Oude Testament – Profetische hoofdlijnen Genesis – Genesis 12

29 juli, 2023

Bijbelboeken: Genesis

Oude Testament

Profetische hoofdlijnen van het boek Genesis

Inleiding

Genesis 12

Met de roeping van Abraham begint de geschiedenis van het volk Israël. God zou ze tot een grote natie maken, hen zegenen en tot een zegen doen zijn voor alle volken. Het heil is uit de Joden!

Genesis 14

Profetisch kunnen we de gebeurtenissen die na deze oorlog plaatsvonden, (de verbonden volkeren van de eindtijd, waarin het volk Israël in het bijzonder in het gedrang zal komen, maar waarin de vijanden zullen worden overwonnen) de tijd zien van, de Prins van de Vrede, de Koning van de Gerechtigheid, de grote Hogepriester, de Heer Jezus Christus, Die zal verschijnen om zijn volk Israël te zegenen. Dan zal Israël Hem erkennen zoals Abraham Melchizedek erkende als God de Allerhoogste.

Genesis 15

Het verblijf in Egypte, kunnen we zien als het opgaan van Israël te midden van de volkeren. Typisch is de beschrijving van de ‘rokende oven’; doet ons dat niet denken aan de Holocaust?

Hoofdstuk 21

‘Toen de volheid van de tijd gekomen was zond God zijn Zoon’ (Gal.4:4). Sara baarde Isaak, de zoon van de belofte. Izaäk en Ismaël beelden twee tijdperken, bedelingen uit. Hagar komt overeen met het aardse Jeruzalem, wier kinderen in slavernij zijn. Sara is het beeld van Jeruzalem dat boven is, en vrij!

Hoofdstuk 22

In dit hoofdstuk zien we Abraham als type van God die ‘zelfs zijn eigen Zoon niet spaarde, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft’ (Rom.8:32). Izaäk is hier natuurlijk het beeld van de Heer Jezus, Die als een Lam ter slachtbank ging! We zien Izaäk hier als: het Lam van God in zijn offer, sterven en opstanding.

Hoofdstuk 23

De zoon (Christus) was gekomen en Sara (Israël) verdween van dit aardse toneel. Sara is het type van Israël als natie en haar dood symboliseert de dood van Israël als natie. Deze gebeurtenis moet in verbinding gebracht worden met het voorgaande hoofdstuk.

Daar zagen we dat Izaäk op het altaar werd gelegd, maar er ook weer afkwam. Dit is het beeld van de dood en opstanding van de Heer Jezus. Onmiddellijk daarna, stierf Sara, door wie Isaak in de wereld kwam. De Heer Jezus kwam (naar het vlees) uit een Joods gezin! Israël, dat is Sara, werd begraven temidden van de Hethieten, dat een beeld is van de volkeren. Maar Israël heeft de belofte van herstel, uitgebeeld door de opstanding. God heeft Israël beloofd om ze uit het nationaal ‘graf’ weer op te zoeken, op te wekken en te brengen naar het land dat aan Abraham beloofd was.

Hoofdstuk 24

In dit hoofdstuk zien we Isaak de zoon en erfgenaam, met de vader die zijn knecht uitzond om een bruid voor zijn zoon te zoeken. Typologisch zien we hier de roep en thuiskomst van haar, die de troost is van de Zoon, na Israëls falen en nationale dood, de Gemeente. De knecht is een beeld van de heilige Geest. Hij werd uitgezonden nadat Christus was verheerlijkt en met de Pinksterdag begon Hij aan zijn dienst op aarde. Hij getuigde van de Vader en de Zoon; hoe rijk de Vader is en dat de Zoon de erfgenaam is. De heilige Geest roept mensen op, en voor hen die Hem gehoorzamen is Hij ook degene die hen naar de Bruidegom leidt.

Hoofdstuk 25

Abrahams huwelijk met Ketura en het nageslacht van haar besluit deze opmerkelijke geschiedenis. Dat dit huwelijk plaats had na het huwelijk van Isaak (typisch gezien: de bruiloft van het Lam) maakt het zeer interessant. Nadat de Gemeente voltallig is en de genadetijd op haar einde loopt, zal het zaad (lijfelijk) van Abraham gezegend worden en tot een zegen zijn voor de volkeren. Dat zal het resultaat van het nationale herstel van Israël. Dan zullen alle volkeren gezegend worden door Abraham nageslacht. Het nageslacht van Ketura staat voor de volkeren die het duizendjarig vrederijk zullen bewonen. ‘Isaak’ is echter de enige erfgenaam, ‘Abraham nu gaf alles wat hij had aan Isaak’. De volkeren werden weggezonden met ‘geschenken’.

Hiermee is de geschiedenis van Abraham geëindigd en stopt de typologische toepassing. In de volgende hoofdstukken wordt de draad weer opgenomen maar dan vanuit het leven van Jakob. Dat wordt al voor zijn geboorte aangeduid doordat God tegen Rebecaa zegt dat er twee volken in haar schoot zijn. (25:23).

Hoofdstuk 26

Hoofdstuk 28

Abraham hebben we als een type gezien van de Vader; is Isaak het type van de Zoon in Jakob zullen we een type vinden van de heilige Geest. Jakobs geschiedenis is een voorafschaduwing van de geschiedenis van zijn zonen. Jakobs vertrek staat voor Israëls verdrijving uit hun eigen land om hun wandel en lijden onder de volkeren te ondergaan, totdat ze naar het land zullen worden teruggebracht om tot het hoofd van de volkeren te worden aangesteld. In de tuchtiging die over Jakob komt in de tijd bij Laban zien we Gods bestuurlijk handelen met Israël.

Hoofdstuk 29

In de tijd van zijn ballingschap in Padam-Aram gedurende twintig jaar lezen we niet dat God zich aan Jakob openbaard, evenals in de tijd dat Israël onder de volkeren verstrooid is. In die periode is de Gemeente de ontvanger, drager en uitvoerder van Gods raadsbesluit in de kracht van de Heilige Geest (1Tim.3:15).

We lezen niets van het sterven van Rebekka in de Bijbel. Zoals we hebben gezien was Rebekka een beeld van de Gemeente. Nadat het verslag in Genesis overgaat van Isaak naar Jakob horen we niets meer van Rebekka. Rebekka is verborgen op de achtergrond aanwezig en ontmoet haar God, zoals ook de Gemeente en de opname van de Gemeente tot haar Heer een verborgenheid is.

______________________________________________________________________________________________________________________________