven voort.

___________________________________________________________________________________________________________