Opwekkingen in Juda – Koning Hizkia – Bijbel – Oude Testament

18 augustus, 2023

Bijbelboeken: 2 Koningen

Bijbel – Oude Testament

Opwekkingen in het Koninkrijk Juda

Deel 1 – (2 Koningen 18 – 2 Kronieken 29-30)

Hizkia, koning van Juda

Voorwoord

Het noordelijk koninkrijk Juda heeft twintig koningen gekend, waarvan er twee, geestelijk gezien, ver boven de anderen uitstaken, Hizkia en Josia. Beide hadden ze voorgangers, hun vaders en grootvaders, die tegen God zondigden door niet te wandelen naar zijn geboden. Beiden acteerden in, wat we een eindtijd zouden kunnen noemen, namelijk aan het einde van het koninkrijk Juda. Beide waren, door genade en geloof, de leiders van een opwekking. Deze opwekkingen waren van tevoren niet verwacht, en we mogen ze dan ook zien als een werk van Gods Geest. Opwekking of opleving refereert binnen de christelijke context over het algemeen aan een periode van geestelijke vernieuwing binnen de Gemeente. ‘Ontwaakt, u die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten’ (Ef.5:14; Rom.13:11), wordt tegen gelovigen gezegd. In het christendom wordt hieronder verstaan een buitengewoon werk van de Heilige Geest waardoor geestelijk ingeslapen gelovigen wakker worden, naamchristenen daadwerkelijk gaan geloven en niet-christenen tot geloof komen en bij de kerk komen. De nadruk ligt hier op het werk van de Geest (en niet het werk van mensen). Een opwekking begint vaak met een sterk zondebesef, het belijden van zonden, bekering, de gave van de zekerheid van het heil en levensheiliging. Doordat kerkleden zich bekeren worden kerken ook aantrekkelijker voor niet-christenen. Tekenen van een opwekking zijn de massale bekering van mensen tot het christelijk geloof en een moreel herstel in het gedrag en uitingen van de gelovige.

De Noord-Amerikaanse opwekkingsprediker Jonathan Edwards noemde vijf aspecten die typerend zijn voor een opwekking: (1) de werking van Gods Geest is universeel, (2) er worden grote aantallen mensen in korte tijd wedergeboren, (3) Gods Geest bewerkt in korte tijd bij velen een geestelijke doorbraak, (4) er is een grote geestelijke diepgang (5) de opwekking breidt zich uit naar andere plaatsen.

Inleiding

De moord op zijn vader Amon bracht Josia op de troon (2Kon.21:23). Hij was de laatste van de ‘goede’ koningen van Juda voordat het einde van het volk kwam en in ballingschap gevoerd werd. Hij regeerde in Juda van 639-608 en was een voorbeeld voor het volk: ‘Zo priester, zo volk’ (Hos.4:9) en niet ‘Zo vader, zo zoon’. Want Manasse zijn vader en grootvader waren koningen die niet gewandeld hadden op de weg van de Heer. In koning Josia zijn tijd was het volk verwikkeld in de afgodendienst en had het de dienst aan de Here opgegeven. Josia was geheel anders, en was als een ‘licht schijnend in de duisternis’ (Fil.2:15). Hij was al op achtjarige leeftijd koning geworden en we lezen dat hij op zijn zestiende de Here begon te zoeken. Hij zocht de Here in zijn jongelingsjaren (Pred.12:1) en dat maakte het verschil! ‘Vertrouw op de Here met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken’ (Spr.3:5-6). Waarschijnlijk heeft de hogepriester Chilkja daar ook een aandeel in gehad (2Kon.22:4). Het is interessant te weten dat Josia’s moeder Jedida. Jedida of Jedidja betekent ‘geliefde van God’ en dat kan een aanwijzing zijn dat Josia’s moeder ook een gunstige geestelijke invloed op Josia heeft gehad. De profeten Jeremia en Zefanja leefden in zijn tijd.

Hizkia’s reformatie (2Kon.18:1-8; 2Kron.29-32)

De geestelijke toestand van het volk in de dagen van Hizkia was ronduit miserabel. We lezen in 2 Kronieken 29:3, 7 het volgende: ‘Zelfs hebben zij, de voorouders, de deuren van de voorhal gesloten, de lampen gedoofd en geen reukwerk ontstoken noch brandoffers gebracht in het heiligdom aan de God van Israël, De dienst aan God was totaal tot stilstand gekomen.

De deuren van het huis des Heren waren gesloten, er was geen toegang tot God om Hem te aanbidden. De lampen waren gedoofd er was duisternis, waar voeger de zeven lampen het volle licht verspreiden. Er werd geen reukwerk meer ontstoken, dat wil zeggen geen priester voor het gouden altaar, of verzoendeksel; geen voorbede meer! Geen brandoffers meer wanneer het volk tot God naderde. Bovendien was het huis des heren verontreinigd. Hizkia was zich bewust van de ernst van de situatie en begon onmiddellijk met de reiniging van het huis des Heren, de Levieten, priesters en de gehele gemeente. En hij zei tot hen: ‘Hoort naar mij, Levieten! Heiligt u thans, heiligt het huis van de Here, de God uwer vaderen, brengt het onreine uit het heiligdom naar buiten’ (2Kron.29:5). Zelfs de koperen slang die Mozes gemaakt had, sloeg men kapot omdat de Israëlieten daaraan offerden en men noemde haar ‘Nechustan’ een stuk koper (2Kon.18:4).

Hizkia’s viering van het Paasfeest (2Kron.29:30-31)

Toen het heiligdom, de Levieten, de priesters en het volk gereinigd waren door het bloed van de offers, beval koning Jechizkia de oversten de Levieten, de Here te loven met de woorden van David en van de ziener Asaf. En zij zongen de lofzang met vreugde, knielden en bogen zich neer.  Toen nam Jechizkia het woord en zei: Nu hebt gij u de Here gewijd. Treedt nader en brengt slachtoffers en lofoffers voor het huis des Heren. En de gemeente bracht slachtoffers en lofoffers; ook bracht ieder die daartoe van harte bereid was, brandoffers’.

De viering van het Paasfeest kon beginnen en de uitnodigingen werden verzonden, zelfs naar Efraïm en Manasse. Maar het voornemen om te vieren stuitte op problemen, omdat er niet voldoende priesters waren die zich geheiligd hadden en het volk was nog niet in Jeruzalem gekomen. Zoals we zien was het nog allemaal in zwakheid. Maar het oponthoud gaf gelegenheid om het hele volk uit te nodigen, gepaard gaande met een oproep tot bekering. Maar ook dat bleek niet zo eenvoudig, de boden werden uitgelachen en slecht enkelen kwamen naar Jeruzalem. Ook al Hizkia zich volledig tot God gekeerd het volk volgde hem niet, eigenlijk slechts uiterlijk, hun hart was niet geraakt.

Hizkia’s beloning (1Kon.20:37)

Maar het is ook zo, daar waar geestelijke activiteit ontplooid wordt, dat de vijand daar niet mee gediend is, en zo was het hier ook de vijand lag voor de deur… Ook al had Hizkia goede voornemens en was zijn beleid erop gericht om het volk terug tot God te brengen, dat wilde niet zeggen dat hem, en het volk, moeilijkheden bespaard bleven. We lezen dan ook dat kort daarna dat Sanherib oprukte, de koning van Assur. Hij trok Juda binnen, belegerde de versterkte steden en dacht ze te veroveren. Maar het volk werd op een wonderlijke wijze gespaard voor de wrede plannen van Sanherib. Wonderlijk, want door het Woord van God en gebed. Hizkia bad tot God en Die zond een antwoord door de profeet Jesaja tot Sanherib (2Kon.19:20-34): ‘Omdat gij tegen Mij geraasd hebt en uw overmoed tot mijn oren is opgestegen zal Ik mijn haak in uw neus slaan en mijn bit in uw mond leggen, en u doen terugkeren langs de weg die gij gekomen zijt. En dit zal u het teken zijn: gij zult dit jaar eten wat vanzelf opkomt en in het tweede jaar wat nawast; maar zaait in het derde jaar en oogst, plant wijngaarden, en eet de vrucht daarvan’ (1Kon.19:28-29). God doodde 185.000 strijders in een nacht, en later werd Sanherib door zijn zoons afgezet en gedood.

Hizkia’s einde (2Kon20:1-11)

Maar dat was niet alles, de volgende vijand was de dood (1Kor.15:26). Een ongeluk komt zelden alleen, zegt men wel eens, en terwijl Sanherib probeerde Jeruzalem te verwoesten werd Hizika ziek. Het is niet helemaal duidelijk waarom dit lijden over Hizkia kwam maar mogelijk was de hoogmoed van Hizkia de oorzaak. We lezen in 2Kronieken: ‘Maar Jechizkia schoot te kort in dankbaarheid voor de weldaad, hem bewezen, want hij werd hoogmoedig, zodat er toorn kwam te rusten op hem, op Juda en op Jeruzalem.

(Opwekkingen in het Koninkrijk Juda, deel 1 zie ‘Opwekking onder koning Josia’)

__________________________________________________________________________________________________