'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.
In deze serie studies: ‘Een prediker gezocht!’ laten we meerdere personen uit de Bijbel de revue passeren die Gods Woord hebben mogen verkondigen. De eerste in de rij is vanzelfsprekend ook de grootste, de Heer Jezus Christus, van wie de dienaars tot de overspriesters en farizeeën getuigden: ‘Nooit heeft een mens zo gesproken als deze mens.’ (Joh.7:46)
Een opgewonden menigte was verzameld aan de oever van de Jordaan om te luisteren naar een bijzondere man die plots uit de wildernis gekomen was. Hij verrichte geen wonderen, maar zijn boodschap sloeg in als een bom, zelfs de religieuze leiders kwamen luisteren. (Mat.3:7) De hemel had zich al in geen vierhonderd jaar laten horen, maar nu was Johannes de Doper gekomen, de laatste en de grootse van de Joodse profeten, (Mat.11:11) en hij kondigde het koninkrijk van God aan, niet een soort politiek koninkrijk waar de meeste Joden naar uitkeken, maar een geestelijk koninkrijk dat eeuwig leven bracht en vergeving van zonden. Johannes doopte hen die hun zonden beleden en zijn boodschap voor waar aannamen, (1Thes.2:13) en zijn dienst was het ‘begin van het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God’ (Mark.1:1; Hand.1:21-22; 10:37-38). Het woord ‘Evangelie’ betekent ‘Goed Nieuws’, en inderdaad was het goed nieuws, want de Messias was gekomen precies zoals de profeten het hadden voorzegt. Een nieuw fase in de geschiedenis van het volk Israël was aangebroken.
Inleiding
Al trok Johannes de Doper veel volk met zijn boodschap, hij was slechts ‘een stem van een roepende in de woestijn’ en was zich bewust van zijn positie. ‘Ik ben niet waard, zei hij, om zijn schoenriem los te maken.’ (Mark.1:7) ‘Na mij komt iemand die sterker is dan ik’ (Joh.1:27). Die ‘iemand’ was de Heer Jezus, het Lam van God, die de zonde van de wereld zou wegnemen. De stem en de boodschap van Johannes de Doper was beperkt tot de inwoners van het volk Israël, Jezus’ stem en boodschap zou uitgaan over de hele wereld!
De Heer Jezus kwam naar de Jordaan vanuit Nazareth, waar Hij was opgegroeid en had gewerkt als een timmerman. Hij was ongeveer dertig jaar oud (Luk.3:23) en nog niet gekend bij het volk, en Hij kwam om door Johannes de Doper gedoopt te worden, aan het begin van zijn dienst, die maar zo’n drieënhalf jaar zou duren. Toen de Heer Jezus uit het water omhoogsteeg, daalde de Heilige Geest in de gestalte van een duif op Hem neer en de Vader sprak vanuit de hemelen en zei: ‘U bent mijn geliefde Zoon, in U heb Ik welbehagen gevonden’ (Luk.3:22). Deze openbaring maakte duidelijk Wie Jezus is, de Heiland van de wereld. ‘Zie, mijn knecht, die Ik ondersteun; mijn uitverkorene, in wie Ik een welbehagen heb. Ik heb mijn Geest op hem gelegd: hij zal de volken het recht openbaren. Hij zal niet schreeuwen noch zijn stem verheffen, noch die op de straat doen horen. Het geknakte riet zal hij niet verbreken en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven; naar waarheid zal hij het recht openbaren. Hij zal niet kwijnen en niet geknakt worden, tot hij op aarde het recht zal hebben gebracht; en op zijn wetsonderricht zullen de kustlanden wachten.’ (Jes.45:1-4)
Jezus luisterde en stelde vragen – (Luk.2:41-32)
De Schrift verplaatst ons van de Jordaan naar de tempel in Jeruzalem, de hoofdstad en de tempel. Na de besnijdenis en de vertoning in de tempel (Luk.2:21-35, 39) keerden Jozef en Maria met Jezus van Jeruzalem terug naar Nazareth, waar Hij opgroeide in een kroostrijk gezin, want er werden nog meer kinderen geboren. (Mat.13:55-56) We horen lange tijd niets van de Heer Jezus, maar toen Hij twaalf jaar oud was, ging Hij samen met zijn ouders, op naar Jeruzalem vanwege het Paasfeest. En daar in de tempel, te midden van de geestelijke leiders van het volk, luisterde Hij en stelde vragen. Er is dus een gesprek geweest waarin de Heer Jezus vragen stelde maar ook antwoorden gaf (Luk.2:47). Waar zou het over gegaan zijn, welk onderwerp kwam aan bod? We kunnen er slechts naar gissen, maar in elk geval was het van hoogstaande kwaliteit, want allen die Hem hoorden, waren buiten zichzelf over zijn inzicht en antwoorden (Luk.2:47).
En dan horen we de eerste woorden die Jezus gesproken heeft en die in de Schrift vermeld zijn: ‘Waarom hebt u Mij gezocht? Wist u niet dat Ik in de dingen van mijn Vader moest zijn?
Op grond van dat antwoord mogen we wel stellen dat de Heer Jezus zich bewust was van zijn roeping en Wie Hij was, en dat voor zijn toekomstige dienst het verkondigen van Gods Woord daarin een centrale plaats zou innemen. Maar de tijd van zijn openbare dienst was nog niet gekomen en Hij keerde met zijn ouders terug naar Nazareth, waar Hij toenam in wijsheid en grootte en gunst bij God en mensen. (Luk.2:52)
Woorden van genade uit Jezus’ mond – (Luk.4:16-30)
‘En Hij, Jezus, begon ongeveer dertig jaar oud te worden toen zijn openbare dienst een aanvang nam. (Luk.3:23) We gaan voorbij aan de verzoeking in de woestijn en vinden de Heer Jezus naar zijn gewoonte op de sabbat in de synagoge van Nazareth, waar hij het Woord verkondigde. Hij las een gedeelte uit het Bijbelboek Jesaja dat luidt: ‘De Geest des Heren Heren is op mij, omdat de Here mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis; Om uit te roepen een jaar van het welbehagen des Heren en een dag der wrake van onze God; om alle treurenden te troosten.’ (Jes.61:1-2) Het moet om meerdere redenen voor de aanwezigen een shock zijn geweest dat de Heer Jezus deze tekst om Hemzelf toepast. ‘De Geest des Heren Heren is op mij, omdat de Here mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden.’ Wat opvalt is dat de Heer Jezus de laatste woorden ‘en een dag der wrake van onze God’ achterwege laat, want dat is voor de toekomst. (Jes.5:25-29; 63:1-6; Hand.17:31; Op.6:15-17). Nu bracht de Heer Jezus een boodschap van welbehagen, een nieuw tijdperk van zegen voor het volk (Jes.34:8; 63:4; 2Kor.6:2). De aanwezigen waren verwonderd over ‘de woorden van genade die uit zijn mond kwamen’, geen oordeel! (4:22)
Woorden toorn
Woorden van toorn is mogelijk het laatste wat we verwachten van de Heer Jezus, maar toch zijn die er, er is zelfs een heel hoofdstuk aan gewijd, namelijk de rede tegen de Schriftgeleerden en farizeeën. (Mat.23) Oudere lezers kennen wellicht nog wel het lied uit de bundel van Johannes de Heer, dat zegt: ‘Ik wens te zijn als Jezus, Zo need’rig en zo goed; Zijn woorden waren vriend’lijk, Zijn stem was altijd zoet.’ Maar de inhoud van geestelijke liederen zijn niet altijd in overeenstemming met het onderwijs van de Bijbel! In de Schrift lezen we dat de Heer Jezus wel toornig was. Dat was op het moment toen Hij in de synagoge iemand met een verschrompelde hand genas, en de vraag stelde aan de farizeeën, of het geoorloofd was op sabbatdagen goed te doen of kwaad te doen, een mens te behouden of te doden? De Heer kreeg geen antwoord en even later lezen we dat ze Jezus wilden ombrengen. ‘En Hij keek hen rondom met toorn aan, bedroefd over de verharding van hun hart.’ (Mark.3:5) Let wel: die toorn ging met droefheid gepaard! In het Nieuwe Testament vinden we zelfs een aansporing om toornig te worden. ‘Wordt toornig en zondigt niet; laat de zon over uw toorn niet ondergaan’ (Ef.4:26) Ook Jakobus spreekt ervan: ‘Laat ieder mens echter snel zijn om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn. Want de toorn van een man bewerkt Gods gerechtigheid niet’ (Jak.1:19-20) We kunnen dan spreken van een heilige toorn, die in bepaalde situaties vereist is, bijvoorbeeld wanneer de eer van God wordt aangetast!
Woorden van troost
Er is veel leed en verdriet in de wereld, toen en nu, maar weinig troosters. Lazarus, de broer van Maria en Martha was ziek geworden. En velen van de Joden waren naar Martha en Maria gekomen om hen te troosten over hun broer, maar zonder succes. (Joh.11:19) De zusters hadden voor hem gezorgd, maar nog beter ze hadden de Heer Jezus over de situatie ingelicht, met de boodschap Heer, zie, hij die U liefhebt is ziek (Joh.11:3). Maar in plaats van onmiddellijk te komen wachtte de Heer Jezus nog twee dagen, tot grote frustratie van de beide zussen. Toen de Heer Jezus dan eindelijk arriveerde was Lazarus al gestorven. Martha, en wat later ook Maria, sprak de Heer Jezus daarop aan met de woorden: ‘Heer, als u hier was geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn.’ (Joh.11:21) Vandaag de dag, hebben gelovigen die in de Heer jezus geloven een voordeel op Maria en Martha. De Heer Jezus is met alle gelovigen van alle tijden en zijn onafscheidelijk. Toen de Heer Jezus hier op aarde was, was Hij beperkt door zijn menselijk lichaam. Hij vertrok vanwaar Hij was en reisde naar Bethanië om de zuster te troosten. Maar vandaag de dag is de Heer altijd bij ons. ‘Ik zal u geenszins begeven en u geenszins verlaten.’ (Heb.13:5) Doordat Hij altijd bij ons is, is Hij ook in staat ons te bemoedigingen en te troosten.
(1) Hij kent ons verdriet
De Heer Jezus kant ons verdriet, wat daarvan de oorzaak is, en wat Hij moet doen om het te verhelpen. ‘Mijn omzwerving hebt Gij te boek gesteld, doe mijn tranen in uw kruik; zijn zij niet in uw boek?’ (Ps.56:9) De suggestie hier is dat God onze tranen bijhoudt en altijd weet welke dingen ons pijn doen. God kent ons verdriet. Mocht u van mening zijn dat God het te druk heeft met zijn schepping en geen tijd heeft voor uw gebroken hart, dan heeft u het mis. Psalm 147:3-4 zegt namelijk het tegenovergesteld: ‘Hij geneest de verbrokenen van hart en verbindt hun wonden. Hij bepaalt het getal der sterren, Hij roept ze alle bij name’. De God van de schepping is de God die ook gebroken harten geneest
(2) Hij deelt in ons verdriet
God is niet alleen op de hoogte van ons verdriet, Hij maakt er ook deel van uit. ‘Jezus weent.’ (Joh.11:35) De Heer Jezus is de man van smarten en vertrouwd met ziekte. (Jes.53:3) Hij was innerlijk bewogen toen Hij de tragedie zag die zonde en dood in de wereld hebben gebracht. Jezus wist dat Hij Lazarus uit de dood zou opwekken, maar Hij was nog steeds verontwaardigd over het werk van de laatste vijand, de dood. (1Kor.15:26) Onze verheerlijkte Hogepriester in de hemel identificeert zich met onze gevoelens en sympathiseert met onze zwakheid. Rouwende mensen hebben vaak het gevoel dat niemand weet hoe ze zich voelen, maar je kunt er zeker van zijn dat Jezus het wel weet. Toen Hij hier op aarde was, proefde Hij lijden, verdriet en dood, en Hij weet hoe u zich voelt.
(3) Hij kan verdriet veranderen in blijdschap
De Heer Jezus kent ons verdriet, Hij deelt in ons verdriet en Hij kan ons verdriet veeranderen. Hij zei tot Martha: ‘Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven ook al sterft hij; en ieder die leeft en in Mij gelooft sterft geenszins in eeuwigheid.’ (Joh.11:25-26) Wanneer je de Heer Jezus als je Redder kent, hoef je niet bang te zijn voor de dood. Hij heeft immers de dood overwonnen. Voor de gelovige is de dood slechts slaap, het lichaam gaat slapen en de ziel gaan naar Jezus. (1Thes.4:13-18) De Heer Jezus zegt in Johannes 11:11- ‘Onze vriend Lazarus slaapt.’ In de dood, slaapt het lichaam van de gelovige en de ziel keert terug tot God. Omdat we weten dat de Heer Jezus de dood overwonnen heeft, hoeven we geen vrees meer te hebben. Nu jaagt de dood geen angst meer aan, want alles, alles is voldaan. Wie in het geloof op Jezus ziet, die vreest voor dood en helle niet!
Samenvatting
Niemand van ons zal in staat zijn te spreken zoals de Heer Jezus dat heeft gedaan. Toen de Heer Jezus sprak over ‘stromen van levend water’ in Johannes 7, zeiden sommigen uit de menigte: ‘Deze is waarlijk de profeet. Anderen zeiden: Deze is de Christus. De dienaars antwoordden de overspriesters en de farizeeën: ‘Nooit heeft een mens zó gesproken als deze mens spreekt.’ (Joh.7:40,46)